2758 resultaten - Pagina 155 van 184
... 143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 ...
[1] Miklosch vertelt verder: 'Cado zegt: 'Wat ik tot nu toe met jou heb bereikt, was niet mijn werk maar dat van deze machtige godsvrienden. Zou ik alleen nu met jou te maken krijgen, wat zou er dan van mij terecht komen, want jij zou mij ieder opzicht de baas zijn. Je hebt zoveel lessen ontvangen en zoveel leergeld betaald als er werelden in de eindeloze ruimte zijn, maar alles was tevergeefs, omdat jouw hoogmoedige waanzin je steeds liever was dan de stralende wijsheid van de vele naar jou gezonden godsboden. Waar het jou om gaat is: alleenheerschappij over alle hemelen, over alle materie en over alle hellen. Jij wilt drie heerserskronen, drie scepters en drie zwaarden! Dat is en was, zoals gezegd, steeds het doel van jouw streven, en nu zou ik, arme en zwakke duivel, alleen bij je blijven en met jou alle reeds tevergeefs gedane bekeringspogingen nog eens herhalen? Daartoe zal een Cado zich nooit lenen! Daarom ga ik met deze twee goede godsvrienden mee. Jij wilde immers vrij zijn! Kijk, deze vrijheid is jou nu gegeven en je kunt doen wat je wilt! Wij zijn ervan overtuigd dat je deze keer een graf voor je eeuwige dood zult graven, omdat je ons niet wilde volgen. Doe nu op eigen kracht wat je wilt, maar verwacht van God nooit toestemming om hoe dan ook geweld te gebruiken!'Hoofdstuk 36: Minerva twist verder. Sahariëls lankmoedigheid. Bathianyi' s ergernis over de onverbeterlijke. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado zegt laconiek: 'Ja, ja, als de laatste benaming op jou wordt toegepast, dan zou dat wel eens waar kunnen zijn! O jij domheidsprinses uit alle vaste sterren! Wil jij mij iets vertellen over een positieve en een negatieve kracht en over hun wederzijdse noodzakelijkheid! Zeg me eens, jij schoonste ezelin, is God een hele of slechts een halve kracht en macht zonder jou? Ben jij onontbeerlijk opdat Hij bestaat? Of zou Hij misschien ook zonder jou kunnen bestaan, zoals Hij zonder jou eeuwigheden heeft bestaan? 0 jij totaal zinloos wezen, jij wilt mij de noodzaak van het kwaad aanpraten, omdat er zonder dat onmogelijk iets goeds zou kunnen bestaan. Jij meest verblinde vrouwspersoon, waar zijn dan de zuiverste liefde, goedheid en macht van God op gebaseerd? Moet de Godheid, die toch zeker in ieder opzicht het volmaaktste wezen is, soms ook eerst slecht zijn om vervolgens goed te kunnen zijn? O, alle hemelen lachen toch om zo'n wijsheid! Men zegt van de fabelachtige Minerva, dat ze uit het hoofd van Jupiter zou zijn voortgekomen, maar die Minerva zul jij zeker niet zijn. Jouw gewaad glanst weliswaar als een zon, maar wat baat het als in die jurk een oerdom wezen huist! Heeft onze hemelse vriend Sahariël jou niet overduidelijk aangetoond hoe de zaak zich enkel en alleen in jouw voordeel kan ontwikkelen? Waarom volg je zijn raad dan niet op? O jij aanvoerster van al het kwaad, ik ken je nu door en door! Ontkomen zul je me nooit ofte nimmer, en terugkruipen in je oude drakenhuid zal ook nooit meer gaan; daar heeft dit stralengewaad al voor gezorgd. Maar wat zul je nu gaan doen?'
Hoofdstuk 35: Minerva wil zich rechtvaardigen. Cado's weerlegging. Ontmaskering van haar verdorvenheid. Sahariël maakt aanstalten om weg te gaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Kijk, in de hele oneindigheid bestaat er geen wezen dat ik zou gehoorzamen, want ik ben heer en meester over mijzelf en bekommer mij om niemand anders dan om jou alleen omdat je mij zo geweldig goed bevalt, en omdat jij als eerste, grootste en machtigste wezen op God na, nu in de ware betekenis weer dat moet worden, wat jij volgens Gods hoogste wijsheid had moeten worden. Dat gaat echter alleen maar langs de weg die ik je voorschrijf. Daarom nu geen getreuzel meer met die drie stappen, anders zul je je oerschoonheid en waardigheid niet bereiken.'
Hoofdstuk 28: Minerva draait bij en komt dichterbij. Laatste stappen voor het doel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Minerva zegt: 'Dat is mij te vaag! Ik begrijp je niet, verklaar die zaak nader!' Cado zegt: 'O jij vreemde draagster van alle licht en glans, die zijn uitgegoten over alle eindeloze ruimten! Als je zulke dingen, die toch zo duidelijk zijn, niet begrijpt, hoe zul je dan in staat zijn om diepere zaken uit de onuitputtelijke bron der zuiver goddelijke wijsheid te begrijpen?
