Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1472 van 1490

...  1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485  ...
[26] Zoals nu de mens is naar zijn lichamelijke verschijningsvorm, zo is ook het lichaam Gods in deze wereld; in het water wordt het leven geopen­baard. En in de natuur, als het ware het lichaam Gods, is de verstarring, het wrange en het bittere van de dood, waarin het water ook dood is. Hierin ligt nu de duisternis, waarin zowel koning Lucifer met zijne Engelen, als alle goddeloze mensen gevangen liggen, alsook de geesten die afgezonderd zijn en die de verdoemde mensen toebehoren. Deze geboorte, deze verschijningsvorm is niet in staat het Hart Gods waar te nemen, hoe dat kan; met geen enkel zintuig. Zij is zo geworden door koning Lucifer in zijn hovaardij. De andere geboorte- of verschijnings­vorm is de siderische.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Hiervan geef ik u een voorbeeld: ge kunt alle dingen in deze wereld aansteken, zodat zij licht geven en branden; datgene, wat geregeerd wordt door de zoete eigenschap kunt ge niet aansteken, zoals 't water. En of ge nu al de hitte er aan toevoegt, zo kunt ge toch niet maken, dat het licht geeft; daarom zijn alle eigenschappen kinderen van het zoete, want deze geest des lichts is meester alleen over het water. Wanneer ge nu een verstandig mens zijt, in wie geest en vernuft is, ziet dan om u heen in de wereld, dan zult ge vinden, dat hetgeen ik zeg waar is. Een stuk hout kan men aansteken, zodat het licht van zich geeft, want het water is de eerste factor in het stuk hout; evenzo allerlei kruiden, die op de aarde zijn, en waarin het zoete water de eerste factor is. Een steen kunt ge niet aansteken, want daarin is de zure, wrange eigenschap het voornaamste bestanddeel; de aarde kunt ge ook niet aansteken, want dan worden de andere factoren getroffen en bewerkt, hetwelk te zien is aan de pulver, welke toch slechts een uiting is van schrik, wijl de duivel zich hierin vertoont, door de toorn van God, hetgeen ik op een andere plaats uitvoerig beschrijven en bewijzen wil. Nu zult ge zeggen: Men kan het water niet aansteken, zodat het licht verspreidt. Ja mensenkind, hier ziet ge het geheimenis. Het hout, dat ge aansteekt is ook niet het vuur, maar slechts een simpele stok; het vuur en het licht ontlenen slechts hun oorsprong eraan. Ge moet evenwel ver­staan dat dit komt door de zoete eigenschap van het water en niet van de stok, van het hout; het wordt veroorzaakt door de vettigheid, die daarin aanwezig is.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Nu is in het water dat op aarde is de zoetheid niet de eerste factor of het meest overheersend, maar de wrange, bittere en zure kwaliteit zijn overheersend; anders zou het water niet dodelijk zijn, maar het zou zó zijn als het water, waaruit de atmosfeer is samengesteld. Dat zal ik u bewijzen. Ik zal u bewijzen, dat in het element water op aarde de zure, scherpe en bittere kwaliteit de eerste factor is. Neem b.v. koren, gerst, haver, of wat ge wilt, waarin de zoete kwaliteit overheerst, en week dat in water en verbrand het daarna, zo zal de zoete hoedanigheid boven de andere hoedanigheden uitgaan; steek daarna het water aan, zo zult ge ook de geest zien, die uit de vetheid van het koren in het water is over­gebleven, en die het water overwonnen heeft. Iets dergelijks ziet ge ook bij het vlees, dit brandt niet en geeft geen licht van zich, maar het vet brandt en geeft licht. Nu zoudt ge kunnen vragen: hoe komt dat? Ziet, in het vlees is de wrange, zure en bittere kwaliteit overheersend en in het vet overheerst de zoete eigenschap; daarom