Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 161 van 728

...  149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174  ...
[5] Edele, zwarthuidige vriend, wees daarom met je hele volk blij dat je zwart bent en dat je nog woont in de totaal onschuldige voorjaarshutten van het ware leven. Want juist daardoor zijn jullie nog wat de ware mens volgens de orde van de allerhoogste geest van God moet zijn! Blijf daarom echter ook steeds wat je nu bent, ook in je laatste nageslacht, dan zullen jullie nooit over nood en ellende van het menselijke leven te klagen hebben!"
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (OUBRATOUVISHAR:)(De overste) "Maar laten we nu naar buiten gaan naar de plaats die ik jullie zal aanwijzen om er te wonen! Tevens zal ik echter, ter bescherming van jullie tijdens de gehele duur van je verblijf hier, een wacht meegeven, die dit slechte volk bij jullie vandaan zal houden; want dat zou zonder enig bezwaar jullie zowel fysiek als moreel door en door bederven. Ik vraag je helemaal niet of je mij helemaal begrepen hebt, want ik weet dat je mij goed begrepen hebt en mij verder nog beter zult begrijpen!"
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Spoedig daarna kreeg ik mijn visioenen. Ik stelde meteen een karavaan samen en wilde eigenlijk alleen maar naar Memphis om de overste het gekregen visioen te vertellen. Die had echter al over U gehoord, zeer verhevene, en verwees mij eigenlijk naar hier. Hij wees mij de zeer lange weg tot Alexandrië en vertrouwde mij toe aan een kundig schipper om mij hierheen te laten brengen. Hij gaf mij ook een tolk mee, die ik echter hier naar toe niet meenam.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De ZWARTE man zegt: "Zoals ik al eerder zei, - behalve dat wij bij het binnenkomen in dit land meteen in uw taal zijn gaan spreken, is mij beslist nog niets bijzonders opgevallen; ik spreek zonder enige terughoudendheid! Toen ik hierheen kwam, is mij in het begin wel van alles in zekere zin wonderbaarlijk voorgekomen; hoe langer ik hier nu echter ben, des te natuurlijker vind ik het hier bij u allen.
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Wel, verhevenste mens der mensen, dat is hier toch wel niet het geval! Ik vond hier in u, net als twee jaar geleden in de overste in Memphis, uiterst goede en wijze mensen, -maar van datgene wat ik verwachtte, vond ik tot op heden nog niets en juist daarom vraag ik aan u of ik op de juiste plaats ben of niet. Zegt u ja, dan zal ik het geloven en blijven, want uw woord is voldoende voor mij omdat u in ieder geval een zeer wijze man bent. Zegt u echter nee, of zegt u mij weer niets, dan gaan wij weer terug en lossen onze kudden, die wij voor goud en zilver op aanraden van de wijze overste in Memphis achterlieten, weer in tegen de ongebruikte rest van de som die de overste voor het achterlaten van de kudde geleend heeft, terwijl hij intussen het vruchtgebruik daarvan heeft.
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Kinderen stierven nooit bij hen, omdat zij, geheel binnen de natuurlijke orde verwekt, zonder gebreken en kerngezond ter wereld kwamen. Zij werden daarna ook volgens de natuur gevoed en konden daarom geen ziektekiemen krijgen. Als men dus in hun bijzijn zieken genezen zou hebben, dan zou men hun eerst hebben moeten uitleggen wat een ziekte eigenlijk is en waardoor deze ontstaat. Dat zou hun echter toch zeker meer geschaad dan gebaat hebben; want op de hoogte gesteld worden van zonden en de gevolgen daarvan, is bijna hetzelfde als deze zelf begaan te hebben.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Iemand dacht dat het opwekken van een dode zijn uitwerking ook niet gemist zou hebben. Dat zou voor deze mensen echter ook niets zijn! Want zij zien de lichamelijke dood als een grote weldaad van God aan de mensen, en zouden zo 'n handeling zelfs aanzien voor een vergrijp tegen de orde van de allerhoogste geest van God zolang zij Mij niet volledig kunnen leren kennen. Het opwekken van een grote storm zouden zij door hun zeer gevoelige geest iets heel natuurlijks vinden, want zij hebben zelf altijd een grote invloed op de natuurgeesten van lucht, water, aarde en vuur. Maar een beweging die de snelheid van hun afgeschoten pijlen onvergelijkbaar overtreft, is voor deze mensen een echt wonder, dat alleen door God en Zijn dienstbare, hoogste geesten gedaan kan worden, maar nooit door de verstandige, zwakke stervelingen van deze aarde.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ah, als je echter terecht Mijn waarde ook in jezelf erkent en jezelf met te oneindig gering, armzalig en slecht vindt om met Mij over verschillende zaken te spreken, dan eer je Mij in jezelf en herken je Mijn goddelijke voortreffelijkheid ook op je eigen grond en bodem; en zo kun je uit Mijn tegenwoordigheid dat ware en echt zinvolle halen waarvoor je eigenlijk hierheen bent gereisd. Overigens is die overgrote nederigheid voor Mij van jouw kant geen zonde tegenover Mij, want zij vindt haar oorsprong in de aartsvrome opvoeding die je van kinds af aan kreeg.
