Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 158 van 1112

...  146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171  ...
[17] ROB en BOZ zeggen: " Ja, daar hebben wij het niet over! Wij voelen ons er ook erg en zelfs buitengewoon gelukkig bij, maar dat heft het 'zich volledig vreemd voelen' in deze situatie beslist niet op! God is en blijft God en wij kunnen denken en voelen wat wij maar willen, maar die kloof kunnen wij nooit overbruggen!"
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dweepten onze vaderen niet met een heilige Vader in de hemel, terwijl zij zich hem toch nooit konden voorstellen!? Wij hebben nu diezelfde heilige Vader als een tastbare waarheid bij ons op deze aarde, die nu de hemel van alle hemelen is, en wij voelen ons niet op ons gemak!
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Het is waar dat men zich hier heel vreemd en anders moet voelen dan een kind thuis bij zijn loze speelgoed, maar daar staat tegenover dat we ons nu ook in een heel merkwaardige levensschool bevinden! Wanneer een kind voor het eerst op school komt, zal het zich ook zeker niet zo op zijn gemak voelen als bij zijn speelgoed in het ouderlijk huis, maar als het de school een jaar lang bezoekt, zal het zich daarin ook net zo vertrouwd voelen als thuis bij zijn speelgoed.
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar hoe Hij, onze God, Meester, Heer en Vader met Zijn almachtige wil in de gehele oneindigheid alles van het grootste tot het kleinste doeltreffend doordringt en Zich tevens duidelijk aanwezig bewust is van al Zijn eindeloos en talloos vele schepsels van de grootste tot de kleinste, dat, broeders gaat ons verder helemaal niets aan. Wij behoeven beslist niet meer te weten dan dat wat wij weten en waarvan wij beseffen dat het zo is en moet zijn, omdat anders alle dingen zeker ogenblikkelijk hun objectieve bestaan zouden verliezen.
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Laten we maar geduld hebben! Vandaag weten we dit, morgen zullen we zeker meer weten en binnen een jaar zouden we wel eens veel meer kunnen weten dan nu aan het begin van onze geestelijke ontwikkeling, waarin we echter toch al veel verder gevorderd zijn dan Mozes en alle beroemde profeten vóór ons. Die hebben in hun heiligste visioenen nauwelijks geestelijk vermoed en vervolgens in heel mystieke woorden en tekens opgeschreven, wat wij zonder enige mystiek kunnen betasten. Als we ons dat nu levendig voor ogen houden, zullen wij ons meteen veel minder ongemakkelijk voelen dan Saul zich eens bij de profeten voelde!"
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] ZAHR, die tot nu toe nog steeds had gezwegen, maar overigens innerlijk erg blijmoedig was, zegt: "Het is om te lachen wat voor doms de pienterste mannen vaak uitkramen! Hoewel Micha de minste van ons is, heeft hij niettegenstaande dat, toch de verstandigste mening te berde gebracht! Hoe kan het iemand hier nu ook maar enigermate vreemd en beangstigend voorkomen? Het tegendeel is waar! Nu zijn wij pas op de plek waar wij wezen moeten! Wij zijn bij God, onze eeuwige Schepper en Vader. Daar zijn wij vandaan gekomen en nu zijn we er weer zo dicht mogelijk bij teruggekeerd; wat is dat dan voor gepraat over 'zich-vreemd-voelen'? Juist hier voelen wij ons pas helemaal thuis! Nee, wat broeder Rob en Boz nu toch voor rare opvattingen hebben! -Mathaël, hoe denk jij daarover!"
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL zegt: "Jij hebt gelijk, maar de beide anderen ook, want het is een heel persoonlijke kwestie! Jij en Micha komen wat jullie zielen betreft van een lichte ster. De beide anderen zijn kinderen van deze aarde, maar met dezelfde rechten op de liefde en genade van de Heer als jullie! Jullie zielen stonden reeds vanaf het oerbegin dichter bij het zuiver geestelijke dan de zielen van Rob en Boz en daarom valt het niet te verwonderen dat zij hier, waar zij zich zo dicht bij het zuiver geestelijke bevinden, zich vreemder en onprettiger voelen dan wij, die al vanaf het oerbegin dichter bij het geestelijke stonden dan zij. Langzaam maar zeker zullen zij zich ook meer thuis gaan voelen en dat gebeurt nu al, maar een dag kan niet hetzelfde te weeg brengen als een jaar. Over een jaar als hun geest meer en meer één wordt met hun ziel, zullen zij zich heel anders voelen en zullen zij heel anders praten dan nu. -Begrijp je die wijsheid?
