Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1471 van 1490

...  1459 - 1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484  ...
[10] De derde eigenschap of de derde uiting van de Goddelijke Geest die in den Vader is, noemt men de bittere eigenschap. Deze dringt door in de beide andere eigenschappen; ze werkt er in door; zij is een sidderende, en omhoog strevende eigenschap. Ze triomfeert over de beide anderen. Ze is de oorzaak en vreugdebron der dingen; de oorzaak der lachende, ver­heffende vreugde, door haar beeft en jubelt alles; de Hemelse vreugde vindt hierin haar oorsprong. Door haar ontstaan veelsoortige rode kleuren; zij geeft daar als 't ware vorm aan; door de zoete eigenschap worden witte en blauwe kleuren en door de wrange, zure of scherpe worden allerlei groene en donkere en gemengde kleuren in verschillende verschijningsvormen en geuren gevormd. Het bittere is de eerste geest, die het leven beweeglijk maakt; door deze geest is het heugelijke ge­schapen; zijn naam is 't Hart, want Hij is de sidderende, morrende, door­dringende, verheffende geest, een vreugdevol triomferende geest, een belangrijke bron van het lachen. Door de eigenschap “zoetheid” wordt de eigenschap bitterheid opgelost, verzacht, zodat zij geheel lieflijk en vreugdevol wordt. Wanneer zij echter te veel naar voren treedt en zich te veel doet gelden, zo ontsteekt zij het zoete en het zure en is gelijk een bijtend, verscheurend en brandend vergif. Het is er evenzo mee, als wanneer een mens een verscheurende wond heeft, die hem ach en wee doet roepen. Deze eigenschap is in de goddelijke kracht, wanneer zij ontstoken wordt, de Geest van een toornig en naijverig God; zij is onuit­blusbaar, hetgeen te zien is bij de legioenen van Lucifer. Wat meer zegt: deze eigenschap is, als zij ontstoken wordt, als een hels vuur, dat het licht uitdooft; het maakt het zoete onwelriekend, het zure snijdend., hard en kond, brengt een stank, een ellende, een treurnis teweeg, veroorzaakt een huis der duisternis, des doods en der hel en het einde der vreugden, want niets is in staat dit tegen te honden en ook niets is in staat deze duisternis weer opnieuw te doorlichten, want deze duistere, bittere, grimmige bron welt in alle eeuwigheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Merk nu op: In deze drie hoedanigheden ligt het lichamelijke bestaan be­sloten, of het nu geldt de lichamelijkheid van de Engel, van de mens, of van het vee, de vogels of het gewas. Al het geschapene, in de Hemel en op deze aarde is hieraan onderworpen, zowel wat betreft de Hemelse, als­ook de aardse vormen, soorten, zo ook alle kleuren. Tenslotte: alles, wat vorm heeft aangenomen, is afhankelijk van deze drie hoofdeigenschappen; door hun kracht en gezag komt alles tot stand en geformeerd. Ten eerste is de scherpe eigenschap en de zure een bron of lichaam. Zij doet de kracht der zoetheid samentrekken en de koude in deze scherpte maakt, dat zij droog wordt. Want het zoete is als 't ware het hart, de kern van het hart, want het maakt soepel en licht en is met de Hemel te vergelijken; de bittere eigenschap maakt, dat het deelbaar is, zodat de krachten als aparte leden gevormd worden en in het gehele lichaam beweeglijkheid veroorzaken. En wanneer dan deze zoete eigenschap op de hierboven beschreven wijze droog is geworden, zo is zij als een volmaakt lichaam, maar met dit verschil, dat zij zonder verstand is. De bittere eigenschap dringt door in het lichaam, dwars door de wrangheid, zuurheid en zoet­heid heen en brengt allerlei kleuren teweeg. De eigenschap, die de boven­toon voert in een bepaald lichaam, of die eigenschap, die met het lichaam de meeste affiniteit vertoont, deze is het ook, die door de bittere eigen­schap het lichaam met zijn bepaalde kleur vormt en naar deze eigen­schap heeft het schepsel zijn grootste hang en neiging, zijn willen en streven.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Zo hebt ge hier een waarachtige beschrijving van de Hemel en al kunt gij het met uw verstand niet begrijpen, zo kan ik het zeer wel begrijpen. Denkt gij er ook naarstiglijk over, wat God en wie God is. Ge ziet in deze wereld slechts de ruimte, de diepte, die ons omringt en de ge­boorte der elementen.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] De andere vraag is deze: Waarom is de aarde zo steenachtig, bergachtig en oneffen?
