5587 resultaten - Pagina 148 van 373
... 136 - 137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 ...
[15] En zo moet hij leven en zijn geslacht vermeerderen; maar hij moet Mij van tevoren driemaal zijn eigen hart en zevenmaal Ahars hart offeren. Indien hij dat mocht nalaten, dan zal zijn ontrouw aan het daglicht komen en zal hij een booswicht worden en de slang zal door hem leven en zal daarna steeds verder leven in al zijn dochters, die daardoor aan de buitenkant mooi worden, maar des te lelijker van binnen en zij zullen al zijn zonen in het verderf storten en de kinderen van Mijn liefde met hun gif besmetten en Mij Mijn zonen afhandig maken.Hoofdstuk 17: De nieuwe godsdienst en levenswijze - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, toen kwam de sabbat des Heren en daarmee ook de tijd om te offeren. Toen nam Kaïn uit traagheid en ergernis vanwege de grote hitte tien garven waarin geen vrucht meer was, omdat de volle hem te zwaar waren om naar zijn offeraltaar te dragen en omdat hij het jammer begon te vinden van de vrucht, die daar voor niets verbrand moest worden, terwijl hij er voor zichzelf drie keer brood van zou kunnen bereiden. En zo kreeg hij kwade gedachten en legde het lege stro op het altaar en stak het aan; maar zie, de rook steeg niet op naar de hemel, maar sloeg op de aarde neer, waarover Kaïn in zijn hart nog nijdiger werd.
Hoofdstuk 18: Kaïns en Abels offer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Tegelijkertijd ontstak ook de vrome Abel zijn offer voor de ogen van de Heer en sprak door en door ontroerd: "O Gij goede, heilige Vader, die mij zwakkeling met al Uw kracht van Uw heilige liefde, met het grote oog van Uw zon, zo genadig aanziet! Uw grote liefde brandt weliswaar op mijn huid, - maar mijn hart klopt bij deze grote hitte des te sneller door Uw onmetelijke liefde voor ons zondaars.
Hoofdstuk 18: Kaïns en Abels offer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zie, toen Kaïn nu merkte dat de rook van Abel naar de hemel opsteeg en de zijne op de aarde neersloeg, werd hij nijdig in zijn hart; maar zijn gezicht maakte hij effen, zodat men zijn toorn niet zou merken, terwijl Abel voor Kaïn bad, omdat hij diens sluwheid opmerkte.
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] "Kaïn, waarom ben jij Mij ontrouw geworden en liet je je in beslag nemen door de toorn in je hart, en waarom is je gedrag geveinsd en lieg je met je ogen? Jij hebt iets boosaardigs in de zin tegen Abel! Is dat niet zo? - Ontken het als je dat kunt!
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Zie, Ik heb je geduldig gadegeslagen en liet Mijn bestraffende rechterhand niet op je hoofd neerkomen en Ik werd niet toornig op je in Mijn heiligheid! Overweeg daarom Mijn woorden en word diep gelovig in je hart, dan zul je Mij weer bevallen en je offer zal weer aangenomen worden; als je daarentegen in de geheime boosheid van je hart blijft, dan heeft de zonde zich voor je deur een rustplaats ingericht en zal over je heersen en jij en al je nakomelingen zullen slaven en knechten van haar worden, en de dood zal komen over jullie allen.
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En zo, overgehaald door de boosheid van zijn hart, verliet Kaïn zijn plaats en ging naar Abel toe en zei met zoetgevooisde stem tegen hem: "Broer, broer, kom toch naar mij toe en bevrijd me van de slang die mij nogmaals te gronde wil richten!"
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] Mijn bloed moet je echter verzoenen met je tranen van berouw, totdat daarmee de vlek op je voorhoofd afgewassen is; en je kinderen en je vrouw moet je vol vrees voor de Heer leiden. En als je dat vrijwillig vanuit jezelf zult doen uit vrees voor de Heer, dan zul je blijven leven zoals je nu bent, een balling; maar als je dat doet uit liefde, dan zul je het verharde hart van de gerechtigheid ontroeren."
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En Kaïn en de zijnen zagen de grote vrijgevigheid van de Heer en hij viel met heel zijn familie nogmaals neer en dankte God vanuit het diepst van zijn hart voor zulke grote weldaden en zei, in tranen badend: "O Heer, Uw rechtvaardigheid is groot en onbegrijpelijk, - maar hoe groot moet Uw liefde dan wel zijn, dat U nog in staat bent de zware zondaar met Uw grote weldaden te gedenken, O Gij eeuwige Liefde! Hoe groot moet de boosheid wel zijn, die U ooit zou kunnen miskennen!"
