17481 resultaten - Pagina 164 van 1166
... 152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 ...
[26] Dat bracht de kleine zo in verrukking dat ze aan Mijn voeten neerzonk en voor korte tijd in een soort onmacht viel.Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Dan springt JARAH naar de hoofdman toe en zegt: "Maar lieve Julius ik smeek je, wees toch niet zo bangelijk! Er kan je onmogelijk wat gebeuren! De Heer heeft ons over de steilste hellingen naar boven gebracht, wij zweefden eigenlijk alleen maar naast de wanden in de lucht omhoog, want zo'n weg is nog nooit een mens gegaan. En wie van ons is iets overkomen tijdens de ongehoorde bestijging van deze naar alle kanten naakte en loodrecht steile reus van een rots? Maar als we zo goed naar boven zijn gekomen over die gevaarlijke plaatsen, waarom moeten wij dan hier nu opeens bang gaan worden, dat we werkelijk naar beneden zouden kunnen vallen? Kom, mijn lieve Julius, en wees terwille van mij een beetje vrolijker! Weetje, ik kan niet tegen zo'n bang en treurig gezicht!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan wil de kleine de hoofdman bij de hand nemen en wat met hem rondlopen, maar de HOOFDMAN roept luid: "Terug! Blijf steeds drie passen van mij vandaan, kleine heks! Het scheelde zoëven niet veel of je had mij, met je opzettelijke sprong, over de rand naar beneden geduwd! O ik ken je, meestal ben je een zeldzaam goed, lief en zelfs wijs meisje, maar soms komt er een natuurlijke moedwil over je en dan zeg ik: Blijf drie passen bij mij vandaan! Ik houd anders veel van je, maar hier op deze hoogte van minstens tweeduizend manshoogten moet je steeds drie passen bij mij vandaan blijven! Je hebt alles juist en wijs gezegd, maar ik kan niets aan mijn duizeligheid op zulke hoogten doen. Ik weet en geloof dat ons allen niets gebeuren zal, maar ondanks dat kan ik me toch niet verzetten tegen die hinderlijke duizeligheid, en daarom moet je geen grapjes met mij uithalen!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Daarom moeten de mensen zich ook steeds zo weinig mogelijk zorgen maken over wereldse zaken, maar alleen zorgen dat hun ziel één wordt met de geest en niet met het vlees! Want wat baat het de mens als hij voor zijn vlees de gehele wereld zou winnen, maar daardoor zijn ziel zwaar zou schaden? Want ook deze hele wereld, die wij nu tamelijk ver kunnen overzien met al haar op luchtkastelen gelijkende vluchtige luister , zal vergaan en deze hele hemel met haar sterren ook op haar tijd, maar de geest zal eeuwig blijven, net als elk van Mijn woorden.
Hoofdstuk 132: Ziel, lichaam en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "Heer, mijn liefde en mijn leven! Door Uw genade in mij heb ik alles goed begrepen, maar het is treurig dat de mensen dat niet inzien en kunnen of willen begrijpen! Oh, zo zullen er helaas later veel dode zielen zijn! O Heer, maak dat de mensen toch die heilige waarheid zouden willen horen en zich dan bekeren want anders zal het voor mij weldra heel saai worden om in deze wereld tussen zoveel doden te leven!"
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Na deze woorden van Mij hief JARAH haar ogen naar boven en keek een poosje naar de heldere sterrenhemel. Toen er na wat langer kijken nog niets te zien was zei ze met een lief stemmetje: "Heer, mijn leven en mijn liefde, er is nog steeds niets te zien! Vertel mij eens hoe het er dan zal uitzien, zodat ik, als er zich een verschijnsel voordoet, kan weten of het bij het door U voorspelde hoort of niet?"
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Mijn lieve Jarah, je moet veel meer met je hart naar boven kijken dan met de ogen die in je hoofd zitten, dan zul je al gauw in het heerlijkste licht wonderen zien! Probeer het maar eens, dan kun je je meteen ervan overtuigen dat ik altijd gelijk heb en de volle waarheid spreek!"
