17481 resultaten - Pagina 148 van 1166
... 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 ...
[3] Ik hield zulke overleveringen meestal voor fabels, omdat ik zelf nooit iets dergelijks kon vaststellen, hoewel ik heel vaak de schachten van mijn bergen betreden heb, maar nu na deze welwillende verklaring van U is mij alles glashelder! Alleen dit ene kan ik, tenminste op dit moment, nog niet begrijpen: hoe de berggezellen, die toch eigenlijk geesten zijn, natuurlijk voedsel kunnen eten! Hoe eten en drinken deze toch wat griezelige wezens dan?"Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] KISJONAH zegt: "Heer, ik dank U voor deze uitleg, want deze verlicht mijn hele gemoed en ik zie nu nog duidelijker dat alles wat mij aan alle kanten omgeeft slechts puur leven is."
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Na deze woorden van Mij gaan zij weg en brengen weldra de gebonden razende, die er ontzettend wild uitzag en net zo woest brulde als een hongerige leeuw. Toen Mijn vele gasten deze razende zagen aankomen, overviel hen een grote angst en de vrouwen vluchtten met z'n allen het huis in, want ze durfden niet naar deze verschrikkelijk vertrokken en vreselijk brullende figuur te kijken. Zelfs Mijn moeder verborg zich in het huis en Mijn leerlingen maakten de kring om Mij heen ook groter , Judas verborg zich achter een boom. Alleen Cyrenius, Faustus, Cornelius, Kisjonah en Borus bleven standvastig bij Mij.
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De burgers gaan nu naar huis en brengen de genezen man terug bij zijn kinderen en zijn zeer bedroefde vrouw, die eerst haar ogen nauwelijks gelooft, maar dan direkt in een tranenstroom van dank en vreugde uitbarst. Met haar tien kinderen snelt zij het huis uit naar Mij toe, en samen met haar kinderen dankt zij Mij op haar knieën voor de ongekende weldaad, die haar en haar kinderen bewezen was. Daarbij vraagt zij Mij of zij Mijn huis met alle mogelijke tot haar beschikking staande krachten mag dienen, benevens ieder ander die Ik haar ook maar zou willen aanbevelen!
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Zo vertelde mijn oudste mijnwerker mij nog kort geleden, dat een blauw mannetje hem zou hebben aangeraden om voortaan brood en wijn in een omgehangen leren tas te dragen, dan zouden de hongerige berggezellen daar niet aan kunnen komen. En ook zou niemand in de bergschachten te hard moeten praten, vooral niet fluiten of zelfs vloeken, want de berggezellen konden dat alles niet verdragen en deden daarom al diegenen, die dat gebod niet wilden houden, kwaad! Ook zou niemand diep in de berg mogen lachen, want lachen konden de berggezellen ook niet verdragen. Als mijn mijnwerkers vaak brood en wijn voor de berggezellen achter wilden laten, zouden de berggezellen hen daarvoor behulpzaam zijn bij het rijkelijk vinden van edele metalen.
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "Heel goed, Mijn beste vriend! Maar Ik vraag je alleen dit, dat zowel jij als ieder die hiervan nu weet, het voor zich zou willen houden. Want zoiets is niet voor iedereen heilzaam als hij het zou weten, daar alle Egyptische en Perzische tovenaars niet zelden in verbinding staan met de geesten en kobolden en met hun hulp allerlei toverkunsten doen. Al dat soort toverij is een gruwel voor God, en wie deze uitoefent, voorwaar, die zal niet gemakkelijk in het rijk van God komen! Zulke tovenaars beletten de bovengenoemde geesten de ingang tot het vlees, en als zij sterven, worden zij de gevangenen van zulke onrijpe zielen en kunnen zeer moeilijk bevrijd worden, omdat ze voortdurend iets van de geaardheid van de onrijpe, naakte natuurzielen in zich opnemen. Ik zeg jullie: Een tovenaar zij vervloekt! Want men heeft nog nooit meegemaakt, dat een echte tovenaar met zijn toverij, ook maar ten halve, een goed doel gediend zou hebben! Overal druipt er duimendik de grofste heb- en winzucht vanaf, en ook de brutaalste heerszucht, en zulke geesten moeten in de diepste hel hun deemoedigende loon krijgen!"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Alle AANWEZIGEN aan Mijn tafel zeggen: "Heer, dat is zeker en waar! U moest maken dat de hele wereld er ook zo over dacht en zo deed, dan zou het er in de wereld anders uitzien dan nu! Wij, die hier om U heen verzameld zijn, hebben het nu natuurlijk gemakkelijk, omdat wij U als de grondslag van al het zijn en alle verschijnselen bij de hand hebben. Maar vele honderdduizend maal duizenden, die het onschatbaar grote geluk niet hebben om in Uw allerheiligste gezelschap te zijn en uit Uw mond de woorden des levens te horen, gaat het niet zoals ons! Die verlangen zeker ook net als wij naar Degene, waarvan de gehele schepping maar al te zeer getuigt, maar hun verlangende blikken naar de sterren ontdekken U nooit, en hun grote verlangen wordt nooit bevredigd. Is het dan een wonder, dat bij zulke mensen de miraculeuze tovenaars en de tekenen en hun uitleggers maar al te gemakkelijk gehoor vinden, omdat ze de naar goddelijke zaken verlangende mensen iets aanbieden, dat, ook al is het niet echt, toch in ieder geval een op God gelijkend tintje heeft!?"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Alles wat je in Mijn naam voor de armen zult doen, zal beschouwd worden alsof je het voor Mij doet! Voor Mijn huis wordt echter gedurende het poosje dat Ik hier nog door zal brengen, al voldoende gezorgd. Maar als Ik weer kom, hoor je dat nog wel."