Hoofdstuk 21: Het verdrag van de Heer met Kaïn - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar voor nu ben ik in naam van de gerechtigheid van God als vader jullie aller wetgever en wee degene die ongehoorzaam wordt aan mijn geboden! Mijn vloek zal hem hevig treffen; dan zal er echter geen erbarmen zijn in mijn hart voor de vervloekte, omdat er in mijn hart geen liefde meer woont, maar slechts gerechtigheid.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En zie, toen trokken zij allen weg en gingen aldus aan het werk om een stad te bouwen, en daaraan werkten zij zestig jaar. Omdat de bouwsels dikwijls instortten, hadden zij veel tijd nodig om de woning van de nieuwe vorst te bouwen en konden deze pas afmaken, toen Ik Hanoch in een droom getoond had hoe ze te werk moesten gaan. Want Ik had medelijden met de arme kinderen, die bij deze bouw aan vele en zware mishandelingen bloot stonden van de zijde van de tot dan toe weliswaar zeer ordelijke en rechtvaardige Kaïn, die zich streng aan de wet hield. Door grote schrik te verwekken en onder grote vrees en angst voor de straffen zonder genade of erbarming, leidde hij de zijnen als een tiran. In hem was geen liefde, maar rechtvaardigheid ten aanzien van gehoorzaamheid aan alle wetten. Daarbij dacht hij er echter niet aan, dat gehoorzaamheid die een gevolg is van grote vrees eigenlijk allerminst gehoorzaamheid is, maar pure eigenliefde. Want wie zichzelf liefheeft, houdt zich aan de wet uit pure vrees voor de altijd er op volgende zekere bestraffing als hij die wet overtreedt, omdat hij bijzonder veel medelijden met zichzelf heeft als hij de pijn van de straf in zijn hulpeloze zwakte ondergaat. Maar indien hij ook maar de geringste gelegenheid vindt om in zijn hart onopgemerkt te zijn, zal hij de wet en de wetgever vervloeken en de wet weldra met voeten treden.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie, wie op zo'n manier berouw heeft, die treurt niet vanuit het diepst van zijn hart om het verlies van het leven, maar veel meer om het verlies van zijn welzijn; en zijn berouw is daarom vals, omdat er hem niets aan gelegen is om tot een volkomen hereniging met Mij te komen. En als Ik hem dan ook zou willen geven wat hij niet wenst en wil, zou hij slechts de dood verwerven door een dergelijke verwisseling van wil, omdat de vrije wil het eigenlijke leven van de mens is.
Hoofdstuk 22: Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En zie, toen schrok zelfs Kaïn en ook alle overigen schrokken mateloos en gingen geheel ontdaan uit de woning van Hanoch en verwensten in hun hart hun onmenselijke vader Kaïn, die hen als dank voor de enorme inspanningen zo'n erbarmelijk lot had bereid.
Hoofdstuk 23: De bevelen van Hanoch, de tiran - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] En zo moesten Kaïn en zijn vrouw voor deze keer vasten. En zie, toen verliet Kaïn met zijn vrouw wenend de woning van Hanoch en vond ook geen enkel medelijdend hart onder al zijn kinderen en kleinkinderen. Hij ging toen op het veld en at daar van de overgebleven vruchten; en omdat er voor hem geen woning neergezet was, overnachtte hij met zijn vrouw onder de vrije hemel.
Hoofdstuk 23: De bevelen van Hanoch, de tiran - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En zie, toen nam Kaïn het woord en vroeg heel treurig en diep ontroerd aan Hanoch: "O Hanoch, grote vorst, mijn gewezen zoon, zeg me recht vanuit je hart en naar waarheid, zijn je vader en moeder niet uitgezonderd van alles wat je wijs en naar eigen goeddunken je onderdanen hebt bevolen? En moet ik dan gelijk gesteld worden aan mijn kinderen, gebied dan dat zij ook hun vader en moeder van voedsel moeten voorzien, want wij zijn aloud, afgemat en zeer zwak geworden. Of sta mij genadig toe hier vandaan te trekken tot aan het eind van de wereld, opdat ik de grote ellende van mijn. kinderen niet langer aan hoef te zien, daar zij onder het zware juk van de vrije gerechtigheid versmachten."
Hoofdstuk 23: De bevelen van Hanoch, de tiran - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)