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar de opmerking die één van jullie maakte, dat men zich de oneindige macht van de goddelijke geest gemakkelijker in een lichamelijke reus kan voorstellen, dan in de wat kleine, mannelijke gestalte van de Heer, geldt weliswaar voor de zintuiglijke waarneming, omdat iets kolossaals altijd een grotere indruk maakt op de menselijke zintuigen dan iets kleins, maar geestelijk genomen is dat de reinste onzin. -Want de goddelijke kracht heeft het stoffelijke niet nodig om daarmee mogelijkerwijs naar de mate van de hoeveelheid materie meer of minder uitwerking te kunnen hebben. De materie is op zichzelf namelijk slechts iets dat getuigt van de geestelijke kracht van de goddelijke wil, voor wie het niets uitmaakt of hij nu een gehele wereld of een zandkorreltje creëert. Wat zou dan het nut zijn van een lichamelijke reuzengestalte? De goddelijke wil heeft toch slechts in zichzelf een eeuwig onveranderlijk steunpunt nodig om van daaruit via eindeloze stralen overal in de eindeloze werelden en wezensruimte met gelijke kracht en sterkte te werken, en om plaats te bieden aan dit heilige, eeuwigdurende almachtige steunpunt heeft hij echt geen reuzenlichaam nodig.
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Dat kan natuurlijk in eeuwigheid niet gebeuren! Maar hoe het ook zij, het onuitroeibare, kwade plan is er nu eenmaal en zij houden niet op het ten uitvoer te brengen. Zij lijden daarvoor wel steeds de ergste smart en pijn, die zij zich zelf door hun kwaadwilligheid op de hals halen, maar dat brengt hen niet zo van hun stuk dat zij voor goed hun slechtheid de rug toekeren.
Hoofdstuk 130: Het werken der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] OURAN, die ook wakker was, keek de twee na en zei toen zij in het bos verdwenen: "Zullen ze straks niet verdwalen? Het gebergte gaat daar naar het schijnt in zuidelijke richting tamelijk steil omhoog en kon zich wel eens over een paar uur gaans uitstrekken!? Zij zullen in hun haast verkeerd lopen en de Meester kan van een andere kant komen en zij zullen Hem zoeken en tenslotte toch niet vinden!"
Hoofdstuk 131: Raphaël verjaagt de menselijke zorgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Daar is iedereen mee tevreden en rust daalt weer neer. op de uitloper van de berg, die door een klein, lager gedeelte afgescheiden is van het zich verder naar het zuiden uitstrekkende, hogere gebergte. Maar beneden aan de zee spelen zich al levendige taferelen af, want er zijn inmiddels bij de oude Marcus reeds verscheidene groepen mensen uit de stad aangekomen, die daar, zoals te verwachten was, in schrille kleuren hun nood beschrijven en klagen over het ongeluk dat over hun onschuldige hoofden kwam.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] RAPHAËL lachte fijntjes en zei tegen Mathaël: "Heb je ze gezien, die strenge sabbattisten? Die maakten zich snel uit de voeten toen zij de Romeinen zagen! Reken maar, die zullen ons vandaag nog heel wat te stellen geven!"
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] RAPHAËL zegt: "Vriend, zolang een mens alleen maar dom is, is de aanpak gemakkelijker, maar als domheid zich paart aan hoogmoed, heers en genotzucht, is verbetering heel moeilijk. En nog moeilijker is het bij het hoogstaande slag mensen van de priesterstand!
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Ga maar eens naar zo'n onverbeterlijke priester, aan wie je heel goed kunt merken hoezeer hij vergroeid is met het onware en leugenachtige, dan zul je merken dat er niets mee te beginnen is! Hij vindt zichzelf veel waardiger dan een keizer, omdat hij zich verbeeldt een plaatsvervanger van God op aarde te zijn, en daarom ruilt hij zijn waardigheid voor niets ter wereld.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een deel van de uit Caesarea aangekomenen gaat de berg op, omdat ze daar reeds van verre mensen hebben gezien. Als zij echter Romeinen ontwaren, trekken ze zich meteen weer terug. Ze veronderstellen namelijk dat die hier op wacht staan om de vluchtelingen op te vangen en ze weer naar de nog brandende stad terug te sturen om mee te helpen blussen, wat de orthodoxe joden op deze sabbat heel erg ongelegen zou komen. Er woonden namelijk in Caesarea nogal wat orthodoxe joden die, hoewel zij geen Farizeeër waren, heel streng de hand hielden aan de instellingen van Mozes. Het was nu de sabbat van de nieuwe maan en die werd altijd nog strenger gehouden dan de gewone! Daarom waren zij door de noodlottige gebeurtenissen van de vooravond als het ware in hun geloof versterkt en met as op het geschoren hoofd en verscheurde kleren nog veel fanatieker dan op enige andere sabbat van de nieuwe maan. Het zou voor deze zeer strenge nalevers van de sabbat beslist fataal zijn geweest, als zij door de niet sabbathoudende Romeinen teruggestuurd waren om te blussen. Derhalve bleven zij bij de aanblik van de Romeinen, hoewel die nog sluimerden, maar heel kort op de berg en verdwenen zoals gezegd met de noorderzon.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  146 - 147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171  ...