Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1473 van 1490

...  1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485 - 1486  ...
[34] Meent ge, dat gij het licht terug zult ontvangen? Ja, nobis infernum; denk aan uw geliefde; hoe heet zij? “Geheuna”, zij zal u eeuwig lief­hebben. Wee, gij arme, verblinde mens, waarom staat gij de duivel toe, uw lichaam en ziel zo duister en blind te maken? O, tijdelijk goed en wellust van dit leven, gij blinde hoereerder, waarom boeleert gij met deze helse duivel? O veiligheid, de satan wacht op u. O, hoogmoed, gij zijt het helse vuur. O schoonheid, gij zijt een duister dal. O geweld, gij zijt een werking van het helse vuur. O wraak, gij zijt de grimmige toorn Gods. O mens, waarom wordt de wereld u te benauwd? Gij wilt haar voor u zelf alleen hebben en zoudt ge haar hebben, zo zoudt ge nog geen ruimte genoeg hebben.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Wanneer nu de eerste drie niet verstard zouden zijn in de dood, zodat zij door de hitte zouden kunnen worden aangestoken, zo zoudt ge spoedig een lichtend, Hemels lichaam zien en ge zoudt ook zien waar God is. Dewijl deze drie eerste eigenschappen der aarde in de dood verstard zijn, zo blijven zij ook daarin en kunnen zich niet tot het licht omhoog heffen; zij blijven in de duisternis, waarin de goddelijke toorn, dood en hel gelegen zijn. Ook zijn in die duisternis de eeuwige gevangenis en de smarten des satans.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[36] Hier ziet ge wederom, hoe het rijk van God en het hellerijk als één, lichaam zijn; en toch kan het ene rijk het andere niet begrijpen. Want de innerlijke geboorte, die vertegenwoordigd wordt door de andere kwali­teiten, nml.: hitte, licht, liefde en geluid, maakt de uiterlijke geboorte beweeglijk, zodat deze in werking wordt gesteld en lichamen voortbrengt. Al bevindt zich nu een bepaald lichaam in de uiterlijkheid, in de stof, zo wordt dat lichaam toch geformeerd, naar de aard der innerlijke geboorte, want hierin komt het woord tot openbaring en het woord is de klank, welke in het licht des vuurs door de bittere en wrange kwaliteit omhoog stijgt.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Ik heb ook niet het bevel ontvangen, u om uw opvattingen te verdoemen, over uw hovaardij, nijd en toorn; hierover beklaagt de geest der natuur zich zeer; niet ik. Wat zou ik, arme worm, doen, ik die zo machteloos ben. Zij zijn in de wellusten des vlezes verzonken en hebben het talent in de aarde begraven. De geest heeft lange tijd bij hen aangehouden, opdat zij zich zouden bekeren, want het heldere licht is nabij; maar zij dwalen rond, zoeken de sleutel tot de waarheid, terwijl ze deze met zich dragen. Zij weten dit echter niet en gaan, al zoekend, vol eergierigheid en hovaardij rond.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Ach, dat is des duivels hoogmoed; hij, die uit de Hemel viel en in de hel nederstortte. Ach mens, waarom danst ge met de duivel? Met hem, die uw vijand is. Zijt ge niet bezorgd, dat hij u in de hel zal storten? Hoe kunt ge zo zeker hiervan zijn? Ge hebt toch slechts een smal pad waarop ge danst, en onder dat pad is de hel. Ziet ge niet, hoe hoog en gevaarlijk het daar is? Ge danst tussen Hemel en aarde. O, gij blinde mens hoe spot de duivel met u! Ach, waarom bedroeft gij de Hemel? Meent ge, dat ge niet genoeg zult hebben in deze wereld? O blinde mens, de Hemel en de aarde zijn toch uwer, ja, God zelf. Wat brengt ge mede in deze wereld en wat draagt ge er uit? Een Engelenkleed brengt ge in deze wereld en in uw boze leven hebt ge daarvan een duivelslarf gemaakt. O, gij arme mens, bekeert u. De Hemelse Vader heeft beide armer, uitgestrekt en roept u. Komt gij slechts, Hij wil u in Zijne Liefde omvatten; gij zijt immers Zijn Kind; Hij heeft u lief. Zo Hij uw vijand was, zo zou hij niet Zichzelf zijn. O, neen, zo is het niet. In God is niets dan barmhartige, vriendelijke liefde en klaarheid. O, gij, Hoeder Israëls, waarom slaapt Gij? Waak op uit de slaap der hoererij en bereid uwe lampen. De bruidegom komt; laat uwe bazuinen schallen. O, gij gierigaards en dronkaards, hoe heult ge met de duivel der gierigheid!