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[37] Nu spreekt ge: Hoe kan er dan dag en nacht geweest zijn, terwijl er geen morgen en geen avond was? Over morgen en avond kan alleen gesproken worden in verband met de maan en worden veroorzaakt door het licht van de zon; deze maakt avond en morgen en ook de dag; ook de nacht, dat weet elk mens. Toentertijd waren er evenwel niet twee soorten scheppingen des avonds en des morgens, maar toen avond en morgen ingezet hadden, zo zijn deze ook gebleven.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] De vierde eigenschap of de vierde oergeest in de kracht van God den Vader is de hitte; deze is het ware levensbegin en ook de rechte levens­geest. De wrange, zure en zoete kwaliteit is de kracht, die behoort bij het lichaam en deze heeft ook het lichaam gevormd. Want in het lichaam is de samentrekking en verdroging, de wrangheid, de koude en de hard­heid, en in het water wordt de zoete hoedanigheid weerspiegeld en het licht en de gehele stoffelijke substantie van het lichaam. De bittere hoe­danigheid brengt de scheiding of de vormgeving tot stand; de hitte is de geest of ontsteker des levens; door de hitte wordt de geest in het lichaam vaardig, en de geest werkt in het gehele lichaam en straalt uit het lichaam naar buiten en maakt alle hoedanigheden van het lichaam levend en bewegend. Men moet echter in het bijzonder op twee dingen in deze eigenschappen het oog vestigen. Wanneer men een bepaald lichaam beschouwt, zo ziet men allereerst de kern van alle hoedanig­heden en die gevormd uit al de verschillende eigenschappen, als daar zijn: wrangheid, zuurheid, zoetheid, bitterheid en warmte; deze eigen­schappen zijn alle tezamen verdroogd en zij maken het lichaam uit; de stam, de kern, waarom 't gaat.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[36] Ge moet hem niet met het Hart of het Licht van God vergelijken, dat Licht, dat in den Vader woont, hetwelk noch begin, noch einde heeft, zoals God de Vader zelf. Want deze vorst is een schepsel en heeft een begin; hij is echter in God den Vader en is met Hem in liefde verbonden, als zijn geliefde Zoon, dien Hij uit zich zelven geschapen heeft. Daarom heeft God hem de kroon van ere, macht en heerschappij op het hoofd gezet, dewijl in de Hemel niets hogers en schoners en ook niets machtigers is, behalve God zelf in Zijn Drievuldigheid, dan hij. Hiermede is een der Engelenkoningen naar het inzicht van de Geest juist beschreven.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Deze eigenschappen nu zijn in het lichaam vermengd, als waren zij alle tezamen slechts één eigenschap; toch borrelt ieder van hen in zijn eigen kracht omhoog en werkt naar buiten toe. Een ieder dezer kwaliteiten gaat over in alle andere en brengt deze in beweging, dat wil zeggen: zij doet de andere aan, en daardoor bekomen de andere hoedanigheden de wil, van de bepaalde hoedanigheden, die zich met hen heeft verweven. Zij erkennen haar scherpte en haar geesten vermengen zich steeds met haar. Nu veroorzaakt wrange, scherpe en zure eigenschap altijd, dat de andere eigenschappen zich samentrekken. Deze wrangheid, scherpheid doet het lichaam verdrogen; alle andere krachten verdrogen erdoor, en door haar aanraking komen de andere hoedanigheden niet tot hun recht. De zoete kwaliteit verzacht en bevochtigt alle andere, ze matigt de andere en daardoor worden zij lieflijk en zacht. De bittere maakt alle andere levend en bewegend en deelbaar in onderdelen, zodat ieder apart deel ook deel ontvangt van de krachten der oerbron, waardoor de beweeglijkheid ontstaat. De hitte ontsteekt alle eigenschappen, het licht verheft zich hieruit, zodat de ene eigenschap de andere kan opmerken, want wanneer de hitte in