Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 162 van 1110

...  150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175  ...
[3] In de stad van de koning had een rijke Griek, die zich echter tot ons geloof had bekeerd, een jonge, wondermooie en lieftallige vrouw die haar man zo trouwen toegenegen was, als mijn rechterhand mijn lichaam en de wil van mijn hart. Het duurde echter niet zo lang totdat de charmante duivel van een man hoorde over de mooie vrouwen aanstonds zijn gangen zo aanpaste, dat de vrouw hem wel tegen moest komen. Het toeval wilde dat de Griek op een gegeven moment in een afschuwelijke klachtprocedure verstrikt raakte met een geboren en getogen Pers, vanwege een geweigerde terugbetaling van een heel aanzienlijke en rechtmatige schuld die de Pers bij onze Griek had gemaakt. De Pers had zijn landslieden als scheidsrechters, die dezelfde beschaving hadden als hij en daarom kon onze Griek geen recht op de trouweloze en zijn woord niet houdende Pers verkrijgen. Toen zei de vrouw, die wel wist dat die schone hoveling zijn ogen al vaker op haar had laten rusten: 'Wat denk je ervan, als wij die mooie hoveling zover zouden kunnen krijgen ons goede recht bij de koning aanhangig te maken?' De Griek zei: ' Ja, ik weet, dat hij je vaak met zeer begerige ogen nakijkt en één woord van jou of van mij zou veel kunnen doen, ook al zou daar alleen maar een totaal zinloze hoop tegenover staan, maar men hoort over deze mooie hoveling beslist niets goeds! Ja, men zou zelfs beter zijn vijand dan zijn vriend kunnen zijn! Wie nóg zo vriendelijk met hem omging, werd zonder meer erg ongelukkig! Daarom schijnt mij het verlies van onze vordering het minst kwade van de twee te zijn en we zullen er beter aan doen het eerste en kleinere aan God de Heer als offer te brengen.'
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] Nu zeg Ik tegen de vrouw: "Ga er heen en leg hen uit waar zij zich nu bevinden en wat er met hen is gebeurd! Als jullie je kalmte weer herwonnen hebben en elkaar weer kennen, zullen wij er verder over spreken!"
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK zeg: "Dat nu wel niet, maar het is toch ook waar, dat de aardse kooplui maar al te vaak wat te lichtvaardig alle geestelijke dingen uit de weg gaan, hetgeen ook bij jullie het gevál was. -Heb Ik gelijk of niet?"
Hoofdstuk 203: Het nut van werk en het kwade gevolg van nietsdoen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Als er dan een hun nog onbekende ster verschijnt, zoals bijvoorbeeld een komeet, wel, dan wordt die het onderwerp van allerlei voorspellingen. Is zo'n voorspelling niet te gebruiken voor de eigen bewoners, dan gaat men daarmee naar het buitenland en dan vindt men ergens wel een plekje waar het verhaalopgang maakt. Wij als ingewijden weten dat maar al te goed en dat is dan vanzelfsprekend de verklaring van het feit, dat het destijds rondvertelde verhaal over de beloofde en geboren Messias van de Joden niet zo veel indruk op ons heeft gemaakt, toen de sterrenkoningen het bij hun terugkomst aan alle Joden met vreselijk veel bombarie verkondigden om er zelf materieel beter van te worden. Zij waren wel serieus met de zaak bezig, maar wij houden ons aan de oude spreuk: 'Wie meer dan eens fantaseert en liegt, wordt niet geloofd, ook als hij niet bedriegt!'
Hoofdstuk 202: De uitwerking van het wonder op de Perzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Ik ben van mening, dat die mensen de grootste weldoeners van de volkeren zijn, die hen leerden te denken volgens de orde der waarheid en hen verrijkt hebben met nuttige uitvindingen!
Hoofdstuk 204: Indirecte en directe openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Het nut van de algemene, zuiver geestelijke profeten is echter tot op heden nog erg onzeker. Zij laakten wel ingeburgerde gebreken van het volk en tuchtigden de slechte, moedwillige boosdoeners. Meestal verkondigden zij op zeer bedekte wijze God en Zijn leiding, Zijn wil en Zijn plannen. De mensen begrepen echter niet wat zij werkelijk bedoelden en deden daarom toch, wat zij wilden volgens hun wereldse lusten en lieten God en Zijn verheven profeten voor wat ze waren.
Hoofdstuk 204: Indirecte en directe openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] SCHABBI zegt: " Ja, verheven vriend, dat is een bijzonder netelige vraag, d.w.z. niet volgens mijn eerdere, geheel onjuiste, uit voorzichtigheid voortkomende mening dat u door onbegrijpelijke wonderen en sluwe vragen mij een mogelijke vijandigheid tegenover de Romeinen wilde ontlokken, maar zuiver ten opzichte van de mystieke persoonlijkheid van de Messias zelf, over wie juist Jesaja heel merkwaardige dingen getuigt, waar geen mens uit wijs kan worden. Want de ene keer is de Messias een koningszoon, dan weer een sterke en machtige held, dan weer een zoon van God, dan weer een zoon van een maagd! Eén keer zegt Jesaja (Jes. 25: 6-9):
Hoofdstuk 206: Schabbi en de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK zeg: " Als je een werkelijk levend geloof en een innerlijke overtuiging zou hebben, zou Ik natuurlijk niets tegen jou en jullie allen in kunnen brengen als jullie Mij als jullie God op een passende wijze zouden gaan aanbidden. Maar omdat jullie niet innerlijk en zeker niet in je ziel volledig geestelijk overtuigd zijn, zouden jullie met Mij net zo goed afgoderij bedrijven, als wanneer jullie enig ander mem; of een uit hout gesneden beeld goddelijke verering zouden bewijzen.
