Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 164 van 278

...  152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177  ...
[13] Zie, alles wat van mij is kun je immers zonder voorbehoud hebben, want het was reeds lang tevoren van jou, voordat het van mij was; maar Adam heeft iets voor op ons allen en zodoende moet hij het ook als eerste ontvangen, opdat hij het jou en ons allemaal weer terug kan geven. Zie, de zon gaat bijna op, de maan snelt bleek zijn ondergaan tegemoet en de sterren verlaten het grote schouwtoneel van de nacht, vader Adam staat al voor de open deur van zijn woning en wacht met ongeduld op me; heb daarom nog een weinig geduld, dan zullen jullie weldra datgene ontvangen waarvoor ik zo vroeg uitgezonden werd om het bijeen te brengen!"
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Jij spreekt echter zonder schroom vanuit de macht van jouw grote liefde tot God en je deelt uit het grote vat uit en zodoende heb je geen verantwoordelijkheid; want door jouw liefde wordt iedere schuld verantwoord en zodoende ook de mijne. En ik kan je niets anders zeggen dan dat je zeker een man naar Gods hart bent; want als jij spreekt, dan beeft mijn hart als dat van een kind in de duistere stormnacht en als jij bidt, dan weent mijn hele lichaam.
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Laat jouw mond nooit gesloten zijn; want allen hebben behoefte aan je woorden. Denk er in het bijzonder aan om met jouw gezegende tong morgen voor je vaderen en broeders de vrije sabbat te heiligen; en zoals je heden zonder terughoudendheid gesproken hebt, doe dat ook vandaag, morgen en voortaan altijd!
Hoofdstuk 53: Adams verwondering over de wijsheid van Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En luister nog verder met de wil tot geduld, geliefde vaderen en jullie ook, kinderen die ons liefhebben, naar wat ik voorts nog met verbijsterd geestesoog voor wonderen van de goddelijke liefde en de lichtende genade naar eer en geweten heb gezien! 0 vaderen en kinderen, zoals jullie mij nu vol trillend vuur zien om je mijn visioen te vertellen, ja waarlijk, zo stond ik daar in mijn visioen als vierde op een iets minder verheven zuil omgeven door roodachtig licht; evenals de drie eerste zuilen was deze naar alle denkbare richtingen omspoeld door opgetogen, kringelende baren. Vol verbazing over een dergeli jke zo plotseling verheven plaats, die ik daar evenals de vaderen ingenomen heb, bemerkte ik vol treurnis, dat de golven die langs de zuil stroomden steeds donkerder en stormachtiger werden en op talrijke plaatsen vol brandende ijver, met rusteloos schuimende koppen die eruit zagen als rokende bergen, zich hoog boven de zuil waarop ik stond, verhieven. Ik was vervuld van zorgen en kommer; de golven waren als kinderen die zonder gehoorzaamheid in hun hart zich vol boosheid beijverden om de zuil van hun vader en dus ook van hun moeder te doen ineenstorten en deze in zijn val met lasterende tongen te honen en met stampende voeten, waaraan massa's dodende stof van de zwartste ondankbaarheid kleeft, na te trappen.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] Ik zeg jullie: Kenans droom zegt ons niets anders dan dat wij God, onze heilige Vader uit al onze krachten steeds meer lief moeten hebben en vol liefde ieder liefdeloos moment zouden moeten berouwen, dat ons dood gemaakt heeft zolang wij zonder liefde geweest zijn; want leven en 'lieven' is een en hetzelfde. Wie leven heeft, die leeft in de vreugde van zijn welbewuste bestaan en is tevens een vriend van zijn leven; maar als iemand geen vreugde meer zou beleven aan zijn eigen leven, zou hij immers ook uit het leven treden zodra hij de lust tot leven zou verliezen en dan zou hij zichzelf doden, zodat hij dan een zelfmoordenaar zou worden, net zo als Kaïn een broedermoordenaar werd. En hij zou bijgevolg tweevoudig sterven, ten eerste buiten Gods liefde en verder buiten zijn eigen liefde.
