Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1475 van 1490

...  1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485 - 1486 - 1487 - 1488  ...
[10] Dat ik echter hier somtijds slechts twee of drie geesten op noem in plaats van hen allen, (wanneer er sprake is van de geboorte van één van hen), dat doe ik terzake van mijn zwakheid; ik kan ze nl.. niet alle zeven in mijn verdorven brein in hun volkomenheid ondervragen. Ik zie hen wel alle zeven, maar wanneer ik over hen nadenk, zo stijgt de geest van de middelste oerbron op, daar waar de geest des levens geboren wordt. Deze mijn geest kan de zeven geesten Gods niet allen tegelijk bevatten; maar is slechts in staat een bepaald gedeelte van die geesten te over­zien. Iedere geest heeft zijn eigen oorsprong; zo is het ook gesteld met het inzicht, het begrip der mensen. Hij heeft in zich de bronwel van alle zeven geesten, maar die geest die op een bepaald ogenblik over de andere heerst, begrijpt hij liet beste. Ook doet een bepaalde geest, wan­neer hij in werking is gesteld, niet alle zeven geesten aan. In zijn op­stijgen brengt hij ze wel in beweging, maar hij wordt al opstijgend ge­vangen gehouden, zodat hij niet over hen allen zegevieren kan. Dit ie het wezen van de gedachtenouders, wanneer een bepaalde gedachte haar weg kon nemen door alle zeven hoedanigheden heen, zo zou zij vrij zijn van de banden der natuur.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Alzo was des duivels hoogmoedig verlangen. Maar hoor, gij eenvoudige moeder, gij die al uw kinderen op deze wereld doet geboren worden, die kinderen, die zich later uwer schamen en u verachten, en die toch uw kinderen zijn, die gij gebaard hebt. Zo spreekt de geest, die werkt in de zeven goddelijke geesten, die uw Vader is: versaag niet. Zie, ik ben uw sterkte en uwe kracht. Ik zal u in uwe ouderdom een zoete drank doen drinken. Dewijl al uwe kinderen, die gij gebaard en in hun jeugd gezoogd hebt, u verachten, en u in uw ouderdom niet willen onderhouden, zo wil Ik u troosten en u in uwe hoge ouderdom een jonge zoon geven. Hij zal blijven in uw huis, zolang gij leeft en u verzorgen en u troosten, wanneer uw trotse kinderen tegen u woeden en razen. Merk hier op wat er verder gezegd wordt omtrent de toon of klank_ Alle eigenschappen beginnen aanvankelijk in het midden; merk op, hoe het vuur ontstaat, want daar ontstaat ook, in alle hoedanigheden, de blik­sem des levens; deze wordt in het water gevangen, dat blijft lichten; dan verhoogt de zuurheid het wederom, en tenslotte wordt het helder schijnend.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Merk op: Steek een stuk hout aan, zo zult ge het geheimenis zien. Het vuur ontsteekt zich zelf in de hardheid van het hout, dat is de zure, harde bron, de Saturnusbron. Deze maakt het hout hard en ruw. Nu echter tast het licht, dat is de bliksem, niet de hardheid aan, want als dat zo was, zou een steen ook branden, maar het licht tast het sap, het vocht, dat in het hout aanwezig is, aan; dus het water. Dewijl sap in het hout is, zo straalt het vuur als een licht, dat glans verspreidt; als echter het vocht in het hout verdroogd is, zo verdwijnt het licht en het hout is een gloeiende kool gelijk. Ziet nu, de boosheid die in het licht opvaart, tast het vocht van het hout niet aan, maar wanneer de hitte zich uitstort in de hardheid, zo wordt de bliksem geboren. De boosheid of bitterheid wordt midden in de hardheid en hitte in de bliksem geboren en zo ver als deze bliksem, d. i. de vlam vuurs, reikt, zo ver reikt ook de boosheid der bitterheid, die de zoon is van de hardheid en de hitte. Dit geheimenis echter zult ge weten: dat de bitterheid voordien al in het hout aanwezig was; anders zou deze bitterheid niet zo plotseling in het vuur tot uiting komen. Want zoals vuur ontstaat, wanneer men hout aansteekt, evenzo ontstaat ook het hout in en boven de aarde. Zo evenwel de boosheid in het schijnende licht zou ontstaan, zo zou deze boosheid