Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 159 van 1166

...  147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172  ...
[3] Na Mijn woorden gaat Ebahl meteen met zijn te hulp geroepen huisdienaars de grote hof voor zijn huis in en vindt die zo goed als vol met allerlei zieken, waaronder veel Grieken, Romeinen en Egyptenaren. Zij wilden allemaal naar Mij toe om genezen en gezond gemaakt te worden.
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De HOOFDMAN, die ook naast Mij zat, zei: " Als ik Ebahl was wist ik wel wat mij te doen stond! Ik zou mijn knechten bevelen om deze kerels geducht te geselen! Wat zouden ze hem kunnen doen? En het zou zeker niet de eerste maal zijn dat zo'n ontvangst hen ergens te beurt viel! Ik zou heel korte metten met hen maken! En mochten ze hier binnen komen, dan zal ik hen in ieder geval toch zo'n poets bakken, dat ze naar lichaam en ziel zullen staan te trillen op hun benen, alsof ze de koorts hadden gekregen! Ik zal ze vragen op wiens bevel ze zo diep in de nacht in een plaats met een Romeinse bezetting hebben durven komen. Ik zal ze wel eens laten zien dat iedere plaatselijke kommandant het recht heeft een ieder, van welke afkomst en welk geloof hij ook is, gevangen te nemen en, als hij zich niet geldig kan legitimeren, onmiddellijk aan het scherprecht over te geven! Dat zal ik weliswaar niet daadwerkelijk op hen toepassen, maar ik wil hen toch wel een panische schrik op het lijf jagen, zodat het angstzweet tot over hun hielen naar beneden zal lopen!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] De HOOFDMAN zegt: "O Heer, Iaat dat maar aan mij over, want mijn wetten en mijn rechten weet ik overal te handhaven!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] De HOOFDMAN zegt: "Voorlopig niets belangrijks! Het is alleen de bedoeling de vreemdelingen het respect bij te brengen dat ze in acht moeten nemen, en mochten de Romeinse garnizoenswetten hen vreemd zijn, dan zullen wij hen die inprenten. Gedraag je hier daarom rustig en ernstig en Iet op al mijn aanwijzingen! Het zij zo!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Ebahl brengt alle handen en voeten, die er maar buiten Mijn Jarah in huis aanwezig zijn, in beweging en in korte tijd staat er een goed voorziene tafel.
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] De HOOFDMAN zegt: "Dat is niet nodig, want ik bepaal zelf wel of ik uw verklaring geloof of niet. Maar ik zal u streng in het oog houden. Als ik ook maar iets merk, dat mij verdacht zou lijken, bent u ogenblikkelijk mijn gevangenen! Voor nu en voor zolang u hier zult blijven, krijgt u een sterk bewakingscommando, dat u ook tegen betaling van honderd zilveren groschen tot de grens van dit gebied zal begeleiden; als u het noodzakelijke reisdocument bij u gehad zou hebben, dan zou het u niets gekost hebben!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] De HOOFDMAN zegt: "Wat gaat mij uw God aan!? Ik ben een Romein en weet wat ik weet en wat ik geloof! Maar uw God, die u nu dient, is en zal mijn God nooit zijn! Voor mij bent u dus de allergrootste zondaars, en uw God gewijde geld hoort daarom in de kas van de arme zondaars! -Begrijpt u dat?"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] De HOOFDMAN zegt: "Niet zo diep als u denkt, want wij erkennen ook het ware oorspronkelijke Jodendom. Alleen uw nieuwe voorschriften, uw eigen ongeloof en uw velerlei ten hemel schreiende bedriegerijen verachten wij driemaal zo erg als de dood zelf. Want bij u is geen spoor meer te vinden van het oude Jodendom, u heeft alleen nog maar de namen ervan. Maar waar zijn de uitgelezen werken van hen van wie u afstamt en die u de leer en de wijze wetten gegeven hebben? Ik weet nog precies hoe uw ark des verbonds er uitzag. Hoe staat het daar nu mee? Waar is de geest van God, die er boven zweefde?"