Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 151 van 1110

...  139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164  ...
[9] Ik ging er op in en liet mij tesamen met mijn gehele huis overschrijven naar jouw godsdienst. Maar spoedig daarna werden mij de ogen wijd geopend, toen ik al gauw door jullie werd veroordeeld tot het betalen van allerlei onaangename belastingen, en ik begon toen steeds beter in te zien wat voor ellendige ruil ik had gedaan door jouw religie aan te nemen.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Dan zegt de OVERSTE tenslotte: "Heer, de belastering is te groot! In zo'n geval kan men niet zo snel zijn kalmte herwinnen en weerwoord geven, maar daarbij moet men zich helemaal beheersen en bedenken hoe zo'n laster mogelijk is, en zinnen op de krachtigste middelen om deze neer te slaan en tot niets te reduceren. Wie kan bewijzen dat wij het volk dwongen te offeren?! Wij droegen slechts uit wat wij zelf ondervonden en vreesden! Wie kan bewijzen dat wij anders handelden dan wij volgens de profetie moesten aannemen?! Waren de tekenen er niet naar?! Of toont de geschiedenis ons niet voorbeelden in overvloed, waar Gods geduld ophield en plotseling een verschrikkelijk gericht over de mensen kwam?! Maar wij hebben ook genoeg voorbeelden, dat God, ondanks een zeker en onherroepelijk aangekondigd strafgericht, weer zijn grote genade en erbarming schonk aan de berouwvollen, als het volk terugkeerde tot ware boete en berouw.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Maar als uw wijze man, die die paar mensen tegen ons opzette, echt zo eerlijk was, waarom kwam hij dan niet naar óns en vertelde hij aan óns, wat hij aan een paar ontevredenen die ons steeds vijandig gezind waren, heeft verteld? Alleen een mens die onze verheven godsdienst niet kent en geen benul heeft van het goddelijk woord door de mond van een profeet en van het effect daarvan op een door hemelse tekenen bedreigde tijd, kan zo schandalig lasterlijk tegen ons te keer gaan! En kan een opperstadhouder van Rome zo'n mens dan eerder geloven dan ons!? Men kan nu wel zeggen: ' Als die wijze man naar jullie was toegekomen en jullie dat verteld had, wat hij het vertwijfelde volk heeft verteld, zouden jullie niet naar hem hebben geluisterd, maar hem hebben veroordeeld of zelfs gestenigd!' Maar wie kan dat al van ons zeggen nog voor hij het bij ons heeft uitgeprobeerd!? Wij plegen pas na de daad te oordelen en recht te spreken, maar nooit vóór de daad, bij vermoedens of bij kwaadsprekerij! Onze godsdienst rechtvaardigt ons gedrag. Wie staat dan op en bewijst dat wij anders geloven en handelen?! Kwaadwillige laster of alleen ernstige vermoedens bewijzen bij ons niets, en uw getuige kan hebben gezegd wat hij wil, maar wij verklaren zijn aanklacht zólang van nul en gener waarde tot hij ons kan bewijzen, dat wij werkelijk anders deden dan wij zelf geloofden en dat wij de man, die het volk met zijn praatjes tegen ons heeft opgehitst, onaangehoord zouden hebben laten gaan als hij naar ons toe was gekomen!
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Van alles moest ik jullie de tiende en van alle vruchten de eerstelingen geven. Ik tekende heel vaak bezwaar aan bij de Romeinse instanties, maar dat hielp niets, want men wierp me steeds voor de voeten: 'Volenti non fit iniuria!'(Wie het zelf gewild heeft, lijdt geen onrecht). Waarom heb jij, als oude, verstandige Romein, je laten vangen? Boet maar voor je ondoordachte domheid!'
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Als ik van jullie meer over de Schrift wilde horen, werd mij gezegd: 'Wij zijn de Schrift en het levende woord van God! Daarom behoeft niemand meer ergens naar te vragen, maar ieder moet doen wat wij leren en eisen! Niemand heeft verder iets nodig!'
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] EBAHL zegt: "O jee, .alles eerder dan dat, want deze kerels kennen iedere jota van de Romeinse wet en weten, beter dan welke advocaat ook de wet zo te ontduiken dat geen satan hen kan pakken. Zij moeten ontelbare van dergelijke vergrijpen persoonlijk of als medeplichtige begaan hebben. Voor Gód zullen zij zich natuurlijk niet kunnen verbergen, maar wij krijgen geen vat op hen als wij hen volgens de wet willen aanpakken! Misschien dat Kisjonah, Cornelius, Faustus of de Griek Philopold daartoe in staat zijn? -Van ons komt echter, buiten de Heer en de engel Raphaël, niemand hen te na!"
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] MATHAËL zegt: "Dat zag ik een half uur geleden ook al, maar het blijft maar steeds op dezelfde plaats! - Wel, hoe staat het met het verhoor? Zijn jullie nog op hetzelfde punt?"
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als u door het strenge onderzoek heen komt, zal uw wens worden ingewilligd. Komt u er echter niet doorheen, dan is er vanzelf van enige vergoeding niet alleen geen sprake, maar volgt er nog een straf vanwege de brutaliteit dat u het hebt gewaagd om, als strafbare mensen, van de staat nog een gunst te vragen ter dekking van uw zonden! Denk daar wel aan! Een opperstadhouder van Rome oordeelt heel anders dan u! Hij gaat in zijn oordeel nooit af op de gunst en het uiterlijke aanzien van de persoon, maar oordeelt steeds zonder enig standsonderscheid streng volgens de wetten en bevoegdheden.