gelijke tred houden met de glans van het licht; dit ge­schiedt niet. Het is zo: de bliksem is de moeder van het licht, want de bliksem doet het licht ontstaan en hij is de vader der boosheid, want de boosheid blijft in de bliksem als een zaad in den Vader, en deze zelfde bliksem veroorzaakt ook de toon of het geluid. Wanneer deze toon uit­gaat van de hardheid en de hitte, zo komt daaruit geluid te voorschijn en het licht maakt de klank helder en het water maakt de klank zacht. Hij wordt gevangen in de hardheid en hij leeft als het ware in alle andere hoedanigheden. Want iedere oergeest in de zeven Geesten van God zijn zwanger van de andere geesten Gods en zij zijn allen tezamen als één geest; geen bestaat buiten de anderen en van eeuwigheid tot eeuwigheid brengt de een de anderen voort.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Menigeen zou zeggen: wat is dat voor een God, wiens lichaam, wezen en kracht bestaat uit vuur, lucht, water en aarde? Ziet, gij niet begrijpende mens, ik wil u de ware diepte van de Godheid aantonen. Als dat gehele wezen niet God is, dan zijt gij niet God's beeld; als ergens een vreemde God is, dan hebt gij geen deel aan hem, want gij zijt uit deze God ge­schapen en gij, gij leeft in deze zelfde God, en diezelfde God geeft u steeds uit Zijn kracht, zegen, spijs en drank. Ook is al uw wetenschap in deze God gelegen, en wanneer gij sterft, dan wordt gij in deze God begraven.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Let nu op. Eerst komt de zure zelfstandigheid; deze ontstaat steeds uit de zes andere geesten; van zichzelf is zij hard, koud, scherp, zoals zout en dan nog veel scherper. Een mens kan haar scherpte riet genoeg begrijpen, aangezien zij in een mens niet enig en alleen is, maar naar de aard, waarop zij door de helse kwaliteit wordt aangestoken, weet ik, hoe zij is. Deze zure scherpe hoedanigheid, trekt en houdt in het goddelijk lichaam de vormen en beelden tezamen en droogt ze uit, zodat ze bestaan.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Dit vuur is het meest schadelik, en heeft vanaf het begin van de wereld het meeste verdorven en het is moeilijk om het te blussen. Want wanneer het ontstoken is, zo brandt het in het zoete water en het moet gedoofd worden door de bitterheid. Daarom volgt hierop ook een treurig gemoed, wanneer iemand het zou toelaten, dat in zijn lichaam vuur zou branden in het zoete bronwater. Maar dit zult ge weten, dat ge heerser over uw eigen gemoed blijft. Er ontstaat géén vuur in uw lichaam of geest, of ge verwerkt het zelf. Het is waar: al uwe geesteswerkingen ontsprongen van zelf en werken in u; de ene heeft steeds grotere macht en kracht over u dan de andere. Want wanneer in de ene mens de heerschappij der geesten gelijk was aan die in een andere mens, zo zouden wij allen een gelijkvormige wil en een zelfde gestalte bezitten; zij zijn echter alle zeven onder het gezag van uw ene belichaamde geest, welke de ziel heet. (Zij heeft in zich het eerste principe der geest der zielen, het tweede en de sterrengeest in de elementen, het derde, namelijk deze wereld.) Wanneer nu een vuur in een oerbron ontstaat, zo is dit aan de ziel niet verborgen; zij mag onmiddellik de andere bronnen wekken, die het ontstoken vuur niet gunstig gezind zijn en zij mag het vuur blussen. Zou echter het vuur te groot worden, zo heeft zij haar gevan­genis, waarin zij de geest, die werd aangestoken, mag opsluiten, nl.. in de harde scherpe kwaliteit, en de andere geesten moeten hare gevan­genisbewaarders zijn, totdat de toorn voorbij gaat en het vuur uitdroogt. Merk op wat dit betekent. Wanneer een bepaalde geest of oerbron u te heftig een bepaalde richting uitdrijft, wat tegen de natuurwet ingaat, zo moet ge uw ogen daarvan afwenden. Helpt dat niet, neem dan die geest en werp hem in de gevangenis. Dat wil zeggen: wendt uw hart af van de tijdelijke wellust, van eten en drinken en overdaad, van de rijkdom dezer wereld en denk dat op de dag van heden het einde van uw leven daar is; wendt u af van de overvloed dezer wereld en roept ernstig tot God en geeft u aan Hem over.