Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 162 van 1112

...  150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175  ...
[8] De OVERSTE antwoordt: "Zijn dan de bedriegerijen van die bij ons zeer beruchte kwakzalver, voor wie de timmermansbijl te zwaar werd en die liever door lekker luieren vooruitkomt dan door degelijk werk, ook al tot uw oren doorgedrongen? Kijk, ons als wettige priesters wilt u nu koste wat kost veroordelen, wat uit ieder van uw woorden en aan uw gezicht maar al te duidelijk merkbaar is. Maar zo'n bedrieger, zo'n volksverleider met behulp van wat ingestudeerde toverkunsten uit het morgenland, krijgt van u in zekere zin vrij spel, kan doen wat hij wil en aan zijn woord zoudt u wel eens heel wat meer waarde kunnen hechten dan aan dat van ons, waarvan de waarheid toch door het verstand, de grotere intelligentie en een zich binnen de wettige orde bevindend, menselijk gevoel duidelijk wordt bevestigd! Ik ken de bedrieger die u bedoelt, en heb hiermee dan ook alles gezegd!"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ziet u, dat was altijd uw manier van doen, die ik maar al te goed ken! Maar als het bij u tot nog toe altijd zó ging met de waarheid, hoe zou ik dan aan uw woorden ook maar enig geloof kunnen hechten?! Zeg me maar of u zich soms naar waarheid anders hebt gedragen! Gelooft u werkelijk ook maar een jota van datgene wat u het volk voorgepredikt hebt om te geloven?"
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Na een poosje diep nadenken zegt de OVERSTE: "Hoe kunt u mij nu ten aanschouwe van iedereen bewijzen, dat ik in mijn hart iets anders denk, dan wat ik met mijn mond zeg en dat ik zelf niet geloof, wat ik het volk leer?! Als mijn voorouders zich aan de profeten hebben vergrepen, hetgeen ik niet kan en zal ontkennen, wat kan mij dan daarvoor als schuld ten laste gelegd worden, terwijl ik alle heilige zieners van God steeds zeer hoog heb geëerd?! Als mogelijkerwijs duizenden van mijn collega's datgene wat zij Ieren, niet geloven, wat is dat dan voor bewijs dat ik dat ook niet zou geloven?!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Daarop begint de overste het Spaans benauwd te krijgen en weet zich geen raad meer .
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] MATHAËL zegt glimlachend: "Maar er moet wel erg goed opgelet worden of hij het net niet stuk trekt en ons allemaal dan nog in ons gezicht uitlacht! Tot nu toe heeft hij zich nog zeer gematigd uitgelaten, maar als hij echt in het nauw wordt gedreven, zult u, Cyrenius, wel merken hoe hij zich zal verweren! Ik ken hem nu pas door en door, hoewel ik hem ook al van de tempel ken! Kijk, deze is het die dertig jaar geleden de hand heeft geslagen aan de hogepriester Zacharias en hem tussen het offeraltaar en het allerheiligste, gescheiden door de voorhang, heeft vermoord! -Maar nu niets meer daarover!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De CRITICUS vervolgt: "Geëerde gebieder! Wat betreft de beschuldiging dat wij de eigenlijke oorzaak van de brand zouden zijn, kan desnoods wel gelden wat de overste heeft gezegd. Hoewel ik u toch openlijk moet bekennen dat wij ondanks de zeer hachelijke omstandigheden niet helemaal zo sneeuwwit en onschuldig zijn, als onze overste getracht heeft zich wit te wassen, want het eisen van de uiterste offers was zijn opdracht. Maar of het voor het tot stand brengen van orde en rust nu juist nodig was om de arme geloofsgenoten alles tot op het hemd van hun lijf te rukken als zij het niet vrijwillig gaven, is een heel andere vraag! En zo is ook het teruggeven van de eenmaal van het volk afhandig gemaakte offers een heel moeilijk te beantwoorden vraag! Misschien zou men hun tegen hoge rente geld en ook zaken geleend hebben, maar het teruggeven, dat de overste als vanzelfsprekend betitelde, zou nog maar zeer de vraag geweest zijn! En hoewel wij allemaal diep verontwaardigd werden bij het aanhoren van onze kameel van een overste toen hij zo hersenloos er op los zwamde, konden wij er toch niets tegenin brengen, omdat alleen de overste op een feestsabbat kan en mag spreken. Maar voor zo'n oerdomme voorspraak, waardoor wij allen heel gemakkelijk aan het kruis zouden kunnen komen, moet de satan onze overste ook maar op een sabbat halen!