is iemand wiens lichaam veel vet ontwikkelt, altijd vrolijker dan iemand die mager is, omdat de geest der zoetheid meer in hem werkt dan in iemand die mager is. Want het licht der natuur, hetwelk de geest des levens is, kan in hem meer licht verspreiden dan in de magere mens. Want in dit zelfde licht komt de vreugde en de triomf in de zoete eigenschap tot uiting; het wrange en het bittere verheugen zich, dat zij door het zoete gelaafd worden, en gespijzigd, gedrenkt en verlicht. Want in het zure en wrange zelf is geen leven, maar daarin is de koude, harde dood en in het bittere is geen licht, maar de duistere, bittere en razende pijn; het is als een huis van sidderende, vreesachtige en grimmige ellende. Wanneer de andere eigenschappen nu bij deze zoete en lichtgevende hoedanigheid vertoeven, zo worden zij door deze aangedaan en zij worden zeer lieflijk en vreugdevol en gaan in een bepaald schepsel triomferen. Daarom ook is niemand die mager is vrolijk, tenzij de warmte de voor­naamste eigenschap van zijn wezen is, d.w.z. wanneer iemand mager is en zijn lichaam weinig vet ontwikkelt, zo is dit, ingeval de warmte de boventoon heeft, toch van een bijzondere zoetheid. Daar staat weer tegen­over dat menig mens, wiens lichaam veel vet vertoont, toch zeer melan­choliek kan zijn; oorzaak hiervan is, dat zijn vet te veel neigt naar het element water, waarin de wrange en bittere eigenschap weer domineert. Zijt ge nu een verstandig mens, zo merk dan het volgende op: De Geest, die zich uit de hitte verheft, ontspringt uit de zoete kwaliteit, stijgt er uit op en blijft er in lichten. Daarom is de zoete eigenschap meesteres der zachtmoedigheid en der vriendelijke welwillendheid, en de zacht­moedigheid en de deemoed zijn de woonplaats van deze geest. En dit is de kern der Godheid; daarom heet Hij God, terwijl hij zachtmoedig, vriendelijk, goed en liefdevol is. Daarom heet Hij barmhartig, omdat Zijn Zoetheid uitgaat boven het zure, wrange en bittere en dit laaft, ver­kwikt, bevochtigt en verlicht, zodat het bittere en het zure niet blijven voortbestaan als een donker dal.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Zo ziet ge ook, hoe ge in deze wereld vooral in de Hemel, maar ook in de hel zijt en als het ware woont tussen Hemel en aarde in groot gevaar. Zo neemt ge ook waar, dat de Hemel in een mens woont, en overal waar ge ook gaat, staat of u neerlegt, is uw geest een deel van Gods Geest en voor zover uw Geest deel is van Zijn Geest Zijt ge in den Hemel en uwe ziel is in God.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Slechts de Hemel, is als een kloof, een afscheiding tussen beide, zodat het ene soort water aan de dood onderworpen is en het andere aan het leven. Zo regeert de onbegrepen Geest, die God heet, alom in deze wereld en vervult alles, terwijl de duivel in de duisternis woont, en God niet kan waarnemen, met geen enkel zintuig; slechts Gods werken kan hij waarnemen en verstoort deze. Toen nu God de duivel in de duisternis had gesloten, voer hij voort met zijn schepping in de zevende natuur­geest en alles ging wederom voort, zoals dat van eeuwigheid af geweest was.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Ziet, zo spreekt de geest in het Woord, dat het hart der aarde is, en waarmede mijn geest één is in inzicht en kennis en waardoor ik in staat ben deze woorden te schrijven: De mens is uit het zaad der aarde, uit een tezamen gevoegde substantie geformeerd. En wel zodanig, dat de liefde en niet de boosheid aan zijn ontstaan ten grondslag ligt. Maar wel was de boosheid inherent aan zijn wezen, deze kon hij niet ont­komen, evenmin als de vrucht ontkomt aan de bitterheid van de boom. En de mens keerde zich tot de boosheid en at van de vruchten van de boom, die aan de dood onderworpen was. Zo werd ook hij naar het uiterlijk aan de dood onderworpen en zijn leven overgeplaatst in de siderische geboorte.