Hoofdstuk 27: Minerva vermoedt een list van de Godheid. Cado verklaart haar de reden. Een kleed valt uit de hemel. Minerva's nieuwsgierigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg je, er blijft deze geesten niets bespaard. Ieder lasterlijk woord wordt een gloeiende steen op hun hoofd, en ze zullen zich onder zo'n last er wel stilaan van bewust worden of ze sterker zijn dan de Godheid, en in staat zullen zijn om hun boze plannen ten opzichte van Mij ooit ten uitvoer te brengen! God is door en door de zuiverste liefde, en vanuit zo' n liefde de hoogste wijsheid, orde en macht. Alles moet zo gebeuren, opdat alles blijft bestaan en niets verloren gaat!
Hoofdstuk 17: Cado's waanzinnige helse trots. Vermetel plan van de hoofdman voor de omwenteling. De afgrond der hel opent zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Ik zeg: 'Alles goed en wel, als de tuchtiging die van Mij uitgaat, niet ook reeds een gericht zou zijn! Als Ik de mensen vanwege hun grote boosaardigheid tuchtig, dan moet die tuchtiging zo zijn, dat ze een natuurlijk gevolg lijkt van hun kwaadwilligheid. Evenals iemand die zichzelf een klap toedient, de daarop volgende pijn als een noodzakelijk en heel natuurlijk gevolg moet zien van zijn handelen, zo moet het met iedere van Mij uitgaande tuchtiging gesteld zijn, wil de vrijheid van geest en ziel niet door haar ondermijnd worden.
Hoofdstuk 14: De door en door slechte aard van Cado. De Heer over goddelijke tuchtiging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Cado lijkt dat ook op te merken en zegt nu tegen Sahariël en Robert-Uraniël: 'Beste vrienden, alhoewel ik zelf een duivel ben, mag ik toch wel opmerken dat wij met deze slang niets zullen bereiken. Haar hardnekkige, zeer boosaardige geslepenheid overtreft alle grenzen van mijn bevattingsvermogen. Het is haar nooit ernst om naar een beter bestaan over te stappen, want dit slangenwezen zit door en door vol gif. Wat zijn haar al allemaal voor overtuigende voorstellen gedaan, waarvan ze de volkomen wijsheid evengoed inziet als wij, maar haar oude satanswil blijft steeds dezelfde. Zij doet wel alsof ze in ons willen wil opgaan, maar dat doet ze enkel voor de schijn en ze zet daarbij alles op alles om ons tenslotte in haar zak te kunnen steken. Maar dan zeg ik: niets daarvan, satana! Ons zul je niet langer voor de gek houden, want wij kennen jou!'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Minerva zegt: 'Ik heb je de reden al opgegeven, maar jij hebt haar weerlegd met jouw scherpzinnige wijsheid. Desondanks blijf ik er toch bij dat ik me veel te onwaardig voel om dit goddelijke gewaad als een of ander gewoon vod aan te trekken. Een andere reden kan ik je onmogelijk opgeven, al zou je je daar nog zo over ergeren. Trek jij het aan als jij daarvoor de moed hebt, dan zal ik je voorbeeld volgen. Trouwens nog iets: hoe zou het er dan op aarde en op alle andere werelden uitzien als ik dit gewaad zou aantrekken? Zal het de daar nieuw te vormen, nog in de grofste materie gehulde geesten beter of misschien nog slechter vergaan? Geef mij een begrijpelijke uitleg, dan zal ik onmiddellijk alles doen wat en zoals jij het wenst.'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Minerva zegt: 'Cado, je bent weliswaar zo eigenzinnig als een duivel, maar tegelijkertijd ook zo wijs als een God!' Cado zegt weer: 'Wat heb ik aan mijn wijsheid als niemand behalve ikzelf haar ter harte neemt! Ik preek voor dovemansoren en aan blinden vertoon ik mijn kunsten! Ik heb, bij God de Almachtige, tot nu toe meer dan genoeg gepraat, maar wat baat dat allemaal? Ik toonde je aan waarom je jouw wil helemaal aan mijn wil ondergeschikt moet maken, maar je hebt duizend uitvluchten en als je al iets doet, dan doe je het nooit meteen en ook nooit helemaal zoals het moet en ik het wil hebben. Als je mij nu wijs vindt als een God, waarom doe je dan niet dadelijk wat ik van je verlang? Het prachtigste gewaad ligt voor je en werpt zijn machtige stralenglans als een centraalzon in de verre oneindigheid, maar zijn machtige licht, dat ertoe bestemd is om haar stralen tot jouw innerlijk wezen te laten doordringen, doet daartoe nog steeds vergeefse moeite. Waarom dan? Geef mij daarvoor eens een reden op!'