Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 149 van 1110

...  137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162  ...
[12] Kijk, Gods macht gaat verder dan de macht van een aardse koning! Of ligt het leven van een koning niet evengoed in Mijn hand als dat van een bedelaar? Eén zuchtje van de wil van Mijn geest, en de gehele schepping bestaat niet meer! Vriend, maak je dus maar geen zorgen! Wat Ik zeg, is voor de eeuwigheid gezegd, en waarvoor Ik iemand uitkies, dat is en blijft hij onbetwist en onaantastbaar. Ik alleen ben de Heer en doe alles volgens Mijn geheel eigen liefde en wijsheid, en niemand kan met enig recht tegen Mij zeggen: 'Heer, waarom doet U dit of dat?' Ja, wie Mij in de liefde van zijn hart vraagt, die zal Ik in zijn hart wel een bevredigend antwoord geven, maar wie met Mij zou willen redetwisten, krijgt geen antwoord, maar alleen een oordeel! Wees jij dus maar rustig. Als Ik je koning maak, ben je ook werkelijk een koning en wie tegen je te velde zou trekken, zal vermorzeld worden! Neem daarom de hand van Helena en besef dat zij je lieve vrouw is en blijft!"
Hoofdstuk 119: Helena wordt de vrouw van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Dan staat MATHAËL plotseling wat boos op en zegt zo hard dat velen hem kunnen horen: "Wat oordelen jullie hier nu als blinden over de kleuren! O jullie blinden, allemaal die hier zijn, behalve engel Raphaël, en ook jullie, Zijn oudste leerlingen, jullie zijn ook nog erg blind en daarom dom!
Hoofdstuk 121: Het gebed van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Wat Zijn geest betreft is Hij de werkelijke zon; wij en alle geesten zijn echter slechts levende afbeeldingen van God, deze eeuwige oerzon. -Begrijpen jullie nu goed wat het betekent als Hij zegt dat Hij bidt?"
Hoofdstuk 121: Het gebed van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] MATHAËL antwoordt: "Wel, wel, daar weten we alles van en jij hebt haar vader Ebahl, die hier ook aanwezig is, een herbergier uit Genezareth, al gisteravond beneden bij jullie drie tenten gezien en gesproken! Ben je dat dan al vergeten? Zeg me liever wat je van de buitengewoon kernachtige wijsheid van dit meisje vindt en of je niet ook zoals ik een levendig verlangen voelt om net zo wijs te zijn als zij, deze allerliefste, bevallige kleine! Heus, ik weet veel, -maar dit kind weet meer! In mijn hart zie ik dat haar reine borst dingen bewaart waar wij nog geen flauw idee van hebben. Maar Raphaël schijnt door haar niet zo hoog aangeslagen te worden! Wat denk jij daar nu van, liefste echtgenote Helena?"
Hoofdstuk 123: Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] OURAN zegt: "Je hebt gelijk als je eens over wat anders begint! Ik heb intussen wel een klein, mij zeer versterkend slaapje gedaan en in mijn droom heel wonderlijke dingen gezien, maar ondertussen heb ik toch van jullie gesprek het een en ander opgevangen en ik zeg jullie dat de kleine helemaal gelijk heeft en jij, Mathaël mijn zoon, hebt ook gelijk. Maar de vrees van mijn lieve dochter, ook al is die niet geheel ongegrond, is toch wat te overdreven!
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Wij hebben, liefste dochter, lang niet zoveel gezocht als wij gevonden hebben. Als wij maar iets meer gevonden zouden hebben dan in Plato's 'Symposion', waren wij al buitengewoon tevreden naar huis gegaan. Maar hoe gaan we nu., nu wij iets hebben gevonden, waarvan Plato in zijn Symposion nooit had kunnen dromen?! Nu zullen wij onder groot gejubel naar huls trekken en de verbaasde volken luidkeels verkondigen wat wij tijdens ons zoeken allemaal hebben beleefd, gehoord en gezien! Ik moet jullie zeggen dat ik mij er nu al echt van ganser harte op verheug!
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] JARAH zegt: "O, heel graag, - maar jullie zouden me misschien nauwelijks willen geloven! U, beste Mathaël, weet veel van de sterren, maar ik misschien nog wel meer. Dat is echter niet mijn verdienste, het is slechts een zuivere, buitengewone gift van de Heer. Wacht, ik zal u Iets vragen! Als u daar een bevredigend antwoord op kunt geven, weet u net zoveel als Ik, maar heeft u daar geen antwoord op dan zal ik zo vrij zijn u veel van wat ik weet te vertellen. -Wat denkt u dat die kleine sterren aan het firmament zijn?"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] MATHAËL zegt: "Ik ben het helemaal met u eens, want in de tempel te Jeruzalem gebeuren heel ontzettende dingen en het zou erg gewaagd zijn daar met deze leer aan te komen! In de tempel waar eens Jehova's geest zichtbaar aanwezig was in het allerheiligste, heerst alles wat men maar slecht en kwaadaardig kan noemen. Maar van iets goddelijks is In werkelijkheid geen spoor meer aanwezig, alleen maar namen zonder inhoud! De priesters zijn wolven en hyena's in schaapskleren. In besloten kring zal ik jullie nog heel veel daarover kunnen vertellen omdat ik zelf tempeldienaar was! Maar nu houden we daarover op, want hier kan over iets veel beters gesproken worden dan over de nu geheel goddeloze tempel te Jeruzalem!