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Na deze woorden draait de overste als een heerser Cyrenius de rug toe, begeeft zich met de zijnen naar de oever van de zee en gedraagt zich daar als iemand die voor noodgevallen van de keizer grote macht heeft gekregen. Maar Cyrenius bevindt zich nu in grote verlegenheid en weet niet wat hij moet doen.
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[23] Nu zegt MATHAËL: "Ziet u, hooggeëerde, hoe zo'n kerel zich tegenover u met alles; wat hij maar voor zijn veiligheid nodig heeft, reeds lang fysiek en moreel als in een soort vesting goed heeft verschanst?! Daarom is het heel moeilijk en haast niet doenlijk recht te spreken, omdat deze mensen -de Heer weet op wat voor slinkse manieren! -in staat zijn geweest zich de hoogste, geheime privileges te verschaffen, waartegen men heel moeilijk ten strijde kan trekken!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Aan de oever zegt de OVERSTE tegen zijn collega's: "Dat hebben jullie goed gedaan, want jullie schijnbare optreden tegen mij, waarvoor ik jullie met mijn zwijgen het teken gaf, kwam net op tijd! Nu zijn ze uitgeteld en weten niet meer wat ze moeten doen! Kwamen die drie aangekondigden nu maar niet; dat zijn de enigen, die het ons nog wat moeilijk kunnen maken! Stel je voor dat ze ook nog de beroemde Nazareeër bij zich zouden hebben! Ja, als dat zo zou zijn, vallen we reusachtig door de mand! Dan helpt ons niets meer!
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De CRITICUS buigt daarna diep en verwijdert zich trillend over zijn gehele lijf. Als hij bij de overste komt stottert hij van angst: "Wij zijn - verloren! Dat vervloekte, valse document - heeft de kroon - gezet op - onze schurkenstreken! -Als het vandaag - niet is, dan - toch zeker morgen 't kruis! - Overhandig zonder dralen of treuzelen dat vervloekte document meteen aan de opperstadhouder, anders hang je vandaag nog aan het kruis! - Een duivel moet je verraden hebben! - Cyrenius is met alles op de hoogte!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] CYRENIUS vraagt verder: "Hoe heeft hij zich dan verder als mens gedragen?"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] De CRITICUS antwoordt: "Ik weet niets slechts over hem. Hij vervulde zijn ambt steeds streng en volgens de Joodse geest. Dat hij zijn vorderingen vaak op een nu juist niet zeer barmhartige wijze opeiste, is bekend, maar er is mij nauwelijks een geval bekend dat hij zich ooit te hard tegenover iemand zou hebben gedragen. Het kan zijn dat hij van vroeger veel op zijn' geweten heeft, wat hij ons natuurlijk nooit heeft verteld, maar sinds zijn aanstelling hier is ons niets bekend, behalve dat hij gisteren tijdens het wonderlijke voorval echt wat te veel aandrong op offers. Het volk zelf gaf daartoe echter de meeste aanleiding!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan begeeft de OVERSTE zich naar Cyrenius en zegt: "Hier staat nu een machteloze voor u. Deze beeldde zich een tijdlang in, dat hij als mens van deze aarde ook al die rechten, waarvan zich slechts mensen van deze aarde bedienen, voor zichzelf kon gebruiken. Maar hij verrekende zich, hoewel hij zelf een rekenkunstenaar was, en kwam tot de overtuiging dat de verhevenen geen andere verhevenen naast zich dulden! Daarom wil ik van nu af aan een van de allernederigste zijn, misschien ben ik dan aanvaardbaarder voor de verhevenen!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] CYRENIUS zegt: "Dat is heel verstandig van u! Maar zeg me nu alleen maar waarom u zich anders aan mij voordeed, dan u bent! Ik heb u toch als vriend de hand gereikt en die sloeg u af! Wat wilde u daarmee dan eigenlijk bereiken?"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar terwijl de oude zich versterkt, ga IK naar Cyrenius en zeg tegen hem: "Zo is het goed, je hebt de zaak heel goed geleid. Ook het getuigenis dat je over de Nazareeër hebt gegeven, was heel goed. Maar het is nog te vroeg om deze mens aan Mij voor te stellen. Als de zaak op dezelfde wijze verder geleid wordt als tot nu toe, zou het wel eens mogelijk kunnen zijn deze mensen helemaal voor ons te winnen. Maar overhaast handelen kan het helemaal bederven.
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  150 - 151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175  ...