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Want de ziel vertoeft in de Hemel en deze Hemel is overal; ook midden in deze wereld. O mens, bezie uzelve in deze spiegel; ge zult hierover uitvoerig kunnen lezen bij de behandeling van de schepping van de mens. Dit schrijf ik slechts, opdat ge de kracht der schepping beter zoudt mogen begrijpen en ge de sprake des geestes beter zoudt leren verstaan.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Versta uw moedertaal juist: de diepte hiervan doet niet onder voor het Hebreeuws of Latijn; al verheffen de geleerden zich hierop als een trotse bruid; hun kunnen gaat ten gronde. De geest toont aan, dat nog vóór het einde daar is, menige oningewijde meer zal verstaan en meer zal weten dan de geleerdste doctoren nu weten; want de poort des Hemels wordt geopend. Wie nu niet de blinddoek voor het gelaat heeft, die zal Hem zien; de bruidegom kroont zijne bruid. Amen. Ziet, het woord “barm” is op uwe lippen en wanneer ge dit zegt, zo maakt ge de mond dicht en er komt een knarsend geluid. Dit is de wrange hoedanigheid, die in het woord aanwezig is, zodat het hard klinkt of schalt, en de bittere hoedanigheid verdeelt het woord weer. D.w.z. wanneer ge zegt “bar”, zo rolt de laatste letter, de r en klinkt als een sidderende adem; dat doet de bittere hoedanigheid, deze is sid­derend, bevend. Nu is echter het woord “barm”, een dood en onbegrijpelijk woord, dat niemand verstaat, d.w.z. dat de twee eigenschappen “zuur en bitter” zijn als een donker, koud, kort begrip; men kan hun kracht zonder de verklarende werking van het licht niet verstaan. Wan­neer men echter zegt: “barmhart”, zo stoot men de tweede lettergreep “hart” uit de diepte van het lichaam, uit het hart; de ware geest die uit de hartewarmte omhoog schiet, spreekt het woord “hart” uit, en uit het hart wordt het licht geboren en vandaar verspreidt het zich. Ziet, als ge zegt “barm”, zo stellen de twee eigenschappen, zuur en bitter, dit woord zeer langzaam tezamen. Dit bestaat uit een lange lettergreep, zonder klemtoon, hetgeen zijn oorzaak vindt in de zwakheid der genoemde eigen­schappen. Wanneer ge zegt “hart”, dan vaart de geest in en door het woord “hart”, snel als de bliksem en hij geeft het woord betekenis, inhoud en verstand. Wanneer ge evenwel zegt “ig”, zo vormt de geest het gehele woord zodanig, dat de klemtoon weer verlegd wordt en de geest als 't ware gevangen wordt gehouden tussen de twee andere eigen­ schappen. Alzo is de goddelijke kracht; de zure en bittere eigenschap zijn de “Salniter” der goddelijke almacht; de zoete kwaliteit is de kern der barmhartigheid; naar deze eigenschap is het, dat God ook God genoemd wordt met alle krachten, die aan Zijn wezen inherent zijn. De hitte is de kern van den Geest, waaruit het Licht voortkomt. Zij wordt ontstoken in de zoete kwaliteit en vormt een middelpunt tussen het zure en het bittere, waartussen zij als 't ware gevangen gehouden wordt; hier wordt de Zoon van God geboren, en Deze is het ware Hart van God. En de vlammen des Licht of de bliksem, die op 't zelfde ogenblik in alle krachten doorstralen, zoals de zon de gehele wereld bestraalt, is de Heilige Geest; deze gaat uit van de klaarheid van den Zoon van God, en is als een bliksem in zijn gestrengheid; want de Zoon wordt te midden der andere hoedanigheden geboren.