Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1477 van 1490

...  1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485 - 1486 - 1487 - 1488 - 1489 - 1490
[3] De Koning echter is het Hart van alle eigenschappen en heeft zijn ge­bied in het midden als een oerbron; evenals de zon zich te midden der planeten bevindt en zij een koning der sterren is en het hart der natuur in deze wereld, zo groot is ook Cherubijn of Koning der Engelen. En zoals de zes andere planeten naast de zon leiders zijn van de heir­scharen en doen hetgeen de zon verlangt, opdat deze in hen regeren en werken moge, zo doen alle Engelen des Konings wil en de Engelenvorsten beraadslagen tezamen met den Koning. Ge zult echter moeten weten, dat zij allen elkander gelijkelijk liefhebben; geen van hen misgunt één der anderen zijn schoonheid en gestalte, want zoals het gesteld is met de geesten van God, alzo is het met hèn gesteld. Ook hebben zij allen tegelijk de Goddelijke Vreugden en genieten allen tegelijk de Hemelse spijzen, waarin geen onderscheid is. Slechts in de kleuren en kracht is onderscheid, maar niet in de volmaaktheid ervan, want een ieder heeft de kracht van alle goddelijke geesten in zich; wanneer het Licht van den Zoon van God hen beschijnt, zo is de hoe­danigheid van iedere Engel te onderkennen aan de kleur. Ik heb over de gestalten en de kleuren slechts een weinig gesproken; er is echter veel meer over te zeggen, hetgeen ik, ter wille van de kort­heid niet wil doen. Want zoals de Godheid zich tot in het oneindige open­baart, zo zijn er ook een onbeperkt aantal gestalten en kleuren onder de Engelen; ik kan het slechts vergelijken met de bloei van de aarde in Mei, hoewel dit slechts een dood en aards voorbeeld is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[37] De Vader heeft deze, zijn enig geboren Zoon daarom zo lief, omdat deze zoon het licht en de zachte weldadigheid in Zijn leven is, door welke kracht de vreugde en het geluk van den Vader uitbreekt. Dit zijn nu de drie aanzichten, en geen van de drie kan de andere vatten, vasthouden of begrijpen; het ene is even groot als de anderen, en als een van de drie er niet was, dan waren de anderen er ook niet.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Zulks schrijf ik in de kracht en de erkenning van de grote God, en ik versta Zijn wil heel goed, want ik leef en ben in Hem en ontspruit met deze arbeid uit Zijn Wortel en stam, en zo moet het ook zijn. Kijk nu goed uit; blijft ge blind, dan is er geen raad meer en gij moogt niet zeggen, dat ge het niet geweten hebt; sta op, de dag breekt aan! Het derde deel of het derde aanzicht in het wezen Gods is de bewegende geest, die uit het oprijzen in schrik, daar, _waar het leven geboren wordt, ontstaat.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[44] Wel geliefde op het bruine paard, dat u van de Hemel in de hel rijdt, en van de hel in de dood, waarin de angel des doods steekt, keer tot u zelf in, gij wereldwijze mens en zie hoe vol gij zit met boze wijsheid. Merkt het op, gij wereldwijze rechters, hoe gij niet voor deze spiegel, voor het stralende en klare aangezicht van God wilt komen, om u daarin te spiegelen; de geest biedt u de geboorte in de binnenste halve cirkel aan, waar de wijsheid geschapen wordt en waarin de scherpte van de angstige geboorte Gods zich bevindt, want daaruit ontspruit uw wijs­heid en uw dieper verstand.