Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 150 van 215

...  138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163  ...
[22] Wanneer de biechtvader zegt dat niet hij, maar alleen de Heer zonden kan vergeven en zichzelf daarbij slechts als een liefdadig werktuig beschouwt, dat degenen die in geestelijke nood verkeren zowel in de biecht als vanaf de preekstoel de juiste weg naar de Heer wijst, dan is hij een goede biechtvader, dat wil zeggen als zodanig is hij een liefdevolle, waarachtige mensenvriend die het geestelijk welzijn van zijn broeders boven alles ter harte gaat. Zegt hij echter: ik heb de macht om jou al dan niet de zonden kwijt te schelden en het hangt van mij af jou naar de hel of naar de hemel te laten gaan, dan matigt hij zich goddelijk gezag aan.
Hoofdstuk 87: Het onderscheid tussen het juist en verkeerd handhaven van de biecht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Aan wie jullie de zonden zullen vergeven, hun zullen ze ook in de hemel vergeven zijn', wil zeggen dat: wanneer, wie van jullie dan ook, volgens Mijn geest van liefde en wijsheid zijn broeder de schuld die deze bij hem heeft, zal kwijtschelden, zal ook Ik niet alleen de schuld die zijn broeder bij hem heeft kwijtschelden, maar Ik zal ook hem, die de schuld kwijtschold, elke schuld aan Mij vergeven. Wanneer iemand daarentegen, wat het tweede deel van de tekst zegt, zijn broeder diens schuld niet zal kwijtschelden, dan zal Ik eveneens die schuldeiser zijn schuld laten behouden. Wanneer echter de schuldeiser zich wil verzoenen met degene die tegen hem heeft gezondigd, maar de schuldige wil de verzoening niet aannemen, dan zal ook Ik voor de schuldige zolang onverzoenlijk blijven tot hij zich met zijn tegenstander verzoend zal hebben.
Hoofdstuk 84: Over de zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Goed, zeg ik je, ga dus en bouw met dit materiaal een brug, dan kun je ervan verzekerd zijn dat deze brug een waarachtige, onverwoestbare rots wordt, die elke helse macht trotseert. Ook zal ze de ware sleutel zijn, waarmee jij en een ieder van jullie alle gevangenissen en de ware poort van de hemel kunnen openen.
Hoofdstuk 88: De prior voor de kloof in moeilijkheden. Over de ware brug der verlossing. Van de dood naar het leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Maar afgezien van deze tekst, zeg me eens lieve vrienden en broeders, wat kan een machteloos schepsel wel voor verdienstelijks voor de almachtige God verrichten? Wie van jullie die zich verdienstelijk wilde maken, heeft ooit met zijn kracht een grashalm of ook maar een bladluis geschapen? Wie van jullie was bij het scheppen van alle werelden en hemelen aanwezig om de Heer ook maar de geringste dienst te bewijzen? Wat hebben wij aan het grote werk van de verlossing bijgedragen zodat we zouden kunnen zeggen: we hebben wat verdienstelijks gedaan om God, de Almachtige, te helpen? Wat hebben wij er dan vooraf toe bijgedragen, toen we ons eerste leven van de Heer ontvangen hebben? Welke diensten kan een zwak kind zijn ouders bewijzen, zodat het tegen hen kan zeggen: geel me mijn verdiende deel?
Hoofdstuk 89: Het levendige gebed van de prior en de uitwerking ervan - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Maar nu is er nog een derde struikelblok. Kun je ook daar overheen springen, dan zal niets me meer weerhouden om jouw wens in te willigen. Kijk, hier in het rijk der geesten is het algemeen gebruikelijk en heel gewoon, dat de meer volmaakte geesten van de hoogste hemel, waartoe ook Ik behoor, ogenblikkelijk alles wat er met betrekking tot de Heer ook maar ergens wordt gesproken en geregeld, levendig ervaren. Zo heb Ik dan ook van de bode de goede gelijkenis vernomen waarin hij de Heer voorstelt als een koning, die alleen door middel van uitzonderlijke liefde en deemoed toegankelijk is.
Hoofdstuk 92: Drie beproevingen om de dienstvaardigheid van de liefde te toetsen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] De prior zegt: lieve vriend en broeder, wat dat betreft ben ik helemaal niet bang. Ik zal je weliswaar niet kunnen helpen, maar dat zal zeker ook helemaal niet nodig zijn. Jij bent iemand die zeker geen hulp van mensen nodig heeft, omdat jij toch als bewoner van de hoogste hemel zonder meer volledig met de goddelijke kracht bent uitgerust. Integendeel vraag ik jou slechts in naam van de Heer of je mij, als het me misschien al te slecht zou vergaan, evenals nu wilt helpen.