de zoete vochtigheid werkzaam is, zo doet zij het licht in alle eigenschappen geboren worden. Daaruit ontstaan de meningen en gedachten, zodat de ene hoedanigheid de andere ziet en erkent, die ook in haar aanwezig is, opdat zij beide als één worden, één wil, die in het lichaam opstijgt vanuit de eerste bronwel in de bittere kwaliteit. Dan doordringt de bittere kwaliteit de hitte, door de zuurheid heen, en de zoetheid in het water laat haar rustig er doorheen dringen, dan vaart het bittere in de hitte door het zoete water uit het lichaam en geeft het lichaam twee open poorten; dat zijn de ogen, de eerste uiting van lichamelijkheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Hiervan hebt ge een voorbeeld in deze wereld, deze aarde. Allerlei ge­stalten nemen vorm aan in de aarde. Ten eerste bevindt zich in de aarde de zure, scherpe eigenschap, die de salniter samentrekt en de aarde vastheid geeft, zodat zij één geheel is en niet uit elkaar valt. Allerlei voor­werpen bevat zij, naar hun eigen aard en substantie, zoals stenen, ertsen en allerlei wortelen. Wanneer deze nu gevormd is, zo ligt ze daar als stoffelijke en bewegende substantie als in een eigengevormd lichaam; zij heeft echter nog geen leven, waardoor zij kan groeien en zich kan uitbreiden, wanneer de warmte er niet is, deze is de natuurgeest. Wan­neer de warmte der zon de aardbodem verlicht, groeien in de aarde aller­lei vormen van ertsen, kruiden, wortelen en al wat daar nog meer is. Versta dit goed: De warmte van de zon doet in de aarde de zoete eigen­schap van het water in alle gestalten, die gevormd zijn, ontstaan; nu ontstaat door de hitte in het zoete water het licht, dat verlicht, de zure, bittere en wrange eigenschap, opdat zij in het licht zullen kunnen zien en terwijl zij zien vloeit de ene eigenschap in de andere over en erkent de andere, d.w.z. zij proeft, terwijl zij ziet de scherpheid van de andere; daaruit komt de smaak voort. En wanneer de zoete eigenschap de smaak van de bittere proeft, wijkt zij uiteen evenals het gaat bij een mens wanneer hij bittere of wrange gal proeft; dan verwijdt zich in zijn mond zijn geHemelte en dit wordt als 't ware breder, dan waarmee hij geboren is; alzo is het gesteld met de zoete eigenschap ten opzichte van de bittere. En wanneer het zoete zich op deze wijze uitzet en- wijkt voor het bittere, zo probeert het wrange nader te komen en wil ook gaarne van het zoete proeven en maakt het lichaam droog. Want het zoete is de moeder van het water en zeer zacht. Wanneer nu het wrange, zure en bittere door de hitte hun licht ont­vangen, zo zien zij het zoete en proeven zij zoet water, dan jagen zij het zoete water voortdurend na en drinken er van, want zij zijn hard, ruw en dorstig en de hitte doet hen te enen male verdrogen. En het zoete vlucht altijd voor het bittere en het zure en wijkt steeds daarvoor en het bittere en het zure jagen altijd het zoete na en laven zich aan het zoete en doen het lichaam verdrogen.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[47] Alzo kunt ge verstaan, wat de schepping des Hemels en der aarde be­duidt en wat God de eerste dag heeft geschapen. Deze wordt als een ge­wone dag, zoals wij mensen die kennen, gerekend, dewijl zonder twijfel de aardbodem al spoedig zijn omwentelingen is begonnen en zich ten tijde dat God het Licht heeft gescheiden van de duisternis, eenmaal heeft omgewenteld en zijn loop voor de eerste maal heeft volbracht.