Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 150 van 1490

...  138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163  ...
[6] Al zou je mijn raad nóg zo precies opvolgen, dan zou je daar weinig aan hebben als je dat alleen maar terwille van de daarin aanwezige waarheid zou doen en omdat je voor kwade gevolgen zou moeten vrezen als je er geen rekening mee hield. Dat alles zou op deze manier voor jullie zielen niets opleveren. Het is echter heel wat anders als liefde en waarheid zich verbinden en dan samenwerken. Dan schept de liefde, uit en in het licht der waarheid, steeds een nieuw en volkomener leven in en uit zichzelf, totdat het volkomen gelijk is aan dat van God!
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Zie, het is het beeld van de zon dat in de doorzichtige druppel zo wonderbaarlijk helder glanst! Maar het beeld van de zon glanst met alleen, het werkt ook! In het midden van de druppel concentreert zich het licht van het beeld van de zon, de druppel krijgt in zijn centrum een grote levenswarmte, lost zichzelf tenslotte in deze levenswarmte helemaal op in het levenselement en geeft het met de dood worstelende plantje op die manier leven. Daarom is het beeld in de druppel echter nog lang niet de zon zelf, maar slechts een afbeelding daarvan voorzien van een deeltje met dezelfde kracht en uitwerking als die van de werkelijke, grote zon!
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] SUETAL zegt: "O God, dat is een heilig verheven taal! Vriend, je bent al meer dan een druppel, je bent een hele zee! O, zo ver zullen wij allen het nooit brengen, het is te aangrijpend groot, heilig en verheven! Maar onder zulke omstandigheden en te zeer goddelijke verhoudingen, wagen wij het als nog veel te grote zondaars niet, hier te blijven, want deze plaats begint steeds heiliger en heiliger te worden!"
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Maar SUETAL zegt: "Heer toen eertijds Mozes op de berg naar het brandende braambos ging om te zien wat daarmee was, sprak een heldere stem uit de vlam: 'Mozes, trek je schoenen uit, want de plaats waar je staat is heilig!' Volgens wat er nu zo overduidelijk gezegd is, is datgene nu hier, wat Mozes op de berg aantrof. Daarom is ook déze plaats heilig en wij zondaars zijn niet waard deze te betreden!"
Hoofdstuk 48: Mathaël spreekt over wet en liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL, die er naast staat, zegt nu op verzoek van Julius, die Suetal geen antwoord wist te geven: "Wie zegt er dan tegen jullie of je het waard bent deze plaats te betreden, of dat je het niet waard bent? In welk wijsgerig boek staat dan geschreven, dat er ooit een zieke geen dokter waard is? Luister, die gedachte van jullie is afkomstig van de schaapswijsheid van de tempel, die ook iemand die met een ongewijde hand de drempel van het allerheiligste aanraakt, straft door zijn handen in het vuur te laten branden! Maar als de hoge Farizeeën tegen rijkelijke betaling heimelijk in datzelfde allerheiligste elke dag vreemdelingen rondleiden en hun alles laten zien en geschiedkundig uitleggen, dan worden de handen van die vreemden heus niet in het vuur gehouden!
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Jij zult geen koning van Egypte worden en Mijn volk dat Ik tot nu toe in deemoed voor Mij heb opgevoed, zinnelijk, zelfingenomen en arrogant maken, maar het volk moet het land verlaten en met jou deze woestijn intrekken! Daar zal Ik het volk wetten geven en Ik Zelf zal heer en leider van dit volk zijn en als het trouw aan Mij zal blijken te zijn, zal Ik het land van Salem geven, waar in de beken melk en honing stroomt!'
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De plaats die God heilig noemt, slaat op de toestand van de ziel, die zeer deemoedig moet zijn omdat deze anders niet kan bestaan voor het aangezicht van de eeuwige liefde, want dat is een waar vuur der levenselementen.
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Maar hoe? Kijk, geëerde broeder: alleen door de liefde tot God en door haar nooit aflatende werkzaamheid! Want onze liefde tot God is de liefde van God Zelf in ons en deze leidt onze ziel in de steeds verhoogde bedrijvigheid van het ware, eeuwige leven, dat op zichzelf de algehele waarheid en het helderste licht is. Als het dus in een mensenziel begint te dagen, dan is zij al dicht bij het eeuwige levensdoel en kan onmogelijk meer anders dan het doel van het eeuwige leven bereiken en dat is alles wat het volmaakte leven in alle vrijheid en totale zelfstandigheid ooit kan bereiken!