Hoofdstuk 92: Drie beproevingen om de dienstvaardigheid van de liefde te toetsen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] De prior zegt: o lieve vriend en broeder, dat is natuurlijk weer een andere vraag, en bij de beantwoording daarvan zal ik het heel benauwd krijgen. Maar weet je wat, ik houd me maar aan de waarheid. Ik heb niemand behalve de Heer aangeroepen en toen ik mij volkomen aan de Heer had overgegeven, ben jij gekomen. Kan ik nu iets anders denken, anders doen en anders geloven dan dat de Heer door Zijn eindeloze erbarming genoodzaakt, jou in Zijn Naam naar mij toe heeft gezonden? Ik had toch onmogelijk kunnen verlangen dat de allerheiligste Heer van hemel en aarde Zelf naar mij toe zou komen om mij, alleronwaardigste te helpen! Hem zij daarom echter toch alle lof en eer, daar toch alleen Hij, door jou te zenden, mij en deze broeders geholpen heeft. Zo zal ik het ook tegen de bode zeggen en hij moet dan maar in naam van de Heer met mij doen wat hij wil, want ik zal alles op mij nemen.
Hoofdstuk 92: Drie beproevingen om de dienstvaardigheid van de liefde te toetsen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De monnik merkt op: ja, lieve hoge vriend en broeder, voor jou is jouw antwoord helder en verstandig, maar daarentegen moet ik me wel met mijn eigen duisternis tevreden stellen. Desondanks heb je me tegen mijn ver wachting in veel gezegd, want omdat ik bij de beoordeling van menige zaak, zoals ik eens, al was het enigszins bedekt, tegen je heb gezegd, tamelijk scherp van geest was, heb ik ontdekt dat er met die vreemdeling iets heel bijzonders aan de hand moet zijn. Zou dat niet het geval zijn, dan zou ik werkelijk geen reden hebben om jou dingen te vragen waarop jij mij een uitwijkend antwoord zou moeten geven. Zou deze vreemdeling evenals jij slechts een bode uit de hemel zijn, dan zou de kennismaking met hem zeker evenmin levensgevaarlijk zijn als die met jou. Hij moet dus zeker heel wat meer zijn en hoger staan dan jij, als jij zo'n getuigenis over hem geeft.
Hoofdstuk 94: 'Wees listig als de slangen en zachtmoedig als de duiven' - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] De eenvoudige man zegt: ja, je kunt erop rekenen dat ik jou niet zal vergeten. Ga nu maar en voer de opdracht van de bode uit. Kijk, nu gaat hij er werkelijk juichend, de naam van de Heer lovend, naartoe. Jullie vragen nu, hoelang hij daar moet blijven, maar ik zeg jullie: maak je over hem geen zorgen, hij zal spoedig weer terug zijn, want in plaats van de kloof zal hij slechts hoge gasten uit de hemel aantreffen, die hem een nieuw gewaad zullen aantrekken.
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] De prior zegt: lieve vriend en broeder, als ik dan in de uiterste duisternis geworpen word, is dat alleen maar volkomen terecht en billijk. Naar de miserabelste hoek met mij; daar is mijn plaats! Maar mij voor de hemel waardig te achten, ook maar als allerminste onder degenen die zich eventueel nog in de onderste hemel bevinden, zal wel eeuwig het laatste zijn waaraan ik denk.
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] O Heer, hoe eindeloos zalig ben ik nu, dat ik U nu zo heb leren kennen! Ja, U bent de hemel aller hemelen en de hoogste zaligheid aller zaligheden! Als ik slechts U heb en U eeuwig steeds meer mag liefhebben, dan vraag ik noch naar een hemel noch naar een andere zaligheid. Laat me hier een hut bouwen die groot genoeg is om mij, mijn broeders en U, o Heer, te herbergen, dan wil ik dat met geen andere zaligheid meer verruilen! Maar U, o allerliefdevolste, heilige Jezus, mag ons beslist niet meer verlaten, want zonder U ben ik voor eeuwig het meest ongelukkige wezen.
