5587 resultaten - Pagina 156 van 373
... 144 - 145 - 146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 ...
[1] Toen Henoch dat hardop uitgesproken ochtendgebed had beëindigd, stond Adam heel verheugd op en loofde en prees Mijn naam en dankte Mij innig voor de gave van het gehoor, dat geschikt is om zoiets heerlijks te horen en voor het licht van de ogen, die zo zeer geschikt zijn om de grote wonderwerken van Mijn erbarmen te aanschouwen en voor een stem, die in staat is zeer bezonnen woorden van lof te uiten en al de meer dan onbegrijpelijke en oneindige verhevenheid van de grote, heilige God, zoveel als voor het kleine menselijke hart maar mogelijk te begrijpen is, nader te brengen. En zo bedankte hij Mij voor al de overige zintuigen; want hij zag zeer goed in, dat die gave en de voortdurende instandhouding daarvan een zeer grote weldaad is uit de vrijgevige hand van Mijn liefde. (9 jan. 1841)Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] O Henoch, mijn lieve Henoch, kom hier aan mijn vaderborst en laat me je beminnen en je overvloedig zegenen, opdat jouw zegen toereikend is tot aan het eind van alle tijden! Want je hebt nu mijn reeds zeer hard geworden hart met balsem overgoten, zodat het nu weer zo week begint te worden als het eens was, toen de Heer voor de eerste maal mijn lieve helpster naar mij toe leidde; en in mijn gedachten ontvouwt zich een rozenstruik met veel takken en ik zie bovenaan een knop - 0 Henoch, een knop! -, en deze nog gesloten knop schittert sterker dan de zon op het middaguur! - Maar niet verder daarover; - kijk, dat alles heb jij nu bewerkstelligd!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Henoch, jij uitverkoren tong van Gods eeuwige liefde, zie, ik noemde je 'Abel'; maar ik heb aan jou een onrecht begaan en was ondankbaar tegenover God! Want kijk, Abel was weliswaar mijn eerste gezegende zoon die God mij had gegeven en hij was bijgevolg een lieveling van mijn hart en een getrouw werkruig in Gods hand, mij gegeven om mij te redden; maar jou heeft de Heer nu op mijn latere leeftijd als een versterkende zalf tot mij gezonden, opdat de wond in mijn hart door Kaïn geslagen, in mijn laatste jaren geheeld zou mogen worden. Want als je nu slechts Abels ziel en geest gehuld in Henochs lichaam zou zijn, dan zou jij zijn wat Abel was en zou je gelijk zijn aan mijn lieve Seth, die de Heer mij in de plaats van Abel heeft gegeven; maar jou heeft de Heer vanuit Zijn liefde opgewekt en Hij heeft deze liefde in Jareds zaad gelegd, opdat je een reine vrucht van liefde zou worden om daarna al je vaderen en broeders de zachte weg van de liefde te wijzen, en ook om aan te tonen dat de liefde meer is dan al onze wijsheid die ten val kan komen, terwijl de liefde bergen en rotsen uit het slijk van de zee weet te maken.
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Het was volgens jullie tijdrekening na vieren, toen Henoch uit Adam's geheiligde woning trad. En toen hij aldus buiten kwam, zie, toen beschouwde hij zijn hart en dacht in stilte:
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Want U gaf mij immers een hart gevuld met liefde en vroomheid, en daarom wil ik dan ook altijd blij zijn over Uw zo oneindig grote goedheid en altijd hardop jubelen voor U, mijn God, dat U zo vol liefde en genade bent ten opzichte van iedereen die vreugde schept in Uw meest heilige naam.
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] O blijheid, blijheid, mooiste metgezellin van de liefde, hoe zoet smaak jij voor het hart dat volgens de wil van de heilige Vader slaat!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] O Vader! Zie genadig neer op mijn zwakke hart en erken het nietige stofje van mijn loftuiting en laat mijn armzalig getjilp, dat misschien nog zwakker is dan het zachte gezoem van een door de nacht bedwelmde onbetekenende mug, onder de machtig weerklinkende dankliederen van Uw zonnen niet teloor gaan!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] O mijn dierbare zoon, zie, mijn vreugde is zo groot, dat ik maar ten dele aan je tonen kan hoezeer mijn bovenmate verheugd dankend hart daarover in liefde ontstak; ja, het gevoel komt in mij op, dat ik iedere boom liefkozend moet omarmen en zijn bast kussen, ja, de sterren zelf lijken mij vandaag heel dichtbij en ademen mij louter liefde tegemoet!
