Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2682 resultaten - Pagina 163 van 179

...  151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176  ...
[9] JOHANNES zegt: 'Broeder, de liefde is één en staat voor liefde geheel open! De liefde herkent de liefde snel! Maar de wegen van de wijsheid zijn oneindig; afgezien van de Heer zullen wij ze in eeuwigheid wel nooit volledig doorzien. Daarom moet men op eigen kracht absoluut niet met de wijsheid strijden, doch alleen maar door de Heer. Alleen aan Hem zijn alle wegen duidelijk bekend, omdat alle oneindige wijsheid uit Hem is, - daarom is ook alleen Hij de weg, de waarheid en het leven!
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Je weet, dat de Heer mij de grote gave van de diepste wijsheid heeft verleend. Hij heeft mij een zeer diepgaande openbaring gegeven en daarmee nu ook de volkeren van alle zonnen en heeft eonen zeer wijze geesten onder mij gesteld, die echter toch allemaal uit mijn overvloed putten. En zie, zelfs mij hebben vooral de bewoners van deze zon danig in verlegenheid gebracht! Als op zulke momenten de Heer me niet te hulp zou zijn gekomen, dan had ik smadelijk kunnen vertrekken!
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Maar de liefde is bij hen ook heel anders dan bij ons, kinderen van de Heer. Het is ook wel een soort genegenheid vanuit het hart, maar alleen in zoverre de wijsheid haar niet te niet doet. Want zodra de liefde ook maar een minimum sterker wordt dan haar licht, dan gaat het overheersende deel van de liefde meteen over in een spontaan en hevig oplaaien. Deze oplaaiende liefdesvlam verenigt zich dan meteen met het innerlijk licht van de wijsheid, waar dan weer in plaats van de liefde slechts een versterkte wijsheid tevoorschijn komt, die dan dikwijls kouder is dan de zuidpool van de aarde.
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Johannes zegt: 'Broeder, met zo'n ware wijsheid zul je het ook hier op de zon goed redden. Nu zie ik wel, dat je de ware wijsheid hebt. En zie, de weg gaat al naar beneden het dal in; we zullen nu met de wijzen van de zon te maken krijgen.'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Want ook geesten zien datgene waar ze nog geen kennis van hebben, als heel ver weg. Ze komen er dichterbij in dezelfde mate en verhouding, als hun wijsheid omtrent het betreffende object toeneemt. Dus betekent ook het afdalen van de hoge berg naar het diepe dal 'intreden in de volle deemoed en hierdoor in de grootste liefde, zonder welke geen enkele geest tot volle levenskracht kan komen'.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] JOHANNES zegt: 'Vriend, geduld is de hoeksteen van de wijsheid. Zorg daarom alleen maar, dat die grondsteen stevig in je hart zit dan zul je des te eerder en gemakkelijker het voor ons liggende zonnedal bereiken!'
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Overigens hangt hier in het volmaakte geestenrijk de snelheid van onze beweging toch niet van onze voeten af, maar alleen van de volmaaktheid van ons inzicht. Wie sneller wil bewegen, moet eerst geduld oefenen, waaruit deemoed voortkomt en hieruit liefde en wijsheid. Heeft hij volledige wijsheid, dan zal hij ook in alle dingen een volmaakt inzicht hebben; en hiervan is de geestelijke beweging afhankelijk!
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] JOHANNES zegt: 'O vriend, dit is nog maar zo' n klein nootje van de innerlijke wijsheid, dat je wordt aangeboden om te kraken en jij verslikt je er al in! Hoe zul je dan de klompen diamant die zo groot zijn als planeten, kunnen verteren die de zonnekinderen je zullen voorleggen?
Hoofdstuk 132: Over het alomtegenwoordig zijn en het overal tegelijkertijd werkzaam zijn van de volmaakte hemel burgers - Martinus' bedenkingen en de weerlegging daarvan door Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Ja, nu zie ik voor de eerste keer duidelijk in, dat al mijn wijsheid totaal niets voorstelt, een vage, lege cirkel met vele oneffenheden, waarin het centrum ontbreekt. O Heer, wanneer zal ik begrijpen, wat U bent?'