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De AANVOERDER, die nu al meer moed had, zei: "Heer van mijn leven, zoiets heerlijks heeft mijn gehemelte nog nooit beroerd! Thuis hebben wij ook vis en die eten wij af en toe, maar dat is bij ons een spijs om boete te doen. Wie op de een of andere wijze gezondigd heeft tegen de bestaande orde, krijgt vis te eten; als wij die echter ook op deze manier klaar zouden kunnen maken, zou het geen straf meer zijn om ze te moeten eten!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Het land is hier ook veel mooier dan bij ons! Het is zo bijzonder afwisselend! Overal groeien weelderige kruiden, struiken en bomen; bij ons zijn er slechts bepaalde weiden die zo begroeid zijn, - maar verder is alles kaal, woest en leeg. Hier zijn de bergen merendeels tot aan de top begroeid met de prachtigste bomen en ze zien er heel vriendelijk uit; bij mij thuis bestaan ze uit kaal gesteente dat slechts hier en daar begroeid is met wat grijsrood mos. Ze zien er erg woest en verweerd uit. Hun kleur is meestal verbrand rood en donkergrijs en ze zijn meestal zo steil dat men ze slechts hier en daar met het grootste levensgevaar kan bestijgen. Is men eenmaal ergens op een berg, dan kan men het daar vanwege de hitte niet uithouden, 's middags al helemaal niet want dan worden de toppen van de bergen zo gloeiend heet dat vissen die men daarop legt, in enige ogenblikken door en door gebraden worden, evenals het vlees van lammeren en geiten. Gedurende de middagen gaat zelfs geen arend op een bergtop zitten en de steenbokken dalen af naar de velden van de ruisende Nijl.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] O, wij bewonen een zeer hard en ontzettend heet land, waar het bij tijden werkelijk erg moeilijk wordt mens te zijn en te blijven! Ver van de Nijl vandaan is het vooral in de nazomertijd onmogelijk om te wonen, want daar kunnen dagen voorkomen dat de stenen en het zand smelten, - vooral als 's middags de wind uit het zuiden begint te waaien. Dan ziet men letterlijk vlammen over de uitgestrekte zandwoestijnen rollen en voor mens en dier blijft er niets anders over dan de goede Nijl te omarmen, die wonderlijk genoeg bij ons erg koud voorbij stroomt.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Het is een zeer waardevolle edelsteen en wel een zeer grote, geslepen diamant. Hij is echter door mensenhanden zo geslepen en gepolijst, en is ten tijde van de Perzische oorlog met Egypte, bij welke gelegenheid de Perzen ook tot in de woestenij van Nubië zijn doorgedrongen, door een veldheer tijdens een gevecht met een groot aantal hongerige leeuwen en panters verloren. Je geeft daarmee de overste van Memphis naar aardse maatstaven een enorm waardevol geschenk omdat het zo buitengewoon zeldzaam is.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Zoals jij echter voorbestemd was om zelfs stoffelijk een zeer waardevolle schat te vinden, die reeds enige honderden jaren onder de stenen gelegen heeft, zo ben jij ook geroepen om de grootste en waardevolste schat voor de geest en daaruit voor jullie zielen te vinden. Jij zocht en hebt ook zeer eervol gevonden wat je hebt gezocht! Je zwarte huid moet je niet bezwaren, deze zal voor Mij een van de meest gewaardeerde kleuren blijven.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] In dat jullie nu nog volkomen onbekende land zullen jullie een heel tevreden en gelukkig volk zijn en de zuiverheid van Mijn woord en Mijn leer bewaren. Wee echter degenen, die jullie in latere tijden zullen opzoeken om jullie lastig te vallen en te onderwerpen; tegen hen zal Ik Zelf het gloeiende zwaard van de toorn opheffen en ze tot op de laatste man verslaan! En zo zullen jullie zwarten in een afgesloten, heel groot stuk land steeds als een vrij volk blijven tot aan het einde der tijden.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Mochten jullie onder elkaar echter te eniger tijd onenigheid krijgen -wat ook mogelijk moet blijven vanwege jullie vrijheid -, dan zullen de machtigen onder jullie zich als koningen opwerpen en zij zullen jullie met harde wetten plagen, en met jullie gouden vrijheid zal het voor lang of misschien zelfs wel voor altijd gedaan zijn! Dan zullen jullie kinderen in grote nood moeten smachten en vurig verlangen naar de verlossing; maar die zal dan echt heel lang op zich laten wachten. Zorg er daarom voor dat er bij jullie geen koningen opstaan -behalve zo een als jij er een bent! Want jij bent geen onderdrukker maar een ware weldoener van je volk, en dat is dus ook binnen Mijn orde, en zo moet het bij jullie ook blijven!"
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  149 - 150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174  ...