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Zo is het ook gesteld niet de hovaardige, verdorven natuur des mensen; zij ziet slechts naar datgene, dat in de wereld praalt en schittert en denkt, dat God de ellendige vergeten heeft en hem deswege plaagt. Deze verdorven menselijke natuur denkt, dat de Heilige Geest slechts naar het grote dezer wereld ziet, naar de kunst en de diepgaande studie. Al is het er nu zo mee gesteld, zo is het toch noodzakelijk, in het ver­leden te zien, dan zult ge de oorzaak daarvan ontdekken. Wie was Abel? Een schaapherder. Wie waren Henoch en Noach? Een­voudige lieden. Wie was Abraham, Izaak en Jacob? Zij waren vee­herders. Wie was Mozes, de dierbare man Gods? Een veeherder. Wie was David toen Gods mond hem riep? Een schaapherder. Wie waren de grote en kleine profeten? Gewone en geringe lieden, eensdeels slechts boeren en herders, die men voor dwazen hield. En of zij tekenen en wonderen deden, toch zag de wereld slechts naar het hoge, al was de Heilige Geest de voetbank voor hunne voeten.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] De zure en bittere hoedanigheid zonder het zoete water worstelen zó zeer met elkander, dat zij de duistere hitte doen geboren worden en in zich doen ontbranden. En dit nu tezamen is de toorn Gods, de bron en oorsprong van het helse vuur, hetgeen te zien is bij Lucifer. Deze verhief zich en stelde zich mèt zijn regimen zó zeer te weer, dat de zoete bron in hem verdroogde, het zoete, waarin het licht ontstoken en de liefde opstijgt. Daarom is hij nu ten eeuwige dage een zure, harde, koude, bittere, vurige en onwelriekende bron; want, toen de zoetheid in hem verdroogde, zo werd hij gelijk een duister jammerdal en als een huis van verderf en ellende. Het licht wordt ontstoken temidden van de hitte, in het zoete bronwater. Dat is het begin des levens, wart de zure en bittere eigenschappen zijn de aanvang en de oorzaak van hitte en licht. Alzo wordt het zoete bronwater een schijnend licht, zoals de heldere, blauwe Hemel. En datzelfde heldere bronwater ontsteekt de zure en bittere eigenschap; en de hitte, die door de zure en bittere eigenschap in het zoete water ontstaat, stijgt uit dat zoete bronwater ook op in de bittere en zure eigenschap, en in deze twee eigenschappen wordt het licht eerste droog en schijnend, daarna beweeglijk en over­winnend. En wanneer dan het licht in het bittere en het zure opstijgt, zo proeven zij beide het zoete en heldere water, en in het zoete water is ook weer het licht, maar slechts licht van een Hemelsblauwe kleur. Dan siddert de bittere eigenschap en verdrijft de hardheid in de zure eigenschap; en het licht schijnt helder in deze eigenschap, veel helderder dan de glans der zon. Hierdoor wordt zij zacht licht, lieflijk en soepel en krijgt leven. Dit nu is de juiste bronwel der liefde. Hoe zou daar niet de liefde en de vreugde zijn, waar temidden van de dood het leven geboren wordt en midden in de duisternis het licht. Ge zegt: hoe geschiedt dat? Ja, wanneer mijn geest in uw hart zou zetelen en in uw hart zou opstijgen, zo zou deze uw lichaam begrijpen; maar op andere wijze kan ik het u niet aantonen; ge kunt het ook niet be­grijpen of verstaan; de Heilige Geest ontsteke uw Geest, opdat dit licht in uwe harten schijne. Dan wordt dit licht in u geboren zoals in God en stijgt op in de zure en bittere eigenschap van uw wezen, in het zoete water, en zegeviert, zoals het in God zegeviert. Wanneer dit plaats vindt, zult ge mijn boek eerst verstaan en eerder niet. Wanneer het licht in de bittere hoedanigheid ontstaat, d.w.z.: wanneer het bittere en droge het zoete bronwater des levens opvangt en daarvan drinkt, zo woedt de bittere Geest levend in de zure, wrange geest en deze is nu gelijk een zwangere geest, die zwanger is van leven en voortdurend leven voort moet brengen.