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Doe dat, beste vrouw! Zo zouden alle rijken moeten doen, dan zouden de armen nooit noodlijdend zijn. Want de armoede is een kwade zaak en verleidt de mens vaak tot grotere zonden dan de rijkdom. De rijke behoudt ten opzichte van de wereld tenminste zijn aanzien en veroorzaakt zelden zoveel wereldse aanstoot als een arme, die maar al te gemakkelijk door de nood tot de slechtste daden gebracht kan worden. Maar de onbarmhartige rijke, die de armen gebruikt voor het uitvoeren van zijn zonden, is ondanks al zijn wereldse aanzien duizendmaal slechter dan de zondigende arme. Want de arme begaat de zonde uit nood, en de rijke is de aanstichter van de zonde terwijl hij zwelgt in zijn rijkdom.
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Ik zeg jullie allen: Laat jullie liefde voor je kinderen als een kaars branden, maar laat de liefde voor de vreemde kinderen van arme ouders een grote fakkel zijn! Want niemand in de wereld is armer dan een arm verlaten kind, ongeacht of het een jongen of een meisje is. Wie zo'n arm kind in Mijn naam opneemt en het lichamelijk en geestelijk verzorgt als zijn eigen bloed, die neemt Mij op, en wie Mij opneemt neemt ook Hem op, die Mij in deze wereld heeft gezonden en helemaal Eén met Mij is!
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] O mensen, neem allen aan mij een voorbeeld! Ook ik was een zondares, en God liet Zijn altijd heilige tuchtroede verschrikkelijk op mij neerkomen, maar ik wankelde niet in mijn vertrouwen, had berouw over mijn zonden en bad vurig tot de Vader in de hemel, en zie, Hij, Hij alleen heeft mijn smeken gehoord en hielp mij wonderbaarlijk uit de grootste en verschrikkelijkste nood!
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Na deze woorden droogde IK de tranen van Mijn ogen en zei tegen de nog helemaal van liefde tot God gloeiende vrouwen kinderen: "Lieve vrouw! Omdat je liefde en je geloof in God zo sterk is, zoals dat nog maar zelden voorkomt, daarom kan Ik je niet zo maar laten gaan. Zend de oudste zoon naar je man om hem te halen, want Ik heb nog veel belangrijks met hem te bespreken!"
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Toen de beiden arriveerden, zei IK tegen hem: "Vriend, Ik heb je laten roepen opdat je niet alleen naar lichaam, maar vooral ook naar ziel helemaal gezond zult worden en zult weten waarom dit allemaal met je is gebeurd. In de eerste plaats zul je gedurende deze avond Mijn gast zijn tesamen met je lieve vrouwen je kinderen, en ten tweede zul je hier zoveel zien en horen, dat je daardoor gemakkelijk te weten zult komen wie Degene is, die je heeft genezen. Nadat jij en je vrouw dat zullen begrijpen, zal het voor jullie nog duizendmaal lichter in het gemoed worden, en je zult inzien dat je werkelijk volkomen genezen bent.
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Zeg maar niets meer, want nu zul je getuige zijn van nog grotere dingen! Maar laat je op het hart gebonden zijn dat je hierover tegen geen mens, zelfs niet tegen Mijn leerlingen, iets vertelt! Want voor hen is de tijd nog lang niet rijp; maar als de tijd daar is, dan zullen zij toch alles wel te weten komen. -Open nu echter de kist zodat wij zien in hoeverre de jongen al vergaan is!"
Hoofdstuk 70: De opwekking van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarop zeg Ik tegen de jongen: "Josoë, Ik zeg je, sta op en leef, en getuig van Mijn macht om ook zulke doden als jij op te wekken!"
Hoofdstuk 70: De opwekking van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)