Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 149 van 278

...  137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162  ...
[9] De waard zei: 'Luister, mijn steeds vrome en aan God toegewijde vrouw: voor Degene die almachtig is, is niets onmogelijk, maar wij mensen kunnen alleen maar de Almachtige steeds bewonderen, loven, liefhebben, prijzen en Zijn geboden houden! God kan alles uit Zichzelf, maar een mens en een engel niets zonder God.
Hoofdstuk 145: De waardin en haar dienstboden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] De waard zei:'O Heer en Meester, ik heb U helemaal begrepen en het is mij nu volkomen duidelijk wie ik in U voor me heb! Mijn zoon, die door Uw genade en macht genezen is, heeft U direct na zijn wonderbaarlijke genezing volkomen juist beoordeeld en U herkend als Degene die U zonder enige twijfel ook bent. .
Hoofdstuk 147: Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Er is weliswaar nog een geheime, innerlijke, geestelijk reden, die jij nu nog niet kunt begrijpen, maar die jou pas in het andere leven duidelijk zal worden. Maar aangaande jouzelf en je zoon mag je nu uit Mijn mond horen, dat zowel jij als je zoon wat jullie zielen betreft niet van deze aarde, maar van boven stammen, dat wil zeggen van een andere aarde in de eindeloos wijde ruimte van de hemel. Want alles wat zich aan de wijde en diepe hemel als vaste sterren voordoet, is het ene hemellichaam na het andere, en geen daarvan is zonder met rede begaafde menselijke wezens die op jullie lijken; maar alleen deze aarde draagt Mijn kinderen.
Hoofdstuk 148: De oorzaken van de ziekte van de zoon van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Kijk, gelukkige onderdaan van de wijze heersers van Rome, zo gaat het nu onder onze tiran, die behalve zichzelf en zijn grote hofhouding niemand als een mens beschouwt; en wij hebben deze verre reis ondernomen om bij jullie, die vast betere medemensen zijn, om onze zilverstukken te vragen, zodat we weer zonder problemen naar ons land kunnen terugkeren en onze vrouwen en kinderen uit de harde gevangenschap kunnen bevrijden. Daarmee weet je, gelukkige waard, nu helemaal waar wij vandaan komen en wat wij wensen en zoeken.'
Hoofdstuk 149: De twee vreemdelingen uit Nineve - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Wij tweeën behoren echter nog tot de Joodse stam, die zich sinds de gevangenschap onder koning Nebukadnezar hier en daar in ons land heeft gevestigd, en daarom zijn wij in het geheim volgelingen van Mozes, maar natuurlijk zonder Schrift, zonder Ark des Verbonds en zonder tempel. De hemel met zijn sterren is alles wat we hebben.
Hoofdstuk 150: De religieuze situatie in het land van de twee vreemdelingen (11.4.1864, vanaf vers 6) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) 'Nu denk je natuurlijk -zoals enkelen in Mijn aanwezigheid reeds hebben gedacht - dat Ik toch de macht heb om voor eens en altijd een einde te maken aan dat soort wereldse praktijken! Daar heb je natuurlijk wel gelijk in; maar dan zou ten eerste de mens, die zonder onderscheid naar geboorte of stand geroepen is een kind van God te worden, zijn vrije wil geheel en al afgenomen moeten worden, en in plaats van zijn vrije inzicht en verstand zou de mensenziel net als de ziel van dieren van een instinct voorzien moeten worden, waarna ieder mens alleen nog maar datgene zou kunnen doen waar zijn instinct hem toe aan zou drijven. En ten tweede zou Ik ook de hele aarde volslagen anders moeten maken en er enkel het voer voor dergelijke instinctmatige mensen moeten laten groeien, net als voor de andere dieren. Bovendien zou Ik ten derde daarvoor nog heel veel planten en diersoorten volkomen moeten laten uitsterven; want die zijn er alleen maar omdat zich daaruit noodzakelijkerwijs de volledig vrije menselijke ziel moet ontwikkelen in een schier eindeloze reeks van ontwikkelingsniveaus.
Hoofdstuk 151: Over de gerichten van God en de gevolgen daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] (De Heer:) 'Waar jij, Simon Juda, Mij zojuist naar hebt gevraagd, hoort voor het allergrootste deel thuis aan gene zijde, en ondanks Mijn veelvuldige uitleg kun je het niet helemaal tot op de bodem begrijpen en beschuldig je Mij zodoende heimelijk van een bepaalde onrechtvaardigheid en tirannieke wreedheid. Dat is niet zo mooi van je, en des te minder omdat je nu wel weet wie Ik ben, en dat Ik alleen uit liefde voor jullie mensen en niet uit toorn en wraak een lichaam van jullie aardse vlees heb aangenomen om Mijzelf in al Mijn diepte en grootheid persoonlijk aan jullie te kunnen openbaren, zonder Mij van de mond van de een of andere profeet te hoeven bedienen om Mijn wil aan jullie mensen bekend te maken.