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Toen men vanavond een langere dag wenste, liet Hij niet de aarde of schijnbaar de werkelijke zon stilstaan -wat volgens Zijn hoogst eigen woorden tegen Zijn orde zou zijn -want als Hij zoiets zou doen, dan zou al het leven op aarde ten dode zijn opgeschreven. Wat niet door de verschrikkelijk krachtige, centrifugale kracht vernietigd zou worden, zou een nog zekerder dood vinden in de golven, die al het vaste land zouden overspoelen.
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Vanaf hier tot iedere vaste ster van de eerste, tweede, derde en zelfs vierde grootte zou de vlucht nauwelijks zeven seconden lang duren en wij maken met onze zon en met onze planeetcentraalzon, die met het hiervoor genoemde en omschreven centraalzonlichaam dezelfde snelle, wijde, omcirkeling meemaakt, precies diezelfde beweging onafgebroken mee, en dat is beslist zo volgens de natuurwetten en volgens alle hogere berekeningen! Voelt u daar wat van of brengt dat het een of andere wereldlichaam of ons zelf in de war, nu wij zo vliegensvlug zo'n onmetelijke afstand van de oneindige scheppingsruimte afleggen?
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Misschien voelen jullie je meer thuis, omdat jullie waarschijnlijk deze situatie niet zo rustig en diep aanvoelen als ik en broeder Rob. Wanneer je echter begint dit alles heel rustig en zo diepgaand mogelijk te beschouwen, het vergelijkend met alles wat men in deze wereld ooit heeft gezien, gehoord en in oude boeken heeft gelezen, dan wordt het iemand steeds onheilspellender en vreemdsoortiger te moede. Ja, je verliest op het laatst zo geheel het kontakt met je eigen bestaan, dat het je als een voelbare leegte voorkomt! -Zeg me, of ik het juist heb of niet!"
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] MICHA zegt dan: " Jullie hebben beiden gelijk en ook ik heb datzelfde gevoel, maar mij stemt het juist heel gelukkig."
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL zegt: "Jij hebt gelijk, maar de beide anderen ook, want het is een heel persoonlijke kwestie! Jij en Micha komen wat jullie zielen betreft van een lichte ster. De beide anderen zijn kinderen van deze aarde, maar met dezelfde rechten op de liefde en genade van de Heer als jullie! Jullie zielen stonden reeds vanaf het oerbegin dichter bij het zuiver geestelijke dan de zielen van Rob en Boz en daarom valt het niet te verwonderen dat zij hier, waar zij zich zo dicht bij het zuiver geestelijke bevinden, zich vreemder en onprettiger voelen dan wij, die al vanaf het oerbegin dichter bij het geestelijke stonden dan zij. Langzaam maar zeker zullen zij zich ook meer thuis gaan voelen en dat gebeurt nu al, maar een dag kan niet hetzelfde te weeg brengen als een jaar. Over een jaar als hun geest meer en meer één wordt met hun ziel, zullen zij zich heel anders voelen en zullen zij heel anders praten dan nu. -Begrijp je die wijsheid?
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar de opmerking die één van jullie maakte, dat men zich de oneindige macht van de goddelijke geest gemakkelijker in een lichamelijke reus kan voorstellen, dan in de wat kleine, mannelijke gestalte van de Heer, geldt weliswaar voor de zintuiglijke waarneming, omdat iets kolossaals altijd een grotere indruk maakt op de menselijke zintuigen dan iets kleins, maar geestelijk genomen is dat de reinste onzin. -Want de goddelijke kracht heeft het stoffelijke niet nodig om daarmee mogelijkerwijs naar de mate van de hoeveelheid materie meer of minder uitwerking te kunnen hebben. De materie is op zichzelf namelijk slechts iets dat getuigt van de geestelijke kracht van de goddelijke wil, voor wie het niets uitmaakt of hij nu een gehele wereld of een zandkorreltje creëert. Wat zou dan het nut zijn van een lichamelijke reuzengestalte? De goddelijke wil heeft toch slechts in zichzelf een eeuwig onveranderlijk steunpunt nodig om van daaruit via eindeloze stralen overal in de eindeloze werelden en wezensruimte met gelijke kracht en sterkte te werken, en om plaats te bieden aan dit heilige, eeuwigdurende almachtige steunpunt heeft hij echt geen reuzenlichaam nodig.
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] ZAHR zegt: "Dank je wel, broeder, dat is heel waar en goed! We hebben ons nu wederzijds in naam van de eeuwige Heer en Meester heel nuttig gesterkt en in de tussentijd is het al aardig licht geworden. Maar ik zie dat nu tegen zonsopgang iedereen is ingeslapen behalve wij, -en ik moet toegeven dat ik ook niet het minste spoortje van vermoeidheid voel en jullie zullen ook wel allen helemaal fit zijn!"
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162  ...