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Versta deze hoge dingen toch goed: Wanneer de Vader het Woord spreekt, d.w.z. Zijn Zoon doet geboren worden, hetwelk immer en eeuwig geschiedt, zo vindt dat woord allereerst zijn oorsprong in de wrange hoedanigheid, dan wordt het door de zoete eigenschap verzacht, door de bittere geprikkeld en in beweging gebracht en door de hitte stijgt het op en ontsteekt de middelste zoete kwaliteit. Nu brandt het in alle eigenschappen tegelijk door het vuur, dat ontstoken is, en dit vuur brandt ook wederom in alle hoedanigheden en dit vuur is als één groot vuur en niet als vele vuren. En dit zelfde vuur is de waarachtige Zoon Gods, die van eeuwigheid tot eeuwigheid steeds op deze wijze geboren wordt. Dit zal ik bewijzen aan Hemel en aarde, sterren en elementen en aan alle schepselen, aan stenen, aan loof en graf, ja, aan de duivel zelf. En ik zal het niet met dode, slechte, onverstandige argumenten bewijzen, maar met levende en onoverwinnelijke argumenten, die ook uitgaan boven alle menselijk vernuft en tegen welke alle duivelen en poorten der hel niets kunnen uitrichten. In dit gehele boek zal hierover in alle hoofd­stukken gehandeld worden; gij zult hierover lezen bij de behandeling van de schepping der creaturen, zo ook bij de schepping van Hemel en aarde en van alle andere dingen, hetgeen de lezer dan begrijpelijk zal worden. Merk nu op: Van dit zelfde vuur gaat de bliksem uit en werkt in alle krachten en heeft in zich de bron en de kwintessens aller krachten. Dewijl dat vuur door den Zoon in alle krachten des Vaders tot uiting komt, zo maakt het wederom al deze krachten in den Vader levend en beweeglijk, en door dezelfde Geest zijn alle Engelen geformeerd en uit des Vaders krachten geschapen. En dezelfde Geest bewaart en draagt alles, formeert alles: alle gewas, alle kleuren en schepselen in de Hemel en in deze wereld en boven der Hemelen Hemel; want de geboorte der heilige Drie­vuldigheid geschiedt op deze wijze en niet anders en zal ook in eeuwig­heid niet op andere wijze geschieden. Wanneer echter het vuur in enig schepsel ontstoken wordt, d.w.z., wanneer dat schepsel zich te zeer verheft, zoals Lucifer en zijn heirscharen deden, zo dooft het licht uit en de grimmige en vurige bron komt aan de dag, de bron van het helse vuur; de geest van het vuur komt tot aanschijn in de boze, grimmige hoedanigheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] De eenvoudige zegt: “God heeft alles uit niets gemaakt”; hij kent echter dezen God niet en weet niet, wat Hij is. Wanneer deze mens de aarde aanschouwt en de ruimte rondom de aarde, dit alles is God niet en God is daar ook niet. Hij stelt zich voor, dat God woont boven de Hemelen en boven de sterren en die met Zijnen Geest regeert; die geest, die van Hem uitgaat in deze wereld en deze mens denkt, dat God hier op en in deze wereld tegenwoordig is.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Deze meningen heb ik ook gelezen in de boeken en geschriften der doktoren en juist daarom is er zoveel verschil van mening en zoveel getwist onder de geleerden ontstaan. Dewijl God mij echter de poorten van Zijn Wezen in Zijne grote liefde heeft ontsloten, en dewijl Hij het verbond gedenkt, dat hij met de mensen heeft gesloten, zo wil ik alle goddelijke poorten ernstig en getrouwelijk, naar de mate van mijn gaven, opensluiten, zo ver als God het mij toestaat. Dit is niet zo te verstaan, dat ik al deze dingen begrijp, maar ik wil mededeling doen van hetgeen ik begrijp.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[30] Dit is nu het ontstaan en het groeiproces van een wortel, die in de aarde is. Nu zegt ge: hoe kan in deze geboorte God zijn?