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] IK zeg: "Vriend Ribar, je redeneert weliswaar niet slecht, maar in de kern van de zaak heb je ongelijk. Een God kan toch ook wel uit alle mensen er een aantal speciaal opvoeden en opleiden, zoals Hij Henoch, Mozes en nog veel andere profeten heeft opgeleid, opdat zij vervolgens leraren van de mensheid zouden worden en verkondigers van de goddelijke wil aan de mensen van deze aarde. Met deze veronderstelling lijk je er dus behoorlijk naast te zitten en daarmee zul je op de heiland van Nazareth geen vat krijgen!
Hoofdstuk 51: Verdere twijfels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dan roep Ik Raphaël, die in feite strikt genomen toch ook een leerling van Mij is, ook al is hij een geest die nu lichte materie draagt. Nauwelijks geroepen, staat RAPHAËL al bliksemsnel voor Ribar en zegt: "Wat voor proef verlangt u van een leerling van de Heer?" - Ribar denkt na over deze vraag en peinst of hij iets kan bedenken wat voor een mens zo onmogelijk zou zijn, dat niemand dat zou kunnen.
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Nadat SUETAL deze woorden van Mathaël heeft gehoord, zegt hij: " Ja, als je eenmaal zo boordevol wijsheid zit, kun je wel heel makkelijk zonder vrees zijn. Een ziende kan nu eenmaal gemakkelijk voorwaarts gaan, maar een blinde moet vooraf steeds uitzoeken of zijn volgende stap wel veilig is en ondanks alle voorzichtigheid en onophoudelijk onderzoekende behoedzaamheid, stoot men toch altijd ergens tegenaan. Maar als je een wegwijzer hebt, zoals jij, beste broeder Mathaël, er een bent, dan kan men als stekeblinde ook nog vooruitkomen! 0, nu blijven we wel, en verheugen ons buitengewoon zo spoedig mogelijk nader kennis te maken met hem, waarover jij om voor de hand liggende redenen zo'n uitstekend getuigenis hebt gegeven!"
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Maar op Mijn verzoek liep Jarah nu bij Raphaël en Josoë en sprak met hen over de plotseling tot uiting gekomen wijsheid van Mathaël, en dat verdubbelde de onzekerheid van de twaalf over Mijn identiteit. Daarbij stelden zij zich de heiland voor als een man, terwijl er zich met Jarah zo gezien slechts twee knapen van ongeveer 12 - 14 jaar oud bezig hielden, en daardoor begrepen de twaalf er niets van. EEN van de hen zegt daarom tegen Suetal: "Vriend, wat ons betreft heb je dit keer wat te vroeg gejuicht! Het meisje is waarschijnlijk een dochtertje van de bekende waard Ebahl uit Genezareth, want wij bergbewoners uit dat gebied hebben haar, als wij in die plaats wat te doen hadden, al vaker in de herberg gezien. Zij loopt nu tussen twee knapen die waarschijnlijk zonen zijn van de opperstadhouder. Geen van deze twee knapen zal de heiland uit Nazareth zijn. Maar nu is de vraag: Wie is het dan? Ik zeg je, broeder , met onze wijsheid komen we daar zeker niet uit. Voorlopig kunnen we dus maar beter zwijgen!"
Hoofdstuk 50: De twijfel der twaalf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar als hij werkelijk dat is wat men van hem vertelt en wat de wijze Mathaël over hem uit de doeken heeft gedaan, nu, dan zal men hem ook net als Mathaël alle eer geven! Slechts één ding brengt mij van de wijs en dat is, dat hij leerlingen aanneemt. Ik zeg: Als dat wat hij doet puur goddelijk is, zal geen leerling hem dat ooit na kunnen doen, ook al zou deze een volle eeuwigheid bij hem in de leer gaan. Is het echter menselijk, dan is het heel normaal dat hij leerlingen heeft. Want wat de ene mens doet, kan een ander mens ook doen als hij daarvoor de kennis en voldoende middelen bezit. Gaat het echter, zoals gezegd, om iets zuiver goddelijks, dan zal het nadoen wel nooit lukken! Want daar zou de gehele almacht en wijsheid van God voor nodig zijn!"
Hoofdstuk 51: Verdere twijfels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Dan bukt RIBAR zich, tilt een steen van enige ponden van de grond op en zegt glimlachend tegen Raphaël: "Beste leerling van de goddelijke meester, die dingen schijnt te doen die alleen aan God mogelijk kunnen zijn! Als je al iets almachtigs van hem hebt geleerd, maak dan van deze steen een lekker, zoet brood!"
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Maar RAPHAËL zegt tegen hem: "Proef het ook, want het oog is gemakkelijker te bedriegen dan het gehemelte! Geef het ook aan je vrienden om te proeven, zodat wij getuigen van de echtheid van deze transformatie hebben!"
Hoofdstuk 52: De steen die brood werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  138 - 139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163  ...