Hoofdstuk 207: Een wijs en deemoedig hart om God te aanbidden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Ik zeg jou en je metgezellen: Als jullie déze gouden sleutel niet gevonden en in je hart opgenomen zouden hebben, zouden jullie nooit de weg hierheen hebben gevonden! Wat het echter wil zeggen en wat het betekent dat jij en je metgezellen hierheen zijn gekomen, ook al is het door een kolossale storm in het uiterlijke leven, dat beginnen jullie nu al te bespeuren, - de nabije toekomst zal jullie pas naar het ware licht leiden! Pas als je Mij helemaal zult kennen, zul je ook begrijpen of Ik aanbeden kan worden of niet!"
Hoofdstuk 207: Een wijs en deemoedig hart om God te aanbidden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Na een poosje zegt SCHABBI tegen Jurah: "Laat ik je eens wat zeggen, want ik geloof dat er zich een heel wonderlijke zaak voordoet; maar deze wonderlijke zaak is en blijft iets zeer riskants! Veronderstel nu eens dat dit vrijwel zonder enige twijfel de Messias is, dan is Hij volgens Jesaja niet alleen de eenvoudige mens die hier met ons heeft gesproken, maar let wel, wat betreft Zijn ziel is Hij ook God, de enige ware van eeuwigheid! Maar als dat zo is, waar blijven wij dan? Hoe kunnen wij zwakke mensen voor Hem de Allerhoogste bestaan? Wat moeten wij nu doen, waar blijven wij nu?"
Hoofdstuk 208: De eerbied van de Perzen voor de heiligheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] JURAH zegt: " Ja, volgens mij heb je nu de spijker op de kop geslagen! Zo zal het wel in elkaar zitten! Maar omdat het nu heel zeker zo is komt weer de grote en belangrijke vraag: Hoe kunnen wij naar Hem toegaan, terwijl we toch zeker tot over onze oren in de zonden steken? En toch staat er geschreven: 'God mag en kan niemand benaderen die zondig is!' Wij zijn ontzettend onrein! Waar zullen wij ons nu kunnen reinigen? Waar is hij, die een rechtsgeldig offer van ons aan zou nemen dat ons voor God zou reinigen van onze zonden?!"
Hoofdstuk 208: De eerbied van de Perzen voor de heiligheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK ga nu weer bij hen staan en zeg: "Ik Zelf! Zoals Ik tegen de doden kon zeggen: 'Ontwaak uit de dood en leef!', zo kan Ik ook net zo doeltreffend, goed en rechtsgeldig tegen jullie zeggen: 'Wees rein en al jullie zonden zijn vergeven!' en nu staan jullie rein en zonder zonden voor Mij! Geloven jullie dat nu?"
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] JURAH en SCHABBI zeggen: "Heer, dat geloven wij! Omdat het met dit alles volgens Uw eeuwige, heilige raadsbesluit nu eenmaal tot heil van alle Joden en heidenen zo gesteld is, schenk ons arme zondaars ~w genade en Uw clementie en erbarming! 0 Heer, wees, zowel nu als rn alle eeuwigheden der eeuwigheden, met ons en voortaan met de geest van al degenen die door U reeds tot het eeuwige leven gewekt worden! Maar nu, Heer, sta ons toe, omdat wij U hebben herkend en onze harten nu ook brandend van liefde voor U zijn, dat wij ons hart luchten en U met een vurig en rouwmoedig gemoed aanbidden!"
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] IK zeg: "Beste vrienden en broeders, daar komt niets van in! Jullie hebben gelezen wat Mijn geest door de mond van een profeet heeft gesproken toen hij zei: 'Dit volk eert Mij met de lippen, maar zijn hart is verre van Mij!' En Ik Zelf herhaal dat voor jullie: Elk lippengebed, van welke aard ook, vervult Mij met afgrijzen!
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Gebruik goed je verstand en heb een begrijpend hart, doe iedereen goed die jullie hulp nodig mocht hebben! Ja, doe zelfs je vijanden goed en zegen hen die je vervloeken! Daardoor zullen jullie op Mij lijken, want Ik laat Mijn zon schijnen over goeden en bozen en Mijn ergste vijanden worden dagelijks door Mijn almachtige hand met weldaden overladen. Slechts over de te erge boosdoeners wordt Mijn roede gezwaaid. Ja, Ik zeg jullie: Jullie zijn allen kinderen van Mijn hart en broeders van Mijn ziel. Bid daarom, als jullie bidden, niet zoals de heidenen en Farizeeën met de lippen, door middel van door de vleselijke tong gevormde woorden, maar bidt, zoals Ik jullie heb gezegd, in de geest en in de waarheid, door levende werken en daden van liefde aan jullie naasten, dan zal ieder woord in Mijn naam een waarachtig gebed zijn dat Ik altijd, vast en zeker zal verhoren. Het gezucht van de lippen verhoor Ik echter nooit. -Begrijpen jullie goed, wat Ik nu heb gezegd!"
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175  ...