Hoofdstuk 43: Henoch verklaart de woorden van Adam en Kenan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] (N.B. Vele en veel grotere dingen zijn nu ook al aan jullie gegeven; maar er is nog niemand echt in zijn hart naar Mij toegekomen om Mij te loven en in ware liefde te prijzen en om zich bovenmatig te verheugen over die grote nu zo rijkelijk neerstromende genade. En niemand hunkert heimelijk naar de inwijding van de knecht die een werktuig van Mijn genade moet zijn voor nauwelijks meer loon dan Mij in ware liefde te dienen, zoals ieder van jullie zou moeten doen. Ik heb ten aanschouwe van de wereld voor jullie er slechts één tot dwaas gewekt, opdat jullie tot grote eer verheven zouden mogen worden voor de engelen en deze ene is Mijn zwakke, arme knecht (J.Lorber). Hij is een dwaas, die vroegtijdig van het platteland naar je toe is gekomen en hij verkeerde lange tijd onder jullie en niemand werd gewaar dat hij voor de wereld een dwaas is. Maar de dwaas zocht Mij en Ik heb Me door hem laten vinden en heb hem voor jullie ogen opgewekt, opdat hij een lastdier voor je zou worden en jullie een nieuw brood uit de hemelen zou brengen. Het is een waarachtig brood, omdat het liefde geeft en liefde eist. Maar als het lastdier zich op Sion op een drassige weg bevindt, ga dan naar hem toe en neem gretig het brood uit zijn korf; maar jullie bekommeren je weinig om zijn voeten, terwijl deze voor het merendeel ter wille van jullie tot aan de enkels in de taaie leem vastzitten! Ik zeg je echter, indien het brood en het water van het leven je goed smaakt, laat het goedmoedige lastdier dan niet in de steek! Laat degene die er toe in staat is, zijn voeten uit de drek bevrijden zonder dat de wereld het merkt; want anders zullen in de loop van de tijd, als hij bij je zal blijven, zijn voeten uit angst zo zwak worden dat hij nauwelijks in staat is het brood voor je te dragen, tenzij Ikzelf hem daarvan bevrijden zal, maar dan zal Ik hem ook leiden waarheen Ik wil. Ik zal hem dan echter nooit bij jullie laten; want Ik heb weliswaar nog veel kinderen, maar daar zijn er weinige onder die zich als dwaas zouden laten gebruiken. Want het is beter en gemakkelijker van het brood te eten wanneer het reeds toebereid is; maar het is moeilijker om zich uit liefde tegen een gering loon als lastdier voor de ploeg te laten spannen. Bedenk dat wel en loof en prijs Mij door gehoorzaam te zijn! Wie van jullie daar iets aan doet, zal nooit een stuiver verliezen en het zal hem te gelegener tijd tijdelijk en eeuwig vergoed worden; Maar de knecht zal aan degene die het zou willen doen, zeggen waarin zijn voeten vastzitten. Amen.)
Hoofdstuk 44: De verklaring van Adam over zijn zwakte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] "O dierbare vaderen, wat zou er gemakkelijker kunnen zijn, dan voor iedere gave God zonder ophouden de kinderlijkste dank te betuigen en wel met zo'n luide stem, dat zon, maan en alle sterren van schaamte daarover zouden willen beven?! Maar wij vragen onszelf af of de grote Heer er wel mee gediend zou zijn, als wij Hem, verblind door onze hoogmoed, in zekere zin zouden willen aantonen met wat voor een machtige en geweldige uitwerking Zijn liefde in onze borst zich onderscheidt!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zie, dat is ook de beste verklaring! Want wat de Heer doet, is wijs gedaan; maar wij doen er goed aan, als wij alles zonder zorg aan de Heer overlaten en Zijn wegen niet willen doorgronden, maar in plaats daarvan liever onszelf en het leven in ons zoeken.
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En Henoch deed meteen wat Adam wenste, maar zei: "O vader Adam, kijk, omdat je me toestaat op de steen van Seth uit te rusten, kan ik dat wel doen, omdat jouw woord hoger staat dan het woord van al de overige vaderen; maar indien ik zonder jouw verlof daarop was gaan zitten, zie, dan was ik' zeer vermetel geweest en zou ik het zeker verdiend hebben door Seth en al de andere vaderen met toornige blikken aangekeken te worden! 0 lieve vaderen, vergeef me dat ik dit durf te doen; want ik wil steeds gehoorzaam handelen ten opzichte van alle vaderen en er zal nooit iets door mij worden gedaan, dat ooit tot gevolg zou kunnen hebben dat ik jullie liefde niet waard ben! Amen."