Hoofdstuk 133: Martinus' gedachten over de alomtegenwoordigheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Terwijl Martinus zich met zijn gedachten bezig houdt, gaat CHOREL naar Johannes en Petrus en zegt: 'O jullie lieve vrienden van de Heer, jullie oude ingewijde broeders en deelhebbers aan de goddelijke wijsheid en liefde, vergeef me dat ook ik het waag jullie met een vraag lastig te vallen. Ik heb Borem er ook al naar gevraagd. Maar hij gaf me steeds een ontwijkend antwoord en ik kon niet begrijpen, wat hij tegen mij zei. Daarom wend ik mij nu tot jullie en hoop bij jullie meer diepgang en duidelijkheid te vinden dan bij Borem.'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Als deze mensen ook maar enigszins goede ogen hebben, dan moeten ze al van verre aan mij zien, wat een oerdomme, aardse kerel hun tegemoet komt. O, die zullen een zeldzame vreugde aan mij en mijn wijsheid beleven. O, o, de ontzaglijke wijsheid straalt al uit hun ogen - en bij mij daarentegen een nog grotere portie van de zeldzaamste domheid. Dat zal een heerlijke confrontatie worden!
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] JOHANNES zegt: 'Trek je er niets van aan, als het je in het begin een beetje vreemd zal vergaan. Als je langer met deze wezens omgaat, zul je hen ook beter kunnen verdragen. Maar wees nu voortdurend ernstig en van binnen toch mild en zacht. Dan zul je gemakkelijker met hen overweg kunnen, dan je nu denkt. Hun wijsheid kun je wel groot noemen, maar ze heeft toch, zoals alles wat geschapen is, haar grenzen. Daarom broeder, maar flink er op af! Eens moet je toch immers de heerlijkheden leren verdragen, en daartoe zul je thans, nu de Heer ons allen zo innig begeleidt, toch des te gemakkelijker in staat zijn!'
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Wij weten wel, dat zwijgen op de juiste tijd een goed deel van de wijsheid uitmaakt; maar jouw zwijgen van dit ogenblik lijkt niet een dergelijk zwijgen te zijn. Zeg tenminste, waarom je nu zwijgt; onze harten verlangen daar vurig naar en smeken je erom!'
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Terwijl Martinus zo bij zichzelf staat te fantaseren, beginnen DE DRIE AANVOERSTERS te glimlachen. Ze hebben precies uit Martinus' ogen en mondhoeken afgelezen, wat hij nu in zichzelf heeft staan mompelen en ze zeggen daarom tegen hem: 'Vriend, nu weten we al waarom je niet spreekt. Zie, je bent zwak - ja, je bent nog heel zwak en je aangeboren zwakheid verlamt je wijsheid en je tong. Vind je ons dan zo bekoorlijk en ontroerend mooi? O zeg ons dat dan tenminste hardop!'
Hoofdstuk 137: Martinus in een examenstrijd met de drie zonnedochters - Tussen wijsheid en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] MARTINUS wil zich wel op de eerste van de drie storten, maar toch vermant hij zich en zegt: 'Ja, heerlijke schoonheden, jullie gestalte is oneindig mooi en volmaakt. Doch jullie zijn daarbij ook zeer wijs en dat dekt jullie schoonheid en maakt, dat ik deze nauwelijks enigszins kan verdragen. Want ik ben geen vriend van al te grote wijsheid. Als jullie mij echter tot vriend wilt hebben, dan moeten jullie vanuit de liefde en niet vanuit de wijsheid met mij spreken.
Hoofdstuk 137: Martinus in een examenstrijd met de drie zonnedochters - Tussen wijsheid en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  151 - 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176  ...