Hoofdstuk 154: De Heer motiveert Zijn genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Nu komt echter in jullie in stilte weer de vraag op hoe het daarna met die losbandige zielen zal aflopen. Denk wat dat betreft alleen maar aan wat Ik jullie zojuist heb gezegd, namelijk dat er in Mijn Vaders huis vele woningen en opvoedingsinrichtingen zijn, dan zullen jullie je daardoor zonder moeite kunnen voorstellen wat er verder met zulke zielen zal gebeuren!
Hoofdstuk 156: Over het Laatste Gericht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Ja, vriend, niet alle natuurverschijnselen op deze aarde, die zelfklein is, zijn geschikt om de mens zo'n vertrouwen in te boezemen, dat hij ze welgemoed en zonder vrees en beven kan verdragen en gadeslaan!
Hoofdstuk 159: Wat de zon eigenlijk is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Hoewel de weg naar hun eigen land tamelijk afgelegen en hier en daar onveilig was door rovende bedoeïenen, kwamen de twee daar toch zonder enig probleem wel behouden aan; zij deden onmiddellijk wat Ik hun had aangeraden, waarna de koning hun heel vriendelijk gezind werd, hen tot zijn zaakgelastigden aanstelde en hen hun vrouwen gezond en wel teruggaf, gekleed in prachtige kleren.
Hoofdstuk 160: De Heer voorspelt dat de vreemdelingen bij hun koning worden opgenomen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De genoemde beesten zijn woest en zeer boosaardig, en men kan alleen met groot gevaar jacht op hen maken; maar mijn Baalpriesters zijn nog duizendmaal boosaardiger, want ieder van hen heeft minstens duizend duivels in zich, en behalve ik, met mijn uiterste gestrengheid en mijn soldaten, die voor het merendeel Joden, Grieken en Romeinen zijn, kan iemand anders niet zonder moeilijkheden tegen hen optreden, terwijl ik als koning zelf slechts een vazal van Rome ben, wat jullie beiden wel zullen weten, aangezien het Romeinse rijk tot aan de Ganges reikt, waarachter pas het grote Indische rijk begint, waarvan nog niemand van ons uit de grenzen kent.'
Hoofdstuk 161: Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Die eeuwigheid is in de geestelijke wereld weliswaar te vergelijken met de tijdsduur in de materiële werelden; dus aan gene zijde in de geest is ze wat hier de tijd is. Daarmee is echter absoluut niet gezegd dat in de eeuwigheid geen verandering plaats zou vinden, maar alleen is ermee aangeduid dat de waarheid en het leven eeuwig en onveranderlijk hetzelfde is; het valse en onware blijft als tegenstelling tot het eeuwige waarheidslicht en leven derhalve ook eeuwig bestaan, zonder dat een wezen daardoor gedwongen zou zijn om ook eeuwig in die tegengestelde toestand te blijven. Want jullie weten dat God als de eeuwige liefde, wijsheid, macht en kracht ook eeuwig nooit werkeloos kan en zal zijn, maar dat Hij uit Zichzelf eeuwig door scheppingen tevoorschijn zal roepen, zodoende Zijn gedachten zal belichamen en die vanuit Zijn liefde en wijsheid naar een toekomstig zelfstandig bestaan zal leiden, waarvoor in de eeuwigheid tijd genoeg en in de eindeloze ruimte plaats genoeg is.
Hoofdstuk 155: Het begrip eeuwigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Laat de honden maar blaffen; want zolang ze blaffen bijten ze niet! Als ze ons echter in het voorbijgaan willen aanvallen en bijten, dan zullen we hun wel laten zien dat onze mond niet zonder tanden is en onze handen niet Zonder nagels! ,
Hoofdstuk 163: De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] De waard deed dat in de veronderstelling dat hij zijn water eerst moest drinken om ons aan te moedigen, opdat wij het ook durfden te drinken. Hij schonk zijn eigen beker dus eerst vol en begon te drinken; maar na de eerste slok zette hij hem verrast neer en zei vol verbazing: 'Maar wat is dat dan, mijn beste heren gasten? Ik heb jullie toch alleen maar water gebracht, en nu ik het proefde is het zonder twijfel uitstekende wijn, zoals ik die slechts één keer op het eiland Cyprus heb gedronken.'
Hoofdstuk 164: Het wijnwonder in de Romeinse herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Bovendien hebt U nog buitengewone wonderen gedaan en daardoor het volk zonder enige moeite geheel en al van ons afgekeerd en onze inkomsten in die tweeënhalf jaar over het geheel met meer dan tweeduizend pond goud verminderd. En ook hebt U het volk doen geloven dat U de Zoon van de ene levende God bent, waardoor U tot onze grote ergernis de oude wet van Mozes een zware slag hebt toegebracht, omdat er staat: 'Ik alleen ben jullie God en jullie Heer, in wie jullie moeten geloven, op wie jullie moeten bouwen en vertrouwen. Buiten Mij is er geen God; daarom moeten jullie ook geen andere goden naast Mij hebben!'
Hoofdstuk 166: De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  137 - 138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162  ...