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Alzo is de mens aan de dood gebonden en daarin als 't ware opgesloten. Zij, de heidenen, hebben de zon en de sterren als goden vereerd en aan­gebeden, maar zij hebben niet verstaan, hoe deze ontstaan zijn en waaruit. Wellicht hebben zij verondersteld, dat, datgene waaruit zij zijn voortgekomen, groter en ouder moest zijn dan de sterren. De aarde en de stenen hebben zij daarbij tot voorbeeld; deze zijn uit iets voortge­komen, evenals de mensen en alle schepselen op de aarde. Dit alles over­tuigt hen, dat in deze dingen nog een hogere macht aanwezig is, die dit alles zo geschapen heeft, als het thans is.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] Dat neemt niet weg, dat er toch ook zaken zijn, waarin ik me gemakkelijk kan vergissen; sommige zaken zijn niet voldoende duidelijk geworden. De mens kan deze, met zijn halfdode natuur niet genoegzaam begrijpen. Wat ge echter op de ene plaats niet voldoende verklaard vindt, dat zult ge op een andere plaats verduidelijkt vinden; zij het niet in dit boek, dan in een volgend.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Nu kunt ge zeggen: het komt mij niet toe, deze dingen te vragen, want God is een geheimenis, hetwelk niemand doorvorsen kan. Hoort: komt het mij niet toe, om te vragen, zo komt het u niet toe, mij te oordelen. Wanneer ge u er op beroemt de leider der blinden te zijn, doordat ge inzicht hebt in de waarheid, zo moet ge niet zelf blind zijn; hoe zoudt ge de blinden anders de weg kunnen wijzen! Beiden zoudt ge ondergaan in uw blindheid.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] De trotse duivel echter heeft ten allen tijde in deze wereld koning willen zijn. Hoe kwam nu onze Koning Jezus Christus in deze wereld? Hij was arm en in grote kommer en ellende, en Hij had niets, waarop Hij het Hoofd kon nederleggen. Mattheus 8 : 20. Wie waren zijn apostelen? Arme, verachte, ongeleerde vissers. Wie geloofde aan hun prediking? Het arme en geringe volk; de schriftgeleer­den waren de beulen van Christus, die riepen: kruist Hem. Lukas 23 : 21. Wie heeft ten allen tijde Christus' Kerk het trouwst beleden? Het arme, verachte volk, dat om Christus' wil zijn bloed vergoten heeft. Wie heeft de ware, reine, christelijke leer vervalst, haar overal aangevochten? De schriftgeleerden, pausen, kardinalen, bisschoppen en grote heren. Waarom volgde de wereld deze mensen? Omdat zij aanzienlijk waren en schitterden voor de wereld. Zo is de menselijke natuur. Wie heeft de geldzucht, afgoderij en bedrog van den paus in Duitsland uit de kerk verwijderd? Een arme, verachte monnik. Door welke macht of kracht? Door de macht Gods des Vaders en de kracht van God, den Heiligen Geest. Wat is nog verborgen? De juiste leer van Christus? Neen, maar filosofie en de diepe oorsprong van God; de Hemelse zalig­heid, de openbaring van de schepping der Engelen, de openbaring van de gruwzame val, van de duivel, door wie het boze ontstaan is, de schepping dezer wereld, de diepe oorzaak en het geheimenis des mensen en van alle schepselen in deze wereld; het jongste gericht en de verande­ring van deze wereld, het geheimenis der opstanding uit de doden en van het eeuwige leven. Dit zal in grote eenvoud en in nederigheid ge­openbaard worden. Waarom niet in de hoge regionen der kunst? Opdat niemand zou kunnen roemen, dat hij het bewerkt heeft en zodoende de hovaardij des satans aan de dag gebracht en te niet gedaan zou worden. Waarom doet God dat? Uit grote liefde en barmhartigheid jegens alle volkeren en om hierdoor aan te tonen, dat nu de tijd van het wederbrengen van datgene, wat verloren was gegaan, aangebroken is. Opdat de mensen de volkomenheid zouden aanschouwen en genieten, en in de reine en diepe en lichtende kennis van God zouden wonen. Daarom zal, vóórdat dit geschiedt, het morgenrood opgaan, waardoor men de komende dag tegemoet kan treden. Wie nu slapen wil, dat hij slape en wie waken wil en zijn lampen bereid wil maken, dat hij wake. Ziet, de bruidegom komt; hij die waakt en bereid is, hij gaat mede ter eeuwige Hemelse bruiloft. Wie echter slaapt, wanneer de bruidegom komt, dat hij slape, in eeuwigheid in de duistere kerken der boosheid. Daarom wil ik de lezer getrouw waarschuwen, dat hij dit boek volijverig leze, en zich niet aan de eenvoud des schrijvers ergere; want God ziet niet naar het boze en verhevene, want slechts Hij is hoog en verheven; Hij ziet op de nederige, om hèm te helpen. Wanneer ge eenmaal de