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] "O lieve vaderen, op deze rustplaats van Adam word ik uitgenodigd te spreken, zonder te weten wat ik eigenlijk zal zeggen en waarover ik zal spreken! O lieve vaderen, tot nu toe was het nog altijd de gewoonte dat, indien iemand iets van de ander te weten wilde komen, hij de drager van het geheim toch op zijn minst met een vraag lastig viel, waardoor hij de ander te kennen gaf dat hij van zijn kant iets nog niet wist.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Maar ik moet nu spreken zonder dat mij iets bepaalds gevraagd werd!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Nadat allen Mij een uur lang geloofd en geprezen hadden, stond Seth weer op, liet de anderen ook opstaan en zei tegen hen: "Kinderen, onze Henoch heeft met de zichtbare genade van boven zware lasten van onze gekwelde harten getild en die met kracht in een onpeilbare diepte van verrukking en zaligheid geslingerd; God, onze meest heilige, beste Vader, zij daarvoor eeuwig geloofd en geprezen! Maar omdat ter wille van ons zoiets aan Henoch werd gegeven als gevolg van zijn uitmuntende deemoed voor God en voor de broeders en wat hij ontvangen heeft, heeft hij ons allemaal zonder iets weg te laten getrouw weergegeven -, als wij dan nu met een vrolijk gemoed God, onze heilige Vader, loven en prijzen, dan geloof ik dat wij derhalve Henoch in onze liefde en vreugde niet moeten vergeten! Want daar hij een lieveling van God is geworden, zou hij dan ook niet de onze zijn?!
Hoofdstuk 44: De verklaring van Adam over zijn zwakte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Ja, wij verbazen ons over een dauwdruppel wanneer zijn steeds veranderende gekleurde stralen en trillend schijnsel ons begerige oog streelt, - intussen letten wij haast niet op de onmetelijke wonderdruppel des levens van de goddelijke liefde in ons! Als een fris ochtendwindje aan komt waaien, O dan lachen wij die bekoorlijke bevalligheid lofzingend toe; maar dat in het aangezicht van de zon van de geest de meest frisse levenslucht uit Gods eeuwige morgen niet aflatend om ons heen waait om ons tot een eeuwig vrijer en steeds vrijer leven te leiden, O daarover jubelen wij weinig! Zo spannen wij ons ook uit alle macht in om de uitgestrekte golvende zeevlakte te zien en verlustigen ons geweldig aan het loze heen en weer gaan van de schitterende vloed; maar de grote lichtgolven van de eindeloze zee van de goddelijke genade gaan heel dikwijls aan ons voorbij zonder een spoor na te laten en onze vreugde daarover heeft al snel zijn grenzen bereikt! Ook wekt een rood, groen en blauw glanzende vlindervleugel onze verwondering op; maar een verheven idee in de borst van een onsterfelijke broeder wordt gemakkelijk als een oppervlakkig knoeiwerk van de bedrieglijke laakbare verbeeldingskracht verworpen! En zo wordt niet zelden het nest van een vogel bewonderd en God terecht daarvoor geprezen, terwijl soms een onschatbaar heerlijk werk van de vrije, onsterfelijke geest met grote geringschatting wordt veronachtzaamd.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Als het trage verstand van de mens moeizaam alle sterren telt, al twijfelend en moeizaam de paden van de winden naspeurt, naar het trekken van de wolken staat te kijken, de slapende nevelen in de dalen wil opschrikken uit hun zegenrijke rust, de dauwdruppels gewichtig doende onderzoekt en het gras, de planten, de struiken en alle bomen haast dwaas en onzinnig zou vragen hoe zij mogelijk gedurende de nacht gerust hebben, om eindelijk na al deze zinloze inlichtingen een evenzo onbelangrijk oordeel te vellen, waaruit men dan aangaande de komende oogst desnoods al radend en met halve zekerheid meent te moeten concluderen of deze goed, middelmatig of slecht uit zal vallen, en waarbij dit alles bovendien altijd nog berust op een langdurig overleg, - dan is immers een dergelijke uitleg van Henoch puur uit de hemel afkomstig en zij ontslaat ons van al die verder geheel zin - en waardeloze waarnemingen, waaraan naar mijn inzicht nu evenveel waarde gehecht kan worden als aan de tijd die honderd jaar geleden reeds zonder een spoor achter te laten is verstreken.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[33] Wij, in ons aardse bestaan, zijn deze grot, met een ingang vanuit de avond en een uitgang in de richting van de eeuwige morgen. In het midden zijn wij zoals wij zijn in de volheid van het aardse leven en gaan vanuit de avond als kinderen de genade en erbarming binnen en zien niets anders dan alleen maar het middelpunt van het leven voor ons, zonder te bedenken dat deze levensgrot niet gesloten is, maar dat er wel degelijk voor ons allen een tegenoverliggende uitgang in de richting van de morgen wordt opengehouden.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177  ...