Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 164 van 1112

...  152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177  ...
[5] RAPHAËL zegt: "Hij is Dat, wat David over Hem zong toen hij zei: Maak de poorten hoog en de deuren breed, opdat de Heer van alle heerlijkheid binnentrekke! Maar wie is de Heer der heerlijkheid? Het is Jehova Zebaoth!' Kijk, dat getuigenis geeft hij de Messias, die Zich nu