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Een bepaalde hoedanigheid openbaart zich in het Wezen Gods het sterkst op een bepaald ogenblik. Zo is het ook met de Engelenvorst. Waar God in Zijn werkingen worstelt en kampt, daar is ook een werking van deze Engelenkoning. Daar vangt hij aan met zijn legioenen en zingt, klinkt, danst en jubileert vol vreugde. Dat is een Hemelse muziek, want een ieder zingt daar naar de kwaliteit van zijn eigen stem en de koning is de aanvoerder van de reidans, zoals een zanger met zijne leerlingen en de koning verheugt zich en jubileert met zijne Engelen ter ere van den groten God en tot vermeerdering der Hemelse vreugden en dit is als een heilig spel; tot Godes ere en tot vreugde zijn zij geschapen. Wanneer de Hemelse muziek der Engelen weerklinkt, zo beginnen in de Hemelse heerlijkheid, in de goddelijke Salniter allerlei gewassen te groeien, allerlei kleuren en gestalten komen tot aanschijn, want de Godheid openbaart zich in oneindigheid van soort, kleur, vorm en vreugde. Waar de Zoon Gods zich afzonderlijk openbaart, als een triomf, daar rijst op de vreugdevolle muziek der drie koninklijke heirscharen van de gehele Engelenwereld. Welk een vreugde dit zijn zal, geef ik aan een ieder te bedenken, ik kan het met mijn verdorven natuur niet verstaan, nog veel minder beschrijven. Met dit gezang roep ik de lezer op tot dat leven, hij zal zelf te midden der reien verkeren; wat hij hier niet ver­staat, dat zal hij ginds aanschouwen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Iedere Engel is geschapen als de Godheid en hij is als een kleine God, want, dewijl God de Engelen schiep, zo schiep hij ze uit zichzelf; nu is God op de ene plaats evenzeer tegenwoordig als op de andere. Overal is God: Vader, Zoon en Heilige Geest. In deze drie namen en in de kracht dezer drie namen bestaan de Hemel en de aarde en alles, wat in uw hart opkomt. En wanneer ge een kleine cirkel zoudt afsluiten, waar­binnen ge nauwelijks zoudt kunnen zien of die ge u nauwelijks zoudt kunnen voorstellen, zo is niettegenstaande dat, toch de gehele goddelijke kracht daarbinnen tegenwoordig en de Zoon Gods wordt er in geboren en de Heilige Geest in het midden van die cirkel uit van den Vader en den Zoon. Is het niet in liefde, zo is het in toorn, zoals er staat ge­schreven in Psalm 18 : 26: Bij de goedertierene houdt Gij U goedertieren en bij de oprechten man houdt Gij U oprecht. De toorn Gods wordt op­gewekt en is ook in alle geesten Gods op die plaats, waar zij is opge­wekt en de liefde Gods wordt opgewekt en is ook in alle geesten Gods op die plaats, waar zij wordt opgewekt. De Engelen zijn allen hetzelfde geschapen. Allen zijn zij geschapen uit de Goddelijke Salniter der Hemelse natuur; slechts dit is het onderscheid tussen hen, dat elk van hen, toen God hen schiep, een bepaalde hoedanigheid in meerdere mate bezat dan de ander; dat in elk van hen een bepaalde eigenschap over­heerste. Daardoor is het gekomen, dat de Engelen alle hun verschillende kwaliteiten hebben, en er velerlei kleuren en schoonheden zijn, terwijl toch alles uit God is.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter iedere Engel alle eigenschappen Gods in zich, maar één van deze eigenschappen is het sterkst in hem vertegenwoordigd; naar die eigenschap is hij genoemd en in deze eigenschap triomfeert hij. Zoals nu de eigenschappen in God elkander voortdurend voortbrengen, terwijl zij ook in elkander opstijgen en elkander liefhebben, en, zoals de bliksem in het zoete water in de hitte opgaat, waardoor het leven, de vreugde geboren worden, alzo is het ook in één Engel; zijne innerlijke geboorte is niet anders dan de uiterlijke geboorte in God. Zoals de Zoon Gods in de middelste oerbron in de hitte, in het zoete water geboren wordt uit alle zeven Geesten Gods, van wie zij hun leven en hun vreugde ontvangen, zo wordt ook de Zoon Gods in dezelfde gestalte in een Engel, in de middelste oerbron van het hart in de hitte in het zoete water geboren en hij verlicht wederom alle zeven Oergeesten van de Engel. En zoals de Heilige Geest van den Vader en den Zoon uitgaat en alles vormt en verbeeldt en alles lief heeft, alzo gaat ook de Heilige Geest die in de Engel is uit in zijne medebroeders en heeft hen lief en verheugt zich met hen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Ge moet echter niet menen, dat God hierdoor gebonden is en hen van die plaats niet kan verdrijven, wanneer