geest en de bedoeling van de schrijver begrijpt, zo zult ge geen vermaning meer van node hebben, maar ge zult u in dit Licht verbergen en vrolijk zijn, en uw ziel zal lachen en triomferen. Merk op: De liefde, welke de vijfde oergeest in de goddelijke kracht is, is de verborgen bron, die het lichamelijke schepsel niet begrijpen, noch omvatten kan. Slechts wanneer deze bron zich in het lichaam uitleeft, zo zegeviert het lichaam in de liefde en gedraagt zich lieflijk en vriendelijk; want deze geest behoort niet bij de vorming van een lichaam, maar hij beïnvloedt het lichaam en stijgt in het lichaam op, zoals een bloem uit de aarde opstijgt. Deze zelfde geest heeft zijn oorsprong in de zoete hoedanigheid van het water. Versta dit, zoals het verstaan moet worden. Ten eerste is daar de wrange, zure eigenschap, daarna de zoete, dan de bittere; de zoete houdt het midden tussen de zure en de bittere.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Hoewel het onmogelijk is hierover voldoende duidelijk te schrijven met menselijke handen, zo ziet de verlichte geest des mensen het toch voor zich; want deze geest is evenzo geschapen als het licht in de goddelijke kracht en hij is te vergelijken met de hoedanigheden, die in God aan­wezig zijn. Dit slechts is te bejammeren ten opzichte van de mensen: hunne eigenschappen zijn bedorven en niet levend genoeg, waardoor hun geest of streven, werken, opstijgen en ontsteken in deze wereld niet tot volkomenheid kan geraken. Daartegenover staat, dat het wederom verheugend is, dat de menselijke geest in zijn nooddruft door den Heiligen Geest wordt ontstoken en verlicht, zoals de zon de koude in boom of kruid aanraakt en omzet in warmte, waardoor wederom hitte wordt voortgebracht.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Merk nu op: Zoals de lichaamsdelen van de mens elkander liefhebben, evenzo ook de geesten in de Goddelijke Kracht; daar is niets dan ver­langen, begeren en vervullen, zodat zij in elkander triomferen en zich verheugen; want door deze geesten ontstaat het verstand en het onder­scheid tussen God, Engelen, mensen, dieren en vogels, en in alles wat leeft. Want in deze vijf eigenschappen komt het zien, het ruiken, het proeven en het vallen tot uiting en zij allen vormen als 't ware één Geest. Wanneer het licht opgaat, ziet de ene geest de anderen en als het zoete bronwater in het licht alle andere geesten aandoet, zo proeven zij elkander en nemen elkander waar. Dan worden de geesten levend; de kracht des levens doordringt alles, de ene voelt en ruikt de ander. Het is niets dan een hartelijk liefhebben, een vol vriendschap elkander zien, een wel­aangenaam rieken, proeven en voelen, een zalig kussen, een elkander eten en drinken, een in liefde wandelen. Dat is de lieflijke bruid, die zich verheugt in hare bruidegom, dit is liefde, vreugde en gelukzaligheid, licht, klaarheid en een lieflijke geur, een zoete en verrukkelijke smaak. Eeuwiglijk en zonder einde; hoe kan enig schepsel zich daarin ten volle verheugen! Ach, liefde en zaligheid neemt geen einde. Uw diepte is niet te doorvorsen; ge zijt overal, slechts in de grimmige duivelen zijt ge niet; deze hebben zich zelf te gronde gericht.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] En wat gij ook aanschouwt, daar is God. Het begrip echter staat in deze wereld in de toorn, die de duivel heeft ontstoken en in de verborgen kern midden in de toorn wordt het licht, of het hart Gods geboren, hetgeen voor de toorn onbegrijpelijk is, en elk blijft op zijn plaats.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Ik zal daarom niet veel ophef maken van het ongeloof en de halsstarrig­heid der joden, Turken en Heidenen, en hun grimmigheid en boosheid jegens de Christenen. Neen, dat zijn ijdele strikken des duivels, die de mensen daardoor tot hovaardigheid, gierigheid, nijd en toorn aanjaagt, waarmede hij in hen het helse vuur ontsteekt. Ook kan ik niet zeggen, dat deze vier zonen des duivels ook niet in de Christenheid regeren, ja zelfs in ieder mens.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1461 - 1462 - 1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485 - 1486  ...