Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 155 van 373

...  143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168  ...
[3] O kinderen, wie kan zo'n oneindige Liefde begrijpen?! Waar is het hart, dat in zijn hoogste staat van ontbranding ook maar het oneindig kleinste deel verdragen zou van een dergelijke Liefde, die in staat is de grote God, de heilige Vader naar ons toe te trekken, erbarmen te hebben met onze nietigheid en tenslotte vanuit een dergelijke Liefde Zichzelf met onze nietigheid te bekleden om alles, alles, alles voor ons te worden?!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En Ik zal voor de derde maal verschillende keren komen, zoals nu ongeteld tot jullie, nu eens zichtbaar, dan weer onzichtbaar in het woord van de geest om Mijn weg voor te bereiden. En Ik zal als de nood hoog is, voor de vierde maal in een stoffelijk lichaam komen, in de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarop voor de vijfde maal komen in de geest van liefde en wijding voor allen. En Ik zal voor de zesde maal innerlijk komen tot een ieder, die een waar en ernstig verlangen naar Mij in zijn hart zal dragen en Ik zal een Leider zijn voor diegenen die zich vol liefde in hun geloof door Mij naar het eeuwige leven laten trekken. Maar Ik zal dan ook ver van de wereld zijn; maar wie opgenomen zal worden, die zal leven en Mijn rijk zal voor eeuwig met hem zijn.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En toen Henoch dat verzoek had gehoord, sprak hij zichzelf moed in, stond op, dankte Mij in alle deemoedige zelfontkenning van zijn zuivere hart, boog tenslotte voor allen en ging naar Adam, boog voor hem en zei:
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Toen de vaderen deze deemoedige bescheidenheid hadden vernomen, stonden zij op, bogen voor Adam en prezen Mij hardop en dankten Mij, dat Ik Henoch zo'n heel bescheiden, deemoedig hart gegeven had. En een grote vreugde straalde van al hun gezichten over de heerlijke Henoch. En in het bijzonder Adam zelf loofde zijn inzicht en deemoed en verzocht hem nu met de blijde instemming van allen welgemoed over de grote liefde van God, de eeuwige, heilige Vader met spreken te beginnen.
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En toen nu Henoch op die manier zijn verontschuldigende rede had beëindigd, dankte Hij mij in stilte dat Ik hem zulke zinvolle woorden ingegeven had; daarna boog hij weer voor Adam en voor al zijn vaderen. Maar Adam en de vaderen stonden op en spraken een gezamenlijk amen uit en omarmden de anders zeer schuchtere Henoch - die weinig moed had ten overstaan van iemand iets naar voren te brengen, maar des te meer moed bezat Mij uit de onbegrensde deemoed van zijn hart bovenal in stilte lief te hebben en ook met alle kinderlijke liefde zijn vaderen te gehoorzamen - en zij dankten Mij uit volle liefde en sterk vertrouwen voor de genade dat Ik zo'n liefdevolle spreker over de liefde onder hen opgewekt had.
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Meteen bogen zij allen voor Adam en gingen naar hun nabij gelegen woningen. Seth deed met hulp van zijn vrouw zijn plicht en Henoch haalde zijn legerstede uit zijn onaanzienlijke hut en bracht die voor de woning van Adam en tenslotte na het verrichten van een stille dankzegging in de woning van Adam. Daar was de oude moeder Eva, zover haar krachten reikten, hem behulpzaam om zijn rustplaats zo zacht mogelijk te maken. En toen alles aldus goed was gedaan, waren ook Seth en zijn vrouw, wel voorzien met spijs en drank daar reeds aanwezig en Seth dankte mij met een ontroerd hart voor de grote genade, die hem boven al zijn oudere broeders ten deel was gevallen om zijn ouders en de lieve Henoch, die hem voorkwam als een opgaande morgenster, van spijs en drank te mogen voorzien.
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Dat moet hun morgen aangekondigd worden, ook aan diegenen die hun vrouwen uit de lagere gebieden gehaald hebben. Zij moeten zich reinigen om deze heilige plaats te betreden, waarboven de eeuwige Geest van alle liefde en wijsheid in alle waarheid, macht en kracht heeft gezweefd, en moeten zelf uit de mond van Henoch een nieuwe leer uit God vernemen. Die zal hun harten goed doen, zoals het ons hart goed deed, toen het met zulke oneindige verwachtingen uit de onmetelijke liefde van God aangevuld werd. Nu lieve Seth, heb ik je wat mij betreft voor vandaag en morgen met alles bekend gemaakt; al het overige zal je hart je openbaren, - en zo moge Gods genade alsmede mijn zegen je begeleiden! Amen."
