Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 155 van 215

...  143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168  ...
[5] Laten we aannemen dat een zogenaamde natuurvorser en botanicus, om zijn onderzoek te vergemakkelijken, op het idee zou komen om te vragen: waarom heeft de scheppende kracht van het allerhoogste scheppende wezen de bomen en planten niet zo geschapen dat de kern aan de buitenkant en de bast binnenin zit, zodat men zonder veel moeite door een microscoop het opstijgen van het sap in de takken en twijgen en de reacties en andere uitwerkingen daarvan, nauwkeurig zou kunnen observeren. Het kan toch immers niet de bedoeling van de Schepper zijn geweest, om de denkende mens zodanig op aarde te plaatsen dat hij nooit in het geheim van de wonderbaarlijke werken in de natuur zou kunnen doordringen. - Wat zeggen jullie van deze vraag? Is zij niet uitermate dom?
Hoofdstuk 96: Waarom de ware betekenis van het tiende gebod verhuld is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Heeft de mens door zijn levenswijze de hemel verdiend, dan komt hij niet als gevolg van de goddelijke liefde, maar alleen als gevolg van de goddelijke gerechtigheid in de hemel, natuurlijk door eigen, voor God nuttige en welgevallige, verdienste. Heeft de mens niet op die manier geleefd, dan is de eeuwige verdoemenis, waaruit geen verlossing meer te verwachten valt, ogenblikkelijk een feit. Met andere woorden wil dit zeggen dat er een of andere dwaze vader zou zijn die in zijn huishouding voor zijn kinderen een wet voorschrijft die als volgt luidt:
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Als we dit nu wat tegen elkaar afwegen, dan volgt daaruit dat dit gebod voor de hemel helemaal niet deugt en dat het naast het zesde gebod totaal overbodig is.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Weten jullie wel wat dat wil zeggen? Deze waarachtige, evangelische gebeurtenis wil niet meer en niet minder zeggen dan dat de Heer van hemel en alle werelden een gezworen vijand van dit kwaad is. Bij elk ander spreekt Zijn goddelijke liefde woorden van geduld, toegevendheid en barmhartigheid, maar over deze ondeugd spreekt Zijn toorn en gramschap!
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Wie van jullie ook maar een beetje kan nadenken, zal uit dit alles met het grootste gemak kunnen afleiden dat voor de Heer van de hemel en alle werelden geen menselijk kwaad zo afschuwelijk en verachtelijk is dan de door woeker verkregen rijkdom en de daaraan verbonden gevolgen. Voor geen ander kwaad zien we de Heer over leven en dood de afgrond van de hel zo helder en aanschouwelijk openen als juist voor deze ondeugd.
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Ik denk dat hieruit duidelijk blijkt hoezeer de rechten van de meeste tegenwoordige staten lijnrecht tegen de goddelijke indruisen. Verder denk ik ook dat, wanneer de Heer tot de rijke jongeling zegt: 'Verkoop alles wat je bezit en verdeel de opbrengst onder de armen, maar jij, volg Mij, dan zul je jezelf een schat in de hemel bereiden', deze uitspraak hopelijk toch voldoende moet zijn om daaruit te leren hoe een rijke op aarde zijn rijkdom zou moeten verdelen als hij het rijk Gods wil oogsten. Doet hij dat niet, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten als hem hetzelfde oordeel zal treffen dat de Heer over de treurig geworden jongeling heeft uitgesproken, namelijk dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald zou gaan dan dat zo'n rijke in het rijk der hemelen zal komen! Daarbij moet men wel bedenken en er rekening mee houden dat de Heer hier een hoogst betreurenswaardig oordeel over een jongeling, dus zeker over een erfgenaam, heeft uitgesproken.
Hoofdstuk 92: Woekermentaliteit - het meest verderfelijke voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Wat is nu van de ander? Op het door de Heer voor het algemeen onderhoud van de mensen geschapen aardoppervlak, is van de ander precies zoveel als hem volgens zijn natuurrechtelijke, van zijn behoeften afgeleide maatstaf, toekomt. Wie derhalve meer dan deze hoeveelheid verzamelt en vervaardigt, zondigt feitelijk al in de eerste graad tegen dit gebod, omdat in dit gebod zelfs het verlangen ernaar reeds als strafbaar wordt aangemerkt.
Hoofdstuk 91: Wie zondigt er tegen de goddelijke oerordening van het negende gebod? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Wanneer men zich aan deze maatstaf houdt, zal er op het gehele aardoppervlak geen naakte mens meer rondlopen. Als er echter op aarde enorme fabrieken voor het vervaardigen van kledingstoffen worden gevestigd die de grondstoffen tegen afgedwongen spotprijzen inkopen en daarvan een grote hoeveelheid eerder luxueuze dan nuttige kledingsstukken fabriceren, deze dan meestal tegen ten hemel schreiende prijzen aan de behoeftige mensheid verkopen, en als zich dan ook nog veel welgestelde mensen, vooral vrouwen, in de loop van een jaar of tien van meer dan een honderdtal kledingsstukken voorzien, dan wordt dit natuurlijke evenwicht uitermate verstoord. Maar laten we verdergaan.