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De FARIZEEËN wassen hun handen en vallen daarna aan. Heel snel is alles opgegeten en zijn ongeveer zestig bekers wijn leeggedronken. De wijn maakt ze echter spraakzaam en ze beginnen overal naar te vragen, vertellen al gauw de reden van hun komst en vragen naar Mij, zeggend: "Weten jullie hier niets over een zwerver, die uit Nazareth geboortig moet zijn? Deze persoon, waarschijnlijk timmerman van beroep, moet volgens zeggen ongelooflijke tovenarijen uitvoeren, een nieuwe godsdienst propageren, zieken genezen, geesten bezweren en het volk opruien tegen de tempel en de keizer. Voor hem zijn wij op weg naar Nazareth om daar deze zaak te onderzoeken. Omdat hij echter in heel Galiléa actief schijnt te zijn, zouden jullie hier misschien wel iets meer van hem kunnen weten!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De OVERSTE zegt: "Dat zal de herbergier voor ons betalen omdat wij op reis nooit geld mee mogen nemen. Want de aarde is van God, en wij zijn Zijn knechten en hebben van God het recht gekregen om de hele aarde ons bezit te noemen en overal te oogsten, ook al hebben wij niet gezaaid! Want iedere Jood weet, dat alles wat hij heeft, slechts een door ons aan hem geleende zaak is, die wij altijd van hem terug kunnen vorderen. Dit is de heel simpele reden waarom wij in heel Israël nergens als vreemden komen, maar alleen als gebieders en als enige door God berechtigde eigenaars van ieder huis, elke grond en bodem en al het geld en overige schatten. Daarom kunnen wij Ebahl zonder meer opdragen om voor ons de honderd groschen te betalen, want hij verkreeg ze op onze grond en bodem! En als hij het niet zou doen, geven wij al deze bezittingen van hem aan een ander, die zich niet druk zal maken over honderd groschen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Omdat EBAHL hier heel nauw mee te maken heeft, doet hij nu toch ook zijn mond open en zegt: "Mijne heren, nu vergist u zich toch een beetje! Want ten eerste is deze plaats van oudsher een vrijplaats, waar behalve God en de keizer geen mens iets te vorderen heeft, en ten tweede ben ik hier ingetrouwd bij mijn tweede vrouw, die enig kind was, een geboortige Griekse, die pas door mij een Joodse is geworden. Al deze bezittingen zijn dus niet van mij, maar van mijn tweede vrouwen na haar, van haar dochters. Ik bezit zodoende niets, en daarom kan er van mij ook niets afgenomen worden, en de honderd groschen zult u dus zelf moeten betalen! Als u mij niet wilt geloven, vraag het de hoofdman hier dan maar; hij is mijn enige gezag en zal het u vertellen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[28] De OVERSTE zegt: "Nu, heer, wij hebben betaald en zijn dus niets meer schuldig; laten we er dus maar over ophouden! Als u echter iets meer weet over de beruchte magiër Jezus, wees dan zo vriendelijk ons mee te delen hoe het met hem en zijn omstreden leer en zijn daden staat, zodat wij de tempel daarover iets kunnen mededelen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[31] De HOOFDMAN zegt: "Dat gaat u niets aan, hij staat onder mijn bescherming! Maar ik hoop dat u Hem morgen beter zult leren kennen."
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Dan sta Ik op, groet de hoofdman, die Mijn groet vol warmte en hartelijkheid beantwoordt, en Mij en Jarah in het bijzijn van Ebahl en zijn vrouwen en de andere kinderen begeleidt naar een ander vertrek, waar een goed rustbed voor Mij klaar staat.
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] De HOOFDMAN zegt: "Of heel anders! Luister! Nauwelijks drie jaar geleden was ik zelf in jullie zogenaamde allerheiligste, en wel voor een bedrag van zevenhonderd zilveren groschen. Maar wat heb ik daar gezien en geroken? Een metalen kist op een onderstel, uit het midden waarvan een heel behoorlijke naftavlam opvlamde, die met haar wat onprettige lucht mijn neus nu juist niet zo aangenaam prikkelde! De bewuste bestanddelen in de zogenaamde ark des verbonds waren zeker veel jonger dan Mozes en Aäron, en mijn beurs werd erg bedroefd, omdat ik haar voor uw dwaasheid en bedrog zo gevoelig aangesproken had! Spreek er met mij geen woord meer over, want ik ben iemand die uw bedrog mijlenver doorziet! Geloof me, als ik met mijn huidige kennis keizer zou zijn, dan joeg ik morgen de hele tempel over de kling! U heeft geluk dat ik geen keizer ben, maar wat de keizer niet doet, dat zal zijn aanstaande opvolger doen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  147 - 148 - 149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172  ...