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De prior zegt: luister, geliefde broeder, mijn vroegere angst en de angst die jij nu nog voor de Heer hebt, berust op het feit dat wij de Heer nooit wilden aanvaarden zoals Hij is, maar dat wij Hem tot het verschrikkelijkste van alle wezens maakten. Daardoor hebben wij de ware Christus verloren, dat wil zeggen de Christus die bloedend, en stervend aan het kruis Zijn grootste vijanden, pijnigers en folteraars nog zegende en hen zelfs vanwege hun onwetendheid verontschuldigde. Ja, die Christus hebben we verloren, die de misdadiger die zich tot Hem wendde met open hart opnam en zelfs diegenen niet verdoemde die Hem aan het kruis hoonden. Wij hebben ons in plaats van deze ware Christus een Christus als tiran geschapen, die voortdurend op wraak zint tot aan de bepaalde, dat wil zeggen door ons bepaalde, onzinnige vergeldingsdag, terwijl we toch gemakkelijk hadden kunnen bedenken dat de Heer het wraaknemen op Zijn armzalige schepselen niet zo'n lange, onbepaalde tijd had hoeven uit te stellen, maar met hen had kunnen doen wat Hij met Sodom en Gomorra gedaan heeft.
Hoofdstuk 97: De bekentenis van een prediker Huiswaarts - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Maar kijk nu ook naar ons gezelschap; het begint grote ogen op te zetten en de prior wendt zich zojuist tot de Heer en zegt: o Heer, algoede, allerbarmhartigste Schepper en Vader van alle schepselen in de hemel en op aarde, in hemels naam, wat is dat nu?! Zijn dat ook engelgeesten die eens op aarde hebben geleefd of zijn het de zuiverste engelen uit de allerhoogste hemel? Dat er zoiets wonderbaarlijk moois bestaat heb ik zelfs diep in mijn hart nooit kunnen vermoeden. Op aarde was ik een standvastig celibatair, maar als mij als zodanig ook maar iets wat in de verte hierop lijkt onder ogen zou zijn gekomen, werkelijk, dan zou ik me zelfs in het schandelijkste mohammedanisme hebben kunnen verplaatsen. Heer en Vader, hier is letterlijk van toepassing: sta ons bij, anders zijn we verloren; vooropgesteld dat men hier ook nog verloren kan gaan.
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De prior en zijn broeders kijken nu eens naar de omgeving, dan weer naar de Heer en dan weer, en bijna het meest naar de mooie hemelse bruiden. De prior is daarom ook niet zo vlug klaar met zijn antwoord en overlegt bij zichzelf als volgt: hier zou het goed toeven zijn aan de zijde van zo'n hemelse bruid en in zo'n prachtig eigendom, waar je bovendien als het ware de gebraden vogels in de mond vliegen! Werkelijk, het is toch voor een onsterfelijke geest eeuwig volkomen onmogelijk om zich de hemel nog hemelser voor te stellen. Voorwaar, en nog eens driemaal voorwaar, als hier een echte goede raad niet duur is, dan is hij het in eeuwigheid niet. Als ik eraan denk, hoe het voor iemand zou zijn om zo'n hemelse bruid te omarmen en aan zijn onsterfelijk hart vol hemelse, vurige liefde te drukken, dan begint het me te duizelen en zou ik heel graag, ja, ik zou zelfs oneindig graag voor de Heer mijn krachtigste `ja' uitspreken, vooropgesteld dat deze eindeloze heerlijkheid in alle opzichten ook duidelijk een stevige basis heeft.
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Kijk, twee waarden liggen hier voor je, een hemels heerlijke, namelijk deze hemel, en een oneindige, namelijk Uzelf o Heer! Wanneer het jou, arme zondaar (zo klinkt het in mij) vrij stond om tussen deze twee waarden te kiezen, dan moet ik - of het nu eigenbelang is of wat dan ook - eerlijk bekennen: Heer, ik blijf bij U en laat uit liefde voor U deze buitengewoon heerlijke hemel en ook eventueel nog veel mooiere, varen; vooropgesteld dat voor U, o Heer, zo'n keuze van mij arme zondaar aangenaam is. Ik wil namelijk daarmee voor U, o Heer en Vader, niet de indruk wekken dat ik met zo'n hemel niet tevreden zou zijn. 0, dat zeker niet, want ik, als de alleronwaardigste voor zo'n oneindige genade, zou U daarvoor met al mijn krachten eeuwig loven, liefhebben en prijzen!
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163  ...