Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 161 van 1037

...  149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174  ...
[11] Maar als slechte, wereldse mensen het zouden lezen om het te bespotten, zou het hen ook, hoewel het slechts geschreven is, vernietigen en doden! -Nu weet je ook hoe deze zaken ervoor staan; en Ik zeg nu dat je je gereed moet houden om te kijken naar de wonderen van het worden, het zijn en het eeuwige bestaan!"
Hoofdstuk 112: Voorspelling van de huidige openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] CYRENIUS zegt: "Heer, wij zijn wel gereed om te kijken naar wat Uw grote en bijzondere genade ons zal bieden; maar ik zou graag eerst nog een heel korte vraag door U beantwoord willen krijgen als dat mogelijk zou zijn!"
Hoofdstuk 112: Voorspelling van de huidige openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Je voeten zijn op zichzelf blind en doof en moeten ondanks die zeer stiefmoederlijke bedeling het zwaarste werk verrichten. Je handen moeten naar buiten toe je wil uitvoeren en moeten dan weer dit en dan weer dat doen, en hebben toch geen ogen om het mooie licht te zien en geen oor om de heerlijke harmonie van het gezang te horen; ook hebben zij geen reukzintuig en geen smaak om te genieten van de kruidige charme van het leven! Vind je nu, dat daarom deze ledematen ten opzichte van het hoofd erg slecht bedeeld zijn?
Hoofdstuk 113: De roeping tot het innerlijke woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Meestal zagen wij deze wezens naar de kudden schapen, geiten en runderen zweven. Als zij die bereikt hadden, bleven zij daar; gingen die dieren paren, waartoe zij die dieren erg schenen te prikkelen, dan werden zij door de parende dieren nogmaals als een soort dauw van het al wat dor geworden gras opgezogen en kwamen niet meer te voorschijn.
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Veel van zulke vormen haastten zich ook naar het water en zwommen licht glijdend een tijdlang over het oppervlak heen en weer. Sommige doken daarop vastberaden onder water, andere dromden wat meer samen tot een nevelige massa en doken pas dan onder wanneer zij tot een nieuwe vorm waren samengesmolten die niet zelden leek op een waterdier .
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar uit de lucht zagen wij steeds een soort licht stof naar beneden vallen, soms meer, soms minder en vooral boven de watervlakten was het heel vaak zichtbaar.Als je dit stof beter bekeek, bleek het ook een vorm te hebben, die óf op heel kleine eitjes leek óf op ontzettend kleine waterdiertjes en dit stof werd ook meteen door het water opgenomen.
Hoofdstuk 114: Een blik in de wereld van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Het lichtblauwe MANNETJE gaat nu vlak voor Jarah staan, staart haar met grote ogen star aan en zegt dan: "Wie gaf je opdracht, stinkend stuk vlees, een vraag te stellen aan ons, reine wezens? Behalve de éne, en met uitzondering van nog één, stinken jullie allen weerzinwekkend naar materie; en dat is de grootste vijand van onze neusgaten! Stel ons in het vervolg pas dan een vraag, stinkend aas, als je daartoe opdracht hebt gekregen van de almachtige geest van alle geesten, -en zorg jij je er verder maar voor dat je je lichamelijke mottenzak op een goede manier kwijt kunt raken!"
Hoofdstuk 115: Jarah en de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Je bent ook een echte man naar Mijn hart, en Ik zal de winterdagen in jouw huis doorbrengen en daar zal zich nog menige gelegenheid voordoen jou en je gehele huis over vele zaken voor te lichten. Houd daarom in elk geval goede moed en bekijk nu alles goed, -de verklaringen zullen niet achterwege blijven!"
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] KISJONAH zegt: "Geëerde gebieder, daar doet u heel goed aan en mij zal het een grote vreugde zijn! Maar ik smeek u laten we nu niet teveel er tussendoor praten; want voortdurend zweven de grootste wonderen aan ons voorbij en wij kijken er met veel te weinig aandacht naar!"