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Mij echter wordt de poort van het gemoed geopend, opdat ik het zien en kennen kan, anders zou het mij ook verborgen blijven tot aan deze dag. Dit is ook van voor de grondlegging der wereld aan alle mensen ver­borgen geweest, maar ik laat aan God het bestuur over. In God triom­feren alle geesten als één geest; en de ene geest verzacht en bemint steeds de anderen, en is niets dan louter vreugde en gelukzaligheid. Hunne geboorte evenwel, welke in het verborgene plaats heeft, moet alzo zijn, want het leven en het verstand en de alwetendheid worden alzo geboren, en het is een eeuwige geboorte, die nooit verandert. Ge moet niet denken, dat in de Hemel ook maar één lichaam, of één onderdeel is, dat men voor alle anderen met de naam van God zou kunnen benoemen, neen, de ganse goddelijke kracht, die zelf de Hemel en aller Hemelen Hemel is, wordt alzo geboren en dit is God de Vader, uit Wie alle heilige Engelen zijn geboren en zij allen leven uit deze goddelijke kracht; ook wordt de geest aller Engelen immer en eeuwig uit deze kracht geboren, alsook de geest aller mensen. Want deze wereld behoort tot het lichaam van God den Vader, als de Hemel daartoe behoort; maar de geesten zijn in de onbegrensdheid van deze wereld door koning Lucifer ontstoken geworden, zodat alles in deze wereld is alsof het half versmacht is en dood; daarom zijn wij arme mensen zo verblind en leven te midden van het grootste gevaar.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Ge moet daarom nog niet denken dat het Hemelse licht in deze wereld in de oerbronnen Gods geheel gedoofd is. Neen, er is slechts een duister­nis, welke wij met onze verdorven ogen niet doorschouwen kunnen; zo God echter deze duisternis doet wijken, die zweeft boven het licht, en uwe ogen worden geopend, zo ziet ge op de plaats, waar ge zijt, en waar ge zit of ligt, Gods schone aangezicht en de gehele Hemelse poort. Ge durft uw ogen niet naar de Hemel opheffen, want er staat ge­schreven: het “Woord” is nabij u; namelijk op uw lip en in uw hart. 5 Mozes 30 :, Romeinen 10 : 8. Zo nabij is God u, dat de geboorte der heilige Drievuldigheid ook in uw hart plaats heeft; God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest worden allen in uw hart geboren. Wanneer ik hier nu schrijf over het centrum of het midden, en dat de oerbron der Goddelijke geboorte in het midden plaats vindt, zo betekent dat niet, dat er in de Hemel een bijzondere plaats is of een bijzonder lichaam waaruit het vuur van het goddelijk leven ontspringt en van waaruit de zeven geesten Gods uitgaan in de volheid van den Vader, maar ik spreek op menselijke wijze over deze dingen ter wille van het onverstand van de lezer, over de wijze, waarop de Engelen zijn gevormd en zoals in God alles bestaat. Ge kunt geen plaats, noch in de Hemel, noch op de aarde noemen, waar de goddelijke geboorte niet alzo geschiedt, noch in enige Engel of heilige mens, noch daarbuiten. Waar een oerbron of oergeest in de goddelijke kracht aangeroerd wordt, waar ook, behalve in de duivelen en in alle goddeloze verdoemde mensen, zo is de goddelijke ge­boortebron aanwezig en daar zijn tegelijkertijd alle zeven Oergeesten Gods aanwezig en het is, alsof ge een ruimtelijke cirkel zou sluiten en als het ware de gehele goddelijkheid binnen dien cirkel. Zo ook wordt de goddelijkheid in een schepsel geboren; de volheid des Vaders is tot aan alle einden der wereld en in alle dingen. Op deze wijze kan men God noemen: een almachtige, alwetende, alziende, alhorende, alriekende, al­proevende, alvoelende God, die alom tegenwoordig is en hart en nieren proeft van Zijn schepselen.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Let hier op de diepte, want ik spreek hier op duivelachtige manier, alsof het godslicht in deze vier soorten nog niet ontstoken zou zijn, alsof de Godheid een begin zou hebben.