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Wanneer dit echter reeds lange tijd bekend zou zijn geweest, zo zou de duivel het hebben geweten en geleerd, vóór dat de mensen het wisten en hij zou, zonder twijfel, zijn hels zaad wederom ook hierin gestrooid hebben. Daarom heeft de Heilige Geest het verborgen gehouden tot op de laatste stond vóór de avond, waarop zijne duizend jaren zijn vol­eindigd. Alsdan zal hij wederom voor een korte tijd vrij gelaten worden, hetgeen te lezen is in de openbaring, Openbaring van Johannes 2O : 3. Dewijl hij echter thans losgelaten is, zo laat God overal in deze wereld lichten ontsteken, opdat de mensen hem (den duivel) zullen leren kennen en zich voor hem hoeden zullen.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Hierover zijn nog zeer diepzinnige dingen te schrijven. Dat zult ge te lezen krijgen bij de behandeling van de schepping; dit is slechts een ver­gelijking, die hier is ingevoegd en kortelings beschreven. De andere verschijningsvorm der eigenschappen of de goddelijke krachten of de Zeven Geesten Gods zijn in het bijzonder bij de hitte op te merken. Eerstens is daar de basis of het lichamelijke wezen, hoewel dit bij God en ook bij de schepselen geen apart lichaam heeft; maar alle hoedanig­heden bij elkander gevoegd, vormen als 't ware die basis, dat bepaalde organisme, hoewel men tegelijkertijd de werking van iedere eigenschap afzonderlijk kan waarnemen. In het lichaam of de bronwel nu is de hitte aanwezig, die het vuur doet ontstaan; dat is de ene verschijningsvorm en deze kan men doorvorsen; uit de hitte ontspringt het licht, dat straalt door alle geesten of eigenschappen en het licht is de levende geest, die kan men niet doorvorsen. Zijn Wil echter kan men doorvorsen, wie hij is en wat hij wil, want hij werkt in de zoete eigenschap en in het zoete water en niet in de andere eigenschappen.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Wanneer het zoete voor het bittere, het zure en het wrange vlucht, zo ijlen het bittere en het zure het na, alsof het zoete hun grootste schat ware, en het zoete weert zich zo heftig en tracht zo snel zich te ver­wijderen, dat zij het lichaam verscheurt en van het lichaam wijkt, buiten en boven de aarde. Zij vliedt zo snel, tot een lange halm groeit. Dan dringt de hitte op de halm aan, en de bittere hoedanigheid wordt alsdan door deze hitte ontstoken en ontvangt een schok, zodat zij schrikt; daarna doet de zure, wrange kwaliteit haar verdrogen. Dan strijden de zure, zoete en bittere eigenschap en de hitte met elkander, en de zure doet met haar koude altijd de droogte ontstaan, dan verdwijnt het zoete en de andere vluchten het na. Wanneer het evenwel ziet, dat het zal worden gevangen genomen, dat het bittere op het aandringt en ook de hitte, zo maakt het de bitterheid brandend en ontsteekt het. Dan werpt het zich te midden van het zure en wrange en stijgt er dan weer uit op; dan ontstaat daaruit een harde knoop op de plaats, waar de strijd heeft plaats gegrepen en de knoop krijgt een opening. Wanneer echter het zoete hiermee in aanraking komt, zo infecteert het het bittere zodanig, dat dit gaat sidderen en zodra het boven de knoop komt, zet het zich snel naar alle zijden uit, ten einde het bittere te ontvluchten. En in zulk uit­zetten blijft zijn lichaam in 't midden hol en terwijl het de sidderende sprong maakt door de knoop, ontvangt het steeds meer halmen en loof en is vrolijk, omdat het de strijd ontlopen is. En wanneer nu de hitte van buiten op een dergelijke wijze op zulk een halm toekomt, zo worden de eigenschappen, die in de halm zijn, ontstoken en doordringen de halm, en zij worden door de zon aangedaan en doen de kleuren in de halm geboren worden naar hun aard. Wanneer echter het zoete water in de halm is, zo behoudt deze zijn groene kleur, naar de aard der zoete hoe­danigheid. Zo werken de verschillende eigenschappen tezamen met de hitte in zulk een halm, en deze groeit steeds voort en zal in de ene storm na de andere stand houden; daardoor krijgt