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Want jij kunt niet naar buiten gedreven zijn door hetgeen mij verhinderde te slapen! Want wat voor me staat is mijn vreugde en genade, - jij echter bent in de vreugde en de genade; zie, dus moet je door een hogere wil geleid worden! O Henoch, mijn dierbare zoon, verzwijg me niet het heiligdom dat in jouw hart gelegd werd; want wat je in je hart draagt en waarnaar je je richt, is en kan niet gering zijn! O verberg het niet voor mij, jouw vader!"
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] "Vader Seth, je bent een gezegende zoon en plaatsvervanger van Abel en je weet dat je God en Adam tot vader hebt en je staat hen nader dan mij en mijn vader Jared! Heeft hij je niet al het zijne gegeven, zodat het nu het jouwe is?! Maar als Adam mij er op uitgestuurd heeft om dat wat hem na aan het hart ligt uit te zoeken, zie, hoe kun je dan van mij verlangen dat ik het aan jou eerder zou geven dan aan hem, wiens hart mij dringend verzocht dat voor hem bijeen te brengen, opdat hij dan in de morgen iets zou hebben om als vader aan jullie allen te geven?!
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Zie, je zult er begrip voor moe ten hebben, dat ik er niet geschikt voor ben zoals de hoge Seth; doch wat in mijn hart leeft zal ik zeker geven, in zoverre de bekwaamheid van mijn zwakke tong reikt.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Het hart verheugt zich weliswaar door middel van het oog over de zachte straal van de morgenzon en heel het leger der dieren bejubeld luid de toegenegen moeder van de dag, en de kelken van de bloemen openen zich om de eerste milde stralengift van de heldere morgenzegen der mooie zon gretig op te zuigen, en de verre golfjes van de zee huppelen opgewekt als jonge kinderen en trekken net als deze het wijde lichtgewaad aan van hun stralenmoeder, - ja, dat is louter mooi bedachte beeldspraak. Maar als ik bedenk, dat om al dit moois te ondervinden, er toch steeds een mens bij hoort, wiens hart dan pas tot zulke beeldspraak in staat is als hij getrouw zijn gemoedsrust ontleend heeft aan Gods liefde, dan is er daarna de troostrijke gedachte dat er een ware ordening bestaat krachtens welke al deze ochtend - en andere scènes zo goed als niets zouden betekenen als ze niet gezien noch ondergaan, noch gevoeld en bijgevolg naar hun uiterlijk niet begrepen zouden worden door een mens met een levende ziel, waarin een eeuwige geest van liefde uit God woont.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] O vader, omdat ik toch al voor je spreek, laat mij daarom nog verder spreken vanuit mijn hart, dat inziet, dat het waarachtig onredelijk en buiten alle ordening is, dat indien iemand een groot en een klein vat heeft en hij doet dan in het grote weinig en in het kleine waarin niet veel plaats is veel, en het valt er buiten omheen, zodat het vertrapt wordt, terwijl het grote vat waarin ruimschoots plaats zou zijn, bijna leeg staat! Ons lichaam met zijn zintuigen is het kleine vat, dat wij steeds geweldig overladen; op onze geest der liefde als het eindeloze grote vat, letten wij bijna niet en doen er daarom ook maar heel weinig in!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Jij spreekt echter zonder schroom vanuit de macht van jouw grote liefde tot God en je deelt uit het grote vat uit en zodoende heb je geen verantwoordelijkheid; want door jouw liefde wordt iedere schuld verantwoord en zodoende ook de mijne. En ik kan je niets anders zeggen dan dat je zeker een man naar Gods hart bent; want als jij spreekt, dan beeft mijn hart als dat van een kind in de duistere stormnacht en als jij bidt, dan weent mijn hele lichaam.
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Toen zij na korte tijd daar aankwamen, gingen Adam en Henoch meteen naar binnen, waar moeder Eva hen reeds bezorgd opwachtte. Maar Seth haastte zich onmiddellijk naar zijn woning en gaf zijn vrouw te kennen het klaargemaakte ochtendmaal vlug naar de woning van Adam te brengen, - hij en Enos, Kenan, Mahalaleël en de zeer verheugde Jared loofden eerst Mijn naam en begaven zich vervolgens vol eerbied naar Adam's woning om hem de verschuldigde morgengroet te brengen en hun (20 jan.1841) dank voor de zegen te betuigen. Toen zij daarop vol eerbied Adams woonstede betraden en aan hun verplichtingen wilden voldoen, gebood Adam hen een tijdje te wachten, totdat Henoch het gebed voor het ontbijt, waarmee hij juist wilde beginnen, zou hebben beëindigd. En toen ze deze wens vernomen hadden, zwegen zij, traden iets terug en terwijl zij hun ogen, oren en hart op de woorden uit de mond van Henoch gevestigd hadden, begon deze getrouw het volgende kleine gebed tot Mij te richten. Hij zei:
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)