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] ZINKA zegt dan: "Heer, ik zie op het wateroppervlak hoe daar een enorm aantal vurige slangen heen en weer schieten; enkele duiken ook onder, maar hun snelheid wordt door de watermassa niet afgeremd. Ik zie tot op de bodem van de zee; op de bodem krioelt het van alle mogelijke soorten gedrochten, ook ontelbare vissen, en alles hapt naar deze vurige slangen. Als een vis of een ander gedrocht een of meer van zulke slangen verslonden heeft, worden zij beweeglijker en levendiger en blikkert er letterlijk een soort zinnelijkheid uit deze waterwezens.
Hoofdstuk 118: Het wezen van de zuurstof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Maar dat wat jullie hier nu zien, is de bekende ladder van Jacob waardoor hij hemel en aarde met elkaar verbonden zag, en waarop hij de levenskrachten en Gods gedachten omhoog en naar beneden zag gaan. Jacob zag dat beeld wel, maar noch hij noch iemand na hem heeft het tot op dit uur begrepen. Voor jullie heb Ik het nu ontsluierd; maar ook jullie allen moesten eerst door het licht van deze lichtende kogel in een soort heldere slaap gebracht worden om de onthulde Jakobsladder te zien en deze vervolgens door Mijn woord ook te begrijpen opdat jullie weten hoe het hemelse en het aardse samenhangen en dat op dezelfde ladder het ene steeds in het andere overgaat. -Kijk over de zee, dat wil zeggen nu met de blik van je geest of liever je ziel, en zeg Mij wat je daar ziet"
Hoofdstuk 117: Een kluwen zielestof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] RAPHAËL komt nu naar voren en zegt: "God is in Zich Zelf eeuwig en oneindig. De oneindige ruimte is alleen van Hem vervuld. Hij, die van eeuwigheid de hoogste, zuiverste en grootste gedachte en de eeuwige, meest volmaakte idee in en uit Zich Zelf is, kan ook slechts zonder onderbreking gedachten vormen in Zijn gehele oneindigheid, en deze is vol van Zijn gedachten. Wij echter (de 'oerengelen'), die al gerijpt zijn sinds naar menselijke begrippen onvoorstelbaar lange tijden en nu zelfstandige levensideeën vollicht, wijsheid, kennis en wilskracht zijn, hebben nog een oneindige hoeveelheid dienende geesten onder ons, die in zekere zin onze armen zijn, en die onze wil kennen en ook meteen uitvoeren.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Kijk, ik gebood mijn dienstbare geesten nu in de naam van de Allerhoogste om een hoeveelheid van de noodzakelijke stof hierheen te brengen! En zie, reeds hebben wij een lichtende klomp van onze vurige langtongen voor ons, die nog geen andere vorm heeft dan die van een ronde vuurbal! Kijk maar eens hoe de vurige tongen zich tegen elkaar aandringen en aandrukken alsof elk het midden wil bereiken! Langzaam maar zeker komen zij schijnbaar tot rust; dat is echter geen rust, maar de steeds grotere druk vormt een belemmering om nog verder naar het middelpunt te komen.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Als een van ons uit deze levensstof die jullie nu kennen, binnen de orde van God een wezen wil maken en eigenlijk moet maken volgens de innerlijke drang van de Allerhoogste Geest, roept hij de geesten die hem dienen, die dan de bekende stof naar hem toe moeten leiden; en omdat het in het stoffelijke ook zo gaat, kun je je hier geestelijk gemakkelijk voorstellen dat de zwaardere gedachten eerder op de plaats van bestemming aan zullen komen dan de lichte en de nog lichtere. De zwaarsten vormen het centrum, terwijl de lichte, omdat zij later aankomen, gaandeweg meer met de buitenkanten genoegen moeten nemen en de heel lichte het allerbuitenste vormen.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Jullie zien hier dus een klomp die voor het grootste deel nog erg hongerig is en nu alleen maar uitziet naar voldoende voedsel voor zichzelf. Hij lijkt op een kogelpoliep uit de zee, die met zijn ontelbare zuigmondjes voortdurend het voedsel dat hem bevalt uit het zeeslijk zuigt, tot hij door oververzadiging tenslotte uitwassen begint te krijgen waarmee hij dan verder om zich heen kan grijpen en zich zo nu en dan ook reeds van zijn plaats kan verwijderen. Deze vreetarmen maken dat hij ook een meer eigen en bepaalde vorm krijgt en al heel veel verschillen vertoont met zijn oorspronkelijke kogelvorm.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174  ...