de halm steeds meer knopen en zijn takken worden steeds wijder uitgebreid. In die tussentijd laat de hitte van buiten voortdurend het zoete water in de halm opdrogen en deze wordt hoe langer hoe dunner; hoe groter hij wordt, hoe dunner hij ook wordt, totdat hij niet meer uitgroeien kan. Dan geeft de zoete eigen­schap zich gewonnen, daarna heerst dan de bittere, zoete, zure en wrange tegelijkertijd nevens elkander en het zoete zet zich nog iets uit, maar het kan niet veel meer uitrichten, want het is gevangen genomen. Dan groeit uit alle kwaliteiten, die in dat bepaalde lichaam aanwezig zijn, een kolf of kop en er ontstaat een nieuw lichaam in die kolf, en dit wordt gevormd, zoals in het begin de wortel in de aarde gevormd was, met dit verschil, dat deze laatste nu een andere, meer subtiele vorm ontvangt. Dan begint de zoete kwaliteit zacht en langzaam te werken en er groeien kleine, fijne blaadjes in de kolf; deze hebben alle eigen­schappen in zich. Want het zoete water is nu gelijk een zwangere vrouw, die het zaad ontvangen heeft en de kolf zet zich hoe langer hoe meer uit, tot zij eindelijk uiteen springt. Dan openbaart zij zich in haar blaadjes, zoals een vrouw zich openbaart in het kind dat uit haar geboren wordt, maar de blaadjes of bloesems hebben niet meer dezelfde kleur en gestalte als de moederplant, maar zij hebben alle overige genoemde eigenschappen; want de zoete eigenschap moet nu uit de andere eigenschappen kinderen verwekken. En als dan deze moeder, de zoete kwaliteit, de schone, groene, blauwe, witte, rode en gele bloemen of kinderen heeft doen geboren worden, zo wordt zij zeer moede en kan hare kinderen niet lang van voedsel voorzien; zij mag haar kinderen ook niet lang houden, dewijl het slechts haar stiefkinderen zijn, die zeer teder zijn. En wanneer dan de hitte van buiten af op deze kinderen aandringt, zo worden alle eigen­schappen in hen ontstoken, want de geest des levens arbeidt in hen. Dewijl zij te onmachtig zijn tegenover deze sterke geest en zich niet kunnen verheffen, zo laten zij hun edele krachten van zich gaan en dat ruikt zo lieflijk, dat men zijn hart van vreugde voelt opspringen; zij moeten echter verwelken en afvallen, omdat zij te teder zijn voor de kracht van deze geest. Want de geest vaart uit de kolf in de bloesems, en de kolf wordt gevormd met behulp van al de genoemde eigenschappen. De zure eigenschap doet de kolf tezamen trekken; die zoete verzacht hem en doet hem uitzetten; de bittere verdeelt de materie in onderdelen en de hitte is de levende geest in alle.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Dat een ieder erkenne, dat de duivel inderdaad losgelaten is in deze wereld. Aanzie de wereld bij dit licht en ge zult ontdekken, dat thans alle vier de nieuwe zonen, welke de duivel, toen hij uit de Hemel verstoten werd, heeft doen geboren worden, de wereld regeren. Deze vier zonen heten: hovaardij, gierigheid, nijd en toorn. Zij zijn het hart des duivels en zijn ziele-geesten. Daarom: aanschouw de wereld en ge zult ontdekken, dat zij geheel en al van één hoedanigheid is met deze vier zonen des duivels.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Er is leugen en bedrog, moord en roof; men kan met recht deze wereld noemen: des duivels woonplaats. Het heilige Licht is thans nog slechts geschiedenis en wetenschap; de geest wil daarin niet arbeiden. En men meent, dat dit het geloof is dat men belijdt. O, gij blinde en dwaze wereld, die vervuld zijt van de duivel. Dat is geen geloof. Ge weet, dat Christus voor u is gestorven en Zijn bloed voor u heeft vergoten, opdat gij zalig zoudt worden.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1459 - 1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484  ...