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Maar Adam zei: "O vrouw, wees rustig, laat God nu zorgen en doe wat van nut is voor je hart! En jij, mijn lieve Henoch, open je liefdevolle hart voor mij en vertel mij je vrome verlangen! Mijn hart, mijn oog en mijn oor hangen aan je gezegende lippen; daarom spreek als je wilt, wanneer je wilt en zoals je wilt en mij zal het altijd goed zijn! Amen."
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Nadat hij dat gehoord had, opende Henoch zijn hart en zei met gepaste openhartigheid: "0 vader van mijn vaderen, zegen mijn legerstede in jouw woning, opdat ook mijn ziel daar volkomen tot rust mag komen, waar de hoge moeder Eva al voor de rust van mijn lichaam heeft gezorgd!
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zo legden deze drie mensen zich ter ruste en sliepen goed tot aan de verkwikkende morgen, toen een frisse wind hen heel opgewekt en versterkend wekte. Het tijdstip waarop zij zich neerlegden was volgens jullie rekening het negende uur en het tijdstip van opstaan was, op dezelfde wijze gerekend, het derde uur van de morgen. - En toen zij nu aldus gesterkt op hun benen stonden, verrichtte ieder van hen in zijn hart een stil offer en na deze stille daad stond Adam meteen op en sprak in de aanwezigheid van Henoch en Eva het volgende korte gebed uit:
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "O grote, liefdevolle, meest heilige Vader, in Uw heiligste naam, die beladen is met macht, kracht en alle heerlijkheid, heb ik voor Uw aangezicht weer een nieuwe dag bereikt! O Heer, laat mij gedurende deze hele dag zodanig denken en handelen, dat de laatste herinnering aan het avondrood mij zacht klinkend toe zal fluisteren: Adam, juich, want je hebt je oog niet afgewend van Jehova's aangezicht en je voeten zijn niet afgeweken van het spoor van de weg van de eeuwige liefde, en zoals de zon ongemerkt verlichtend en verwarmend langs het firmament ging, volgde je hart het stille zweven van de eeuwige geest!
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] "O grote God, o heilige Vader, Gij eeuwige Liefde vol onmetelijk erbarmen en vol heilige genade! Hoewel ik wel weet dat U slechts de woorden in het hart waardeert en niet naar de klank van de tong luistert en de ademtocht van de longen niet aanziet en ieder gebaar van het vlees geringschat, zal ik evenwel op het vrome verzoek van Uw zoon Adam mijn tong aanzetten om U te loven.
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En toen hij deze herhaalde overdenkingen van zijn lof, prijs en dank, die hij anders ook dagelijks verrichtte, had beëindigd, keerde hij zich nogmaals tot Henoch, die dat intussen ook in stilte in zijn hart had gedaan en zei:
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] O Gij grote, heilige Vader, de aarde zal nauwelijks tienmaal zo lang door mensen bewoond worden als ik haar heb bewoond en haar volgens Uw heilige wil nog lijfelijk zal bewonen; doch al leefde ik tot aan het einde, wat zou er op deze aarde nog aan te wijzen zijn, dat mijn hart meer zou zegenen dan wanneer U, O Jehova, mij mijn Abel weer terug zou geven?! Doch ook deze mij onmogelijk te vervullen schijnende wens is nu op zo'n heerlijke wijze vervuld! O Jehova, ik kan U niet genoeg bedanken voor die oneindige genade, dat U in Henoch mij mijn Abel en daarmee alle zegen weer teruggeven hebt aan mij, die U waardig hebt bevonden dat uit zijn geslachtslijn eens een telg voort zal komen, die als een grote, heilige broeder voor al mijn kinderen vanuit U zal zijn! O Jehova, neem genadig mijn diepe dank aan!
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En toen Adam dit oprechte gebed had beëindigd, zie, toen wendde hij zich tot de nog zachtjes biddende Henoch en zei: "Henoch, kijk, ik heb nu hardop voor God en voor jou gebeden en ik heb een grote kracht verkregen, zodat ik in staat zal zijn jullie allen waardig en doeltreffend te zegenen; dus valt mijn eerste zegen op jou! - En daar je nu gezegend bent, sta op en zeg ook jouw gebed hardop voor God en voor mij, opdat wij, ik en jouw moeder, naar waarde geschat en met bijzondere vroomheid door jouw zachte morgenrood in je met liefde vervulde hart gesticht mogen worden. Jij hebt mijn gebed gehoord, waarin ik mijn menselijke en vaderlijke hartewens uit de innerlijke diepte van mijn hart getrouw bij de Heer naar voren bracht; maar aangezien jij niet als een vader kunt bidden, maar als een zoon, laat daarom de stem van de kinderlijke liefde van je hart luid opklinken! Amen."
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  143 - 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168  ...