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Dat licht ontstaat in het midden der vier soorten, uit het vet van het zoete water, en vervult het gehele lichaam van deze geboorte. Het is echter zo zacht, weldadig, welriekend en goed smakend, dat ik niets anders weet, dat daarmede te vergelijken is dan wanneer midden in de dood het leven oprijst, of wanneer een mens die midden in een vuurzee staat, daar plotseling uit gered en in zachte weldadige omgeving ge­plaatst wordt, waar de smarten, die hij door het vuur ondervond, plotse­ling van hem weggenomen worden. Zo wordt de openbaring van de vier soorten in zulk een zachte weldadigheid omgezet, zodra het licht daarin opgaat.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] En dat licht noem ik in de menselijke geboorte, de dierlijke geboorte. (“Versta het beeld, dat uit de ziel naar Gods gelijkenis is ontsproten”) of de geboorte van de ziel, welke van gelijke kwaliteit is als deze Goddelijke dierlijke geboorte en hierin is de ziel van de mens een met het hart van God, als zij echter ook in dit licht staat.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[26] En op deze wijze zijn Hemel en aarde de Zijne, en alle duivelen, benevens alle goddeloze zijn Zijne gevangenen, voor eeuwig, en zij moeten, in de Salniter, die zij ontstoken hebben, eeuwige pijn lijden en eeuwige smaad en schande. Want het volschone aangezicht Gods met alle heilige Engelen zal boven hen, onder hen en dan rondom hen vol van schoonheid, heerlijkheid en klaarheid lichten, en alle heilige Engelen met alle heilige mensen zullen over hen triomferen voor eeuwig, en vol van grote vreugde, lieflijkheid en gelukzaligheid van Gods Heiligheid zingen: van Zijne koninklijke heerschappij, van de lieflijke vrucht van het Hemelse gewas en dat zal, naar de wijze van de zeven Oergeesten Gods, veelstemmig weerklinken. Daar naast zullen de duivelen met alle goddelozen in een hel geworpen worden; aldaar zal een helse walm opstijgen en er zal kwelling zijn en het helse vuur en de helse koude en bitterheid zullen, naar de aard der aangestoken Gods geesten, voor eeuwig in hunne lichamen branden en in al hun heerscharen. Maar daar is voor hen geen hulp, hun smart wordt nog groter, hoe meer zij het be­treuren, hoe meer de helse grimmigheid ontstoken wordt; zij moeten in de hel vertoeven; zij zijn als doodsbeenderen; als de schapen, verzengd door het vuur; de afschuw knaagt aan hen, zij durven hunne ogen niet opheffen vanwege de schande, want zij zien in hun nabijheid niets dan een strengen rechter en boven hen en rondom hen zien zij de eeuwige vreugde. Niet, dat zij het begrijpen of zien, maar zij voelen het als zodanig. Daar is een ach en wee, een knersen en wenen en er is geen uitredding, het is hen, alsof de donder immer weerklinkt en het bliksemt, want alzo gedragen zich de geesten Gods, als ze aangestoken worden. De eerste hardheid veroorzaakt de harde, ruwe, koude en zure eigen­schap; de zoetheid is verdroogt; ze is als een gloeiende kool wanneer er geen vocht meer in het hout is; het verdroogt en er is geen lafenis; de bitterheid is als een helse pestilentie en is bitterder dan gal, het vuur brandt als zwavel; de liefde is vijandschap; de toon is slechts een hard kloppen als een holle klank, alsof er een donderslag weerklonk, het ge­bied van de zevende geest is als een huis der treurnis. Hunne spijze is gruwel en deze groeit op uit de boosheid van alle hoedanigheden. Ach en wee, zonder einde, eeuwigheid, daar bestaat geen tijd, een andere koning zit op de troon; deze houdt een eeuwig gericht; zij zijn een voetbank voor zijne voeten. Ach, schoonheid en wellust dezer wereld, o rijkdom en trotse pracht, o macht en geweld, uw boze en grote pracht, wel al uw wellust tezamen is als een brandstapel door het helse vuur verbrand. Eet en drink, verberg u onder een schone schijn, heers gij schone Godin, die tot hoer geworden zijt; uw schande en smaad duurt eeuwig.