Hoofdstuk 138: Cyrenius Iaat getuigen uit Caesarea halen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Volgens de wijzen, die aan de hand van geheime berekeningen tot deze slotsom zijn gekomen, is dit de waarheid. De leek weet daar natuurlijk niets van omdat hem de nodige vooropleiding ontbreekt om het te begrijpen. En met zulke leraren als u móet deze hem ook wel ontbreken, want wat u zelf niet heeft, kunt u een ander ook niet geven. En al zou u de kennis hebben, dan zou u deze toch aan geen leek doorgeven, omdat de domheid van een leek u meer opbrengt dan de meest fundamentele wijsheid! Nu heb ik u duidelijk aangetoond wat de nieuwe maan is, Iaat u nu maar eens zien wat u onder nieuwe maan verstaat!"
Hoofdstuk 139: Cyrenius geeft uitleg over aarde en maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Toen de slimme Joden zich zo'n geweldig aanbod in de schoot geworpen zagen, antwoordden zij in priesterlijk mystieke, gezwollen woorden: ' Als jullie het harde Laatste Oordeel van God, dat nu onverbiddelijk werkelijkheid zal worden, van jullie afgewend willen hebben, moeten jullie nu alles wat je aan goud, zilver, edelstenen en parels bezit, benevens jullie beste mestossen, de koeien met de rijkste melkgift en de vetste kalveren, als offer bij ons brengen, zodat wij het dan op waardige wijze aan God kunnen offeren!'
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] CYRENIUS zegt: "Deze Herme is echter jullie belangrijkste aanklager en hij heeft mij nu voor de tweede keer maar al te duidelijk datgene bevestigd, wat eerder een geloofwaardig getuige over jullie heeft verklaard! Dat is voor mij reden om u te beschouwen als erge en gemene misdadigers, terwijl u daarbij nog de schandalige brutaliteit bezit, mij schadevergoeding te vragen omdat u door uw eigen kwade hebzucht verachtelijke en geraffineerde moordenaars en brandstichters bent geworden! -Wat heeft u daarop te zeggen?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ik ben strenger dan iedere andere rechter, maar ik ben zeer rechtvaardig ten opzichte van iedereen. Als iemand tijdens het noodzakelijke onderzoek leed heeft ondergaan en zijn onschuld blijkt, tracht ik zoveel in mijn vermogen ligt het geleden leed in vreugde en geluk om te zetten, waarvoor deze nieuwe koning voor jullie als bewijs kan dienen.
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De BOODSCHAPPER antwoordt wat verlegen door de onverwachte aanwezigheid van de opperstadhouder: "Vereerde en almachtige heer der heren! Het zit eenvoudigweg zo: Gisteren verlichtte de zon, of een andere lichtbron, de avond ongeveer een paar uur langer dan normaal het geval is, waarna deze echter plotseling van het firmament verdween -een weliswaar zeldzaam, maar toch geen nieuw verschijnsel op deze grote en uitgestrekte aarde -.Toen begonnen de Joodse priesters, die dat net zo goed als wij op grond van menselijke ervaringen en kennis begrepen, in plaats van hun gelovigen klare wijn te schenken, dit blinde, bijgelovige volk te vertellen dat, wat nu plaats vond, volgens hun mystieke profetenboeken te maken had met een reusachtig strafgericht van God. Daardoor ontstond er een vreselijk gehuil bij de domme Joden. Zij bezwoeren hun priesters, die zij beschouwden als hun vrienden en dienaren Gods, bij God tot elke prijs gedaan te krijgen dat Hij Zijn straffende rechterhand genadig terug zou trekken.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Helena's goedheid maakt dat de BOODSCHAPPER tranen van dankbaarheid in de ogen krijgt en hij brengt met een vrolijk hart de dienares daar, waar zijn schreiende vrouwen zijn drie bedroefde dochters op hem wachten. Wanneer hij echter tegen de nog in het linnen gewikkelde wenenden zegt: "Huil niet meer, dierbaren, want zie, wij hebben al een zeer machtige redder gevonden! Opperstadhouder Cyrenius is hier en het is waarschijnlijk zijn dochter, die jullie voornamer en kostbaarder kleren stuurt dan jullie ooit gezien hebben!" - springen vrouwen dochters van vreugde te voorschijn en kleden zich snel aan. De boodschapper vouwt het linnen op en steekt het onder zijn Joodse mantel. Dan brengt hij hen allen naar Helena en hun kleren worden nat van hun tranen van dankbaarheid.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] O, ook wij Romeinen weten het Jodendom te achten als het is zoals het volgens Mozes en alle profeten moet zijn: vol geest, kracht, liefde, waarheid en wijsheid. Maar een Jodendom, zoals ti dat onderhoudt, is voor ons Romeinen, die geest en waarheid liefhebben, een gruwelijke verwoesting van de heilige plaats zoals uw profeet Daniël dat heeft voorspeld! Dit is dan mijn mening over de door u zo diep verachte Nazareeër. -Wat kunt u daar nu tegenin brengen?"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  139 - 140 - 141 - 142 - 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164  ...