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Na Mijn instructie heft Jarah nu meer haar hart omhoog dan haar ogen, en zie, meteen openen zich alle hemelen, en talloze scharen engelen Gods zweven in het heerlijkste licht naar beneden naar de aarde en zingen: "Gij hemelen bedauw de rechtvaardigen op deze aarde met alle genade! Want heilig is Hij, die haar betrad tot heil van degenen die gevallen zijn nog voor er in de diepe oneindigheid een zon gloeide in het genadelicht van God!
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Na deze woorden wenkte zij meteen de eerste de beste ENGEL, en deze kwam ogenblikkelijk zwevend naar haar toe en vroeg haar met een heel vriendelijke en liefdevolle stem: " Jarah, heerlijke dochter van mijn God, mijn eeuwige Heer, wat wenst jouw lieve zuivere hart van mij!"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Maar ben Ik dan, zoals je Mij hier ziet, soms mooier dan deze engelen? Kijk, Mijn ruwe werkhanden, Mijn door de zon tamelijk donker gebruinde huid en Mijn leeftijd, zijn toch echt niet zo aantrekkelijk, terwijl deze engel alles heeft wat de hemelen maar mooi willen en kunnen noemen!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Maar uit de engelen straalt overal rechtstreeks Mijn liefde en Mijn wijsheid, die helemaal op Mij lijkt. Als je dus alleen om Mijn liefde van Mij houdt, hoewel Ik de Heer ben, dan zie Ik niet in waarom je deze prachtige engel niet net zo lief kunt hebben als Mij, want hij is toch alleen uit Mijn liefde en wijsheid samengesteld!?"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Na deze woorden begint de kleine te huilen en zegt zachtjes snikkend: "En zo zal het ook zijn! Ik heb mij met mijn liefde te ver gewaagd en bedacht in mijn naïviteit niet, wie Degene is, die mijn hart zo in beroering heeft gebracht. Daarom wijst Uw te heilige liefde mijn nog veel te onheilige liefde heel zacht af en geeft mij een engel, die mijn hart eerst moet reinigen en moet opvoeden voor een heiliger liefde. Het doet mij geweldig pijn, maar ik weet dat U alleen Heer bent, en dus wil ik echt alles dragen wat U mij wilt opleggen."
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "O Mijn lief, wat maak je jouw liefde nodeloze verwijten! Wie mij niet net eender liefheeft als jij en ook maar iets ter wereld meer liefheeft dan Mij, is Mijn liefde niet waard. Maar jij met jouw hart dat zich door alle engelen des hemels niet van Mij af laat keren, hebt Mij, jouw God en Heer, zelfs in gelijke mate lief als de engelen des hemels en daarom ben je allang zelf een prachtige engel, die Ik Zelf bijzonder liefheb! Kom aan Mijn hart en haal daaruit de volledige schadeloosstelling voor deze kleine test!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Ja, de verrukking is voor het kind heel groot, maar ook voor Mij. Na de voleinding zullen jullie dit ook smaken als jullie allen aan de tafel van Mijn kinderen gegeten zult hebben! Maar laat nu het water weer zijn plaats innemen! Daarna zal dit kind van Mij je een ander werk opgeven."
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] JARAH zegt: "Heer, mijn liefde en Mijn leven. Uit die twee levens elementen zijn ook de mensen samengesteld en toch kan ik ze niet zo boven alles liefhebben als U! Ja, ik houd zeker van alle mensen en het meest van de behoeftigen, en zover mijn geringe krachten reiken doe ik altijd alles om de armen hulp te verschaffen, maar toch kan ik ze niet zo liefhebben als U. En ook houd ik van deze lieve engel, maar toch behoort mijn hart en mijn leven aan U! Slechts wanneer U, o Heer, mijn zuivere liefde voor U hard af zou wijzen, dan zou ik echt heel bedroefd worden, maar ik zou denken: Hij, de Reinste, de Heiligste heeft jouw misschien nog veel te onreine liefde voor Zich niet waardig gevonden en heeft haar daarom afgewezen!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)