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Jij weet ook wat elke geest door zijn hogere wijsheid nauwkeurig kan doorgronden. Wil daarom niets vanuit jezelf, maar slechts vanuit mijn wil, dan zul je spoedig verlost zijn van hetgeen je gevangen houdt. Zolang je bij mij echter nog aan zult komen met de restanten van je eigen starre wil, zal het met jou nog lang niet beter gaan. Kijk, aan wijsheid en gedegen inzicht heeft het je nooit ontbroken, maar wel aan goede wil; daarom ben jij de bron geworden van alles wat slecht en kwaad is! Wanneer een wezen echter goed en edel wil worden, moet het met zijn oorspronkelijke, ongecultiveerde wil hetzelfde experiment uitvoeren als een tuinman op aarde doet met een wilde boom: hij snijdt de kruin eraf, splijt de romp en plaatst er een edele twijg in. Dan groeit daaruit een nieuwe, edele en goede fruitboom. Dat moet jij ook doen met de oude, wilde boom van jouw wil! Ook al mocht het je een tijdje verdriet doen dat je de oude kruin moet laten verwijderen, trek je daar dan toch niet te veel van aan, want in plaats daarvan zul je een mooiere, betere en edeler kroon ontvangen.'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Omdat ik echter een groot behagen schep in je schoonheid en je in alle ernst liefheb, geef ik je een raad. Deze bestaat hieruit, dat je ervoor moet zorgen met de Godmens Jezus op vriendschappelijke voet te komen staan. Laat op z'n minst Zijn naam in jouw rijk vaker uitroepen, zodat je jezelf ervan kunt overtuigen wat daarvan het gevolg zal zijn. Ik ben ervan overtuigd dat je daardoor binnen de kortst mogelijke tijd een geheel andere voorstelling van de Godheid zult krijgen. Kijk, ik ben misschien een nog veel slechtere duivel dan jij. Ik ken Jezus slechts van naam en ken enkele stellingen van Zijn leer, die werkelijk goddelijke wijsheid bevatten en zelfs bij iedere redelijk denkende geestelijke of vleselijke duivel de grootste bewondering moeten afdwingen. Ik heb er werkelijk geen moeite mee om Hem mijn diepste achting te betuigen. Waarom moet dat dan uitgerekend jou zo zwaar en onuitvoerbaar voorkomen?
Hoofdstuk 24: Cado's wijsheid tegenover de verblindheid van Minerva. Erken de Godmens Jezus! - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] En Sahariël zegt tegen Robert-Uraniël: 'Kom broeder, aanschouw, leer en bewonder de eindeloze wijsheid van de Vader!' Dadelijk verheffen beiden zich en verdwijnen uit het gezichtsveld van allen, die hier in de geestelijke wereld met Robert-Uraniël waren aangekomen.
Hoofdstuk 11: Wonderbaarlijke verandering van de zielengraven. Robert ontvangt zijn hemelse naam. De engel Sahariël als leider. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik vraag Helena echter nog zachter, of zij zich soms zorgen maakt over Robert-Uraniël? Helena antwoordt: 'O Heilige Vader! Hoe zou ik mij aan Uw hart, dat met de grootste liefde vervuld is, zorgen kunnen maken? Zou Robert ooit ergens kunnen belanden, waar hij voor Uw ogen onzichtbaar zou zijn? Wie echter in het licht van Uw ogen wandelt, verdwaalt nooit ofte nimmer en komt terug, verwelkomd door zijn aan Uw hart rustende liefde! 0, hij zal nu veel en grote wonderen van Uw almacht, wijsheid en goedheid aanschouwen. Wat zal hij ons dan voor heerlijkheden weten te vertellen!'
Hoofdstuk 12: Dialoog tussen Helena en de Heer. Wezens en bewoners van de hel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Ik zeg: 'Wat ben jij toch een pienter wezen! Ik zal nog bij jou in de leer moeten gaan. Maar kijk, jij schuw ding, als Ik niet kon voelen wat jij als schepsel kunt voelen, door wie anders zou jou dan eigenlijk een gevoel kunnen zijn ingeplant? Ik heb je immers helemaal en niet voor de helft geschapen! Nu heb je weer eens enkele overblijfsels van je Weense wijsheid voor de dag gehaald.
Hoofdstuk 9: Gelijkenis van de kunstschilder en zijn leerlingen. De liefdevolle, wijze les van de Heer brengt Helena weer tot haar hemelse bruidsliefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Verder leest hij op de vierde trede: 'God Zelf is de oereeuwige zuiverste liefde en haar vuur is het leven en de wijsheid in God. De liefde is dus zowel uit God als in God het leven en het licht van alle wezens. De vonken uit het voedende vuur van Gods zuiverste liefde zijn de kinderen Gods, van dezelfde oorsprong uit het hart van God! Ook jij bent zo'n vonk! Wakker deze vonk aan tot een levendig vuur, en je zult God schouwen in je hart.'
Hoofdstuk 7: Verslag over zijn onderwereld. De heilige inscripties op de treden van de piramide. Grote heilsleer en haar uitwerking op Robert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)