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De zevende geest Gods in de Goddelijke kracht is het lichamelijke, de stoffelijke vorm, die uit de andere zes geesten geboren wordt jen waarin alle Hemelverschijningen tot aanschijn komen; de vorm, waarin alles gegoten wordt en waarin alle schoonheid en vreugde opgaan. Dat is de ware geest der natuur, ja, de natuur zelf, waardoor men de dingen be­grijpt, en waarin alle schepselen in Hemel en op aarde samengevat zijn in een stoffelijk geuit beeld. Ja, de Hemel zelf is op die wijze geformeerd en alle natuurlijkheid in God is onderworpen aan deze geest. Zo deze geest er niet ware, zo zou er ook geen Engel of mens zijn en dan zou God een ondoorgrondelijk Wezen zijn, Die slechts zou bestaan in Zijn ondoorvorsbare kracht.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Nu doet de vraag zich voor: hoe is deze gestalte of vorm? Zijt ge een wijze Mercuriusgeest, die alle zeven goddelijke geesten doordringt en hen beproeft en doorzoekt, wie zij zijn, zo zult ge bij de verklaring van deze zevende geest de werking en het wezen van de ganse goddelijkheid verstaan en zijn bedoeling begrijpen. Verstaat ge echter deze geest niet, zo laat dit boek met rust; en bemoei er u niet mee, want dan zijt ge in Saturnus te zeer gevangen en geen filosoof in deze wereld. Laat nu uw oordeel achterwege, of ge zult er voor gestraft worden; ik heb u daarvoor getrouwelijk gewaarschuwd;;; wacht totdat ge in het volgende leven zijt, zo zal de Hemelpoort voor u opengedaan worden en dan zult ge het ook verstaan.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wanneer de bliksem zich in 't centrum verheft, zo is de goddelijke ge­boorte in volle werking; in God is het immer en eeuwig alzo, maar bij ons arme kinderen des vleeses niet. In dit leven duurt de zegevierende goddelijke geboorte in ons mensen slechts zó lang, als deze bliksemstraal aanhoudt; daarom is onze kennis stukwerk; in God echter blijft deze blik­semstraal onveranderlijk en eeuwig voortduren. Ziet, alle zeven geesten zouden zonder deze bliksemstraal zijn als een donker dal. Nu bewegen zich de vier geesten (bitter enz.) in de bliksem, want ze worden alle vier daarin levend gemaakt, deze viervoudige kracht stijgt op, alsof het leven zelf openging; en deze kracht, die is opgestegen, is de liefde; dit is de vijfde geest; deze is, alsof een dode geest wederom levend is geworden en plotseling in grote klaarheid zich openbaarde. De ene kracht maakt de andere beweeglijk; de zure, wrange klopt, de hitte veroorzaakt in liet kloppen een duidelijke klank of geluid; de bittere verdeelt deze klank en het water maakt hem zacht; dit is de zesde geest. Nu stijgt de toon op in alle vijf geesten, als een lieflijke muziek en blijft bestaan, want de wrange kwaliteit doet hem verdrogen. Nu is in deze toon of klank de kracht van de zes Oergeesten en hij is als 't ware het zaad van de zes andere geesten die tezamen gevoegd zijn tot een lichaam en waaruit een geest is gemaakt; deze heeft de eigenschap van alle geesten en dit is de zevende geest van God in de goddelijke kracht. Deze geest heeft de kleur van het blauw van de Hemel, want hij is uit de zes andere geesten geboren. Wanneer nu de bliksem, die zijn plaats heeft te midden van de hitte, in de andere geesten zijn licht afstraalt, zodat zij opstijgen en de zevende geest doen geboren worden, zo stijgt ook de bliksem op in de zevende geest, bij de geboorte der zes anderen. Dewijl echter de zevende geen aparte eigenschap heeft, waardoor hij zich van de anderen kan onderscheiden, zo kan de bliksem in deze zevende geest niet lichtender worden, want hij verbindt, door middel van de zevende geest, de zes andere geesten tot één lichaam en de bliksem woonte midden dezer zeven geesten en vindt zijn oorsprong in hen allen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1463 - 1464 - 1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485 - 1486 - 1487 - 1488  ...