Hoofdstuk 90: Over de zegen van de wijze beperking - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Als de zaken zich derhalve zo verhouden, dan volgt daaruit zonneklaar dat de Heer van hemel en aarde door dit negende gebod niets anders heeft willen bewerkstelligen dan het volkomen veiligstellen van bepaalde eigendommen, om zo de eerste natuurrechtprincipes in stand te houden. Daarom kan er geen andere betekenis achter dit gebod schuilen dan die welke zijn woorden aangeven.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Wat moet hij nu doen als er vanuit het volk, dat in natuurlijk opzicht zo goed mogelijk in het gareel loopt, dergelijke vragen op hem af komen? Hij roept degenen die wat meer bevattingsvermogen hebben, bijeen, verkondigt hun het bestaan van een hoger wezen dat alles geschapen heeft en alles leidt, en geeft hun dan op hun veelzijdige vragen ten antwoord dat hij voor hun welzijn de leidinggevende wijsheid rechtstreeks van dit hoogste wezen krijgt. Daar zij een heel gelovig volk zijn, kan hij hun ook met het grootste gemak het onloochenbare bestaan van een allerhoogste, alles scheppende, instandhoudende en leidende Godheid aantonen en ook dat juist deze Godheid alleen diepe wijsheid verleent aan degene die Zij tot een gelukkig makende leidinggever voor de volkeren heeft voorbestemd.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Daaruit volgt dan dat deze wet zeker een andere betekenis moet hebben dan de mensen er aan geven, waarbij zij enkel het bezit veilig stelt. Als goddelijke wet moet deze vanuit de diepte der goddelijke ordening immers ook in alle hemelen geldig zijn. Maar waar in de hemel bezit iemand huizen, ossen, ezels of akkers? In de hemel bevinden zich alleen maar vruchtgebruikers, de Heer alleen heeft eigendomsrecht. Daarom zullen we ons dan ook met de juiste betekenis van deze wet bezighouden.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Is zijn gezindheid van dien aard, dan zal de Heer zijn handelen zegenen, maar in het tegenovergestelde geval vervloeken! Want als de Heer, die toch alle macht zowel in de hemel als op aarde eigen is, Zelf voor niemand een eeuwig dodelijke rechter wil zijn en niemand hoeft te vragen wat Hij wel of niet moet doen, dan moet een mens op aarde nog veel minder uit kwaadwilligheid iets doen.
Hoofdstuk 84: Wenken over de sociale kwestie - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Zou men zich dan niet ook kunnen afvragen: heeft de Heer de wereld niet voor alle mensen gelijk geschapen en heeft niet ieder mens hetzelfde recht op alles wat de geschapen wereld aan veelsoortig genot biedt? Als de Heer de wereld echter zeker niet voor enkelingen maar voor iedereen heeft geschapen, en dus iedereen het recht heeft om de producten van de aarde naar behoefte te gebruiken, waartoe diende dan vervolgens dit gebod, waarmee aan de mens kennelijk een of ander eigendomsrecht werd verleend en waardoor diefstal pas mogelijk is geworden? Waar namelijk geen mijn en dijn is, maar slechts een algemeen 'van ons allen', daar zou ik wel eens iemand willen zien die in staat zou zijn om zijn naaste te bestelen.
Hoofdstuk 82: Zevende zaal - zevende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Wie kan het een mens kwalijk nemen, wanneer hij met behulp van zijn verstand een statig woonhuis bouwt en dan zijn voormalige aardhol of holle boom verruilt voor dit huis? Wie kan het een mens als zonde aanrekenen, als hij boomvruchten veredelt, uit zure appels en peren zoete en smakelijke vruchten kweekt? Wie kan het een mens als zonde aanrekenen als hij een wagen bouwt en het paard temt om daarmee veel gemakkelijker op reis te kunnen gaan dan met zijn eigen zwakke, pijnlijke voeten? Wie kan het vervolgens een mens kwalijk nemen, als hij de natuurlijke vruchten als voedsel kookt en kruidt om ze zo smakelijker te maken? Of zijn de dingen op aarde voor iets anders dan voor het doelmatig gebruik door de mens geschapen?
Hoofdstuk 81: Wat is hoererij? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Kijk, daarin ligt besloten wat door het zesde gebod verboden wordt. Zou dit gebod in acht zijn genomen, dan zou de aarde nog een hemel zijn, en er zouden op haar geen zelfzuchtige en heerszuchtige mensen zijn! Maar dit gebod werd al bij het begin van de mensheid overtreden en de vrucht van deze overtreding was de egoïstische en zelfzuchtige Kaïn.
Hoofdstuk 80: Over tweeërlei liefdes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168  ...