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] Ge ziet, dat dit alles waarachtig is. Neem een wortel die aangedaan is met de eigenschap: warmte, kilte, en leg deze in warm water of neem haar in de mond en maak haar warm en vochtig; zo zult ge spoedig het leven, dat in haar is, zien en hoe zij werkt en streeft. Wanneer zij zonder warmte zou zijn, zo is zij daar in de dood gevangen en koud, zoals een stuk hout. Ge ziet ook wel, dat de plant dood is, want, wanneer de kracht uit de wortel gevloden is, zo is de plant een dood ding en kan niet groeien.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[26] Merk op de omstandigheden waaronder dat geschiedt of geschieden kan. Een Engel is geformeerd uit alle krachten des Vaders, hetgeen ik uit­voerig beschreven heb. Wanneer hij zich nu verheft, zo verheft hij zich ten eerste in de wrange, zure eigenschap, deze zuurheid wordt samenge­drukt, daardoor wordt zij hard en scherp, zodat zij het zoete water niet meer dwingen kan en dit zich niet neer in het schepsel kan laten gelden; het droogt door die zure wrangheid en het verandert in een scherpe, grimmige koude. Het wordt door die samentrekking te hard en verliest zijn lichte glans en zijn vetheid, waarin de Geest zich openbaart, welke de geest van het heilige leven van God en Engelen is. Het verdroogt als een stuk dor hout. En wanneer dan de bittere eigenschap opstijgt in de verdroogde, zoete kwaliteit. zo kan de zoete haar niet laven, omdat zij verdroogd is. Dan woelt en werkt de bittere kwaliteit en zoekt rust of spijze en vindt deze niet, en werkt in het lichaam als een versmachtend vergif. Wanneer dan de hitte het zoete aansteekt en gelaafd wil worden door het zoete water, zo vindt zij niets dan een verdroogde zoete bron, waarin geen vloeistof meer is, daar deze door de zuurheid en de wrang­heid is opgedroogd. Dan brandt de zoete bron en gloeit als een harde steen en alle licht kan daarvan afstralen en het gehele lichaam is als een grote duisternis, waarbinnen niets is.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] Datzelfde drievoudige begrip liefde, licht, vuur, verspreidt zich in de zoete, zure en bittere kwaliteiten en ontsteekt deze beide laatsten en spijzigt en drenkt hen met haar zoete liedessappen, versterkt hen en ver­licht hen, maakt hen levend en vriendelijk. En wanneer deze lichtende, zoete liefdekracht tot hen komt, zodat zij daarvan proeven en tot leven gewekt worden, ach dan is er een heerlik triomferen, een grote liefde breekt zich baan, een lieflijk welkom is bereid, het is een proeven der zaligheid. De bruidegom kust zijn bruid, o zaligheid en grote liefde; hoe zoet zijt gij, hoe vriendelijk zijt ge, hoe lieflijk is toch uw smaak, hoe zacht geurt gij, ach edel licht er zuivere klaarheid; wie kan uw schoon­heid meten? Hoe schoon is uwe liefde, hoe schoon zijn uwe kleuren! Wie in eeuwigheid kan dit uitspreken? Waarover schrijf ik toch, ik die toch slechts stamelen kan als een kind dat leert spreken. Waarmede zal ik dit vergelijken? Zal ik het vergelijken met de liefde dezer wereld? Deze is hierbij vergeleken slechts als een donker dal. Ik kan het nergens anders mee vergelijken dan met de opstanding uit de doden. Het liefde­vuur zal wederom in ons branden en het zal de mensen vreugdevol om­ helzen en onze bitterheid, zuurheid, koude, duisternis en dood zullen ontbranden ten leven en het liefdevuur zal alles omvatten o, edele Geest, waarom zijt gij van ons gegaan? O boosheid en zuurheid, gij zijt de oorzaak. O grimmige duivel, wat hebt ge toch gedaan; gij die u zelf en al uw schone Engelen in de duisternis gestort hebt! Ach en eeuwig­durend ach! Dewijl toch de lieflijke, schone liefde ook in u was, o, gij hoogmoedige duivel, waarom was u dat niet genoeg? Gij waart toch een cherub, en in de Hemel was er niets schoners dan gij; wat zoekt ge dan nog? Wilt gij God zelf zijn? Ge wist toch wel, dat gij maar een schepsel waart en niet het meetsnoer in uw hand houdt! Wat beklaagt ge u dan, o gij vervloekte, boze duivel, wat hebt ge het voor ons be­dorven. Hoe wilt ge u zelf nog rechtvaardigen, of wat verwijt ge mij. Ge zegt, dat als gij niet gevallen waart, dan zou de mens niet bestaan hebben. O, gij leugenduivel! Als dat waar was, zo zou de Salniter, waar­uit de mens geschapen is, zowel als datgene waaruit ge zelf geschapen zijt, in eeuwige vreugde en klaarheid daar zijn en zou in God zijn opge­stegen en in de zeven Geesten Gods de zalige liefde en de Hemelse vreugden geproefd hebben. O gij, leugenduivel, wacht toch een stonde; de Geest zal u uwe schande openbaren. Toef nog een wijle, zo zal uw rijk ten einde zijn. Wacht, de boog is reeds gespannen; wanneer de pijl u treft, zo zult ge vallen, uw plaats is reeds bereid, deze moet nog slechts aangestoken worden. Draag ijverig hout naderbij, opdat ge niet zult bevriezen.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1460 - 1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485  ...