hij anders te werk gaat, dan op de wijze, die God niet hem heeft voorgehad. Want zolang hij in de liefde en in de gehoorzaamheid blijft, zo is die plaats rechtens de zijne. Wan­neer hij zich echter verheft, en het vuur der toorn aldaar ontsteekt, zo ontsteekt hij ook het huis Zijns Vaders en is afkerig van datgene, waaruit hij geschapen is en hij maakt uit datgene, wat vóór zijn opstand één was, twee. Wanneer dat nu geschiedt, zo behoudt hij zijn lichamelijk natuur­recht, maar wil het schepsel, dat een begin heeft, zich verzetten tegen hetgeen waaruit het ontstaan is, hetwelk vóór hem bestonden géén begin heeft, en wil dan het schepsel zijn plaats verwoesten, die plaats, waar hij vol liefde tot aanzijn gekomen is, en wil hij deze liefde tot een vuur van toorn maken, zo stort die liefde het vuur der toorn over het schepsel uit en werpt het schepsel tegelijkertijd uit.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[56] God heeft daarom de natuur zo hevig aangestoken en zijn boosheid daar zodanig ingelegd, dat hij daarmede voor de duivelen een woonhuis bouwde en ze daarin gevangen hield, opdat zij kinderen van zijn toorn zouden zijn, in wie deze met zijn kwade driften zou regeren, en zij in de toorn.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Nu wordt er gevraagd: wat zijn dan de sterren en waaruit zijn zij ge­worden. Zij zijn de kracht van de zeven Oergeesten Gods. Toen de toorn Gods door de duivel in deze wereld was aangestoken, is het gehele wereldhuis in de natuur of in de buitenste geboorte als in de dood ver­zonken, waaruit de aarde en de stenen zijn voortgekomen. Toen al die harde zelfstandigheden tot een klomp samengedreven waren, werd de diepte zuiver, maar geheel donker, want het licht was in de toorn onder­gegaan. Nu kon het lichaam Gods van deze wereld niet in de dood blijven en daarom bewoog God zich met zijn zeven Oergeesten tot een nieuwe geboorte.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Zijn bedoeling was namelijk om uit dit huis weer een andere Engelen­schaar te scheppen. Hij wilde een Engel scheppen, die Adam zou zijn. Deze zou uit zich schepselen geboren doen worden, gelijk aan hem, die dan het huis der nieuwe geboorte zouden bezitten. Midden in de tijd zou hun koning uit het lichaam van een mens geboren worden, die bezit zou nemen van het nieuw geschapen rijk in de plaats van de verdorven en verstoten Lucifer.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Evenzo doen ook de Engelen in de Hemel, wanneer zij bij elkander komen, ieder van uit zijn eigen plaats. Want de verdorven natuur dezer wereld arbeidt volijverig, opdat zij Hemelse vormen zou kunnen te voorschijn brengen en de kleine kinderen moeten vaak hunner ouders leermeesters zijn, wanneer de ouders dit slechts konden verstaan. Er is helaas thans verderf bij de jongeren en bij de ouden. Bij deze deemoed der Engelen vermaant de Geest de kinderen dezer wereld, dat zij er acht op zullen geven, of zij elkander wel zulk een liefde toedragen of er bij hen zulk een deemoed is als bij de Engelen; zij worden vermaand om te bedenken, wat zij voor schepselen zijn en of zij op de Engelen gelijken. Zij toch hebben het derde koninkrijk der Engelen in zich. Ziet, uwe liefde, uw deemoed en uwe vriendelijkheid wil de Geest u alhier voor ogen stellen, gij schone Engelenbruid. Aanzie toch uw tooi; welk een grote vreugde zal de bruidegom aan u hebben, gij lieve Engel, die elke dag met de duivel danst.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Wanneer er thans iemand een hogere plaats gaat bekleden, zo is hem een oudere mens die niet evenzo hoog verheven is als hij, niet goed ge­noeg. Hij acht zijn minderen alsof het de voetbank voor zijn voeten ware. Hij tracht hun bezittingen met list te ontvreemden; kan hij dit niet met list, zo doet hij het met geweld, opdat hij genoegdoening kan vinden voor zijn hoogmoed. Komt een eenvoudig mens tot hem, die zich niet goed verweren kan, zo legt hij hem het zwijgen op alsof hij een hond ware; heeft deze iets met hem te maken, zo moet hij iemand van aanzien zijn, om gehoor te kunnen krijgen. Wat zijt gij voor Engelenvorst, o mens. In het navolgende hoofdstuk, de behandeling van de val des duivels, zult ge u zelf weerspiegeld zien; bezie u zelf dan. Wanneer b.v. thans de ene mens iets meer van een of andere wereldse wetenschap weet dan de andere, of de een heeft meer gestudeerd dan een ander, dan is hij boven die ander verheven. Hij kan niet met hem spreken en kan zijne trotse gang niet volgen. De eenvoudige moet zijn nar zijn, terwijl hij toch een trotse Engel is en in zijn liefde een dode mens; dit alles wordt ook weer­spiegeld in het navolgende hoofdstuk.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[28] Zoals nu de Goddelijke Drie-eenheid is als een Enig Wezen, terwijl de drie persoonlijkheden der Drie-eenheid met elkander verbonden zijn, evenzo als de verschillende delen van het menselijk lichaam, en zoals de ene plaats is als alle andere plaatsen, hoewel de een een andere bestem­ming heeft dan de andere, zoals het ook is met de verschillende delen van het menselijk lichaam, zo zijn ook de drie koninkrijken der Engelen met elkander verbonden en geen der drie bestaat afzonderlijk. Geen Engelenkoning mag zeggen: “Dit is mijn rijk” en een andere mag in mijn rijk niet komen. Al is het ook zijn oorspronkelijk, van nature geërfd rijk, en al zal het dat ook blijven, zo zijn toch alle andere koningen en Engelen zijn broeders, naar de natuur uit denzelfden Vader als hij en alle zijn zij de erfgenamen van het rijk huns Vaders. Zoals de Oergeesten Gods elk hun eigen plaats hebben en bestemming en toch met de andere geesten tezamen den enigen God uitmaken, (wanneer de andere er niet waren, zo was hij er óók niet), alzo gaat óók de ene geest in de andere op en evenzo is het ook met de heilige Engelen. Zij allen leven in en uit God. Daarom leven zij alle vriendelijk en vreedzaam bij elkander in het rijk huns Vaders, als geliefde broeders; er is geen grens voor elk van hen wat betreft het werk, waartoe elk van hen geroepen is. Een eenvoudig mens zou nu kunnen vragen: op welke wijze bewegen de Engelen zich of waarop steunen hunne voeten? Ik wil u hier het juiste daaromtrent meedelen. Zoals u het hier vindt uitgedrukt, zo is het in de Hemel, want de geest ziet onbelemmerd in deze diepte; ook is het zeer begrijpelijk. De gehele natuur des Hemels bestaat door de kracht van de zeven Oergeesten en de beweeglijkheid van alle eigenschappen wordt veroorzaakt door de kracht van de zevende oergeest; deze natuur of beweeglijkheid is zeer licht en als een nevel en als een meer van kristal, dat men door alles heen kan zien. Er onder en er boven is de diepte. De Engelenlichamen zijn ook op deze wijze samengesteld, maar hun lichamen zijn alleen van een drogere substantie en deze zijn de kern uit de natuur, het beste en de schoonste glans der natuur. Op de zevende Geest Gods, die dik als een nevel is en helder als een kristallen zee, bewegen zij zich als 't ware, zij stijgen en dalen en gaan waarheen zij willen. Want zij zijn zo beweeglijk als de Goddelijke Kracht zelf; toch beweegt de een zich nog sneller dan de andere, elk naar zijn aard.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Onder de voltrekking van deze tijd wilde God dit huis met zijn eigen­schappen als een koninklijk domein versieren en plaats maken voor de Oergeesten, opdat zij in dat huis der duisternis wederom schepselen en beelden zouden voortbrengen, zoals zij van eeuwigheid af al gedaan hadden, totdat het nieuw geschapen heer van Engelen, (de mensen), ge­heel voltooid zou zijn.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1465 - 1466 - 1467 - 1468 - 1469 - 1470 - 1471 - 1472 - 1473 - 1474 - 1475 - 1476 - 1477 - 1478 - 1479 - 1480 - 1481 - 1482 - 1483 - 1484 - 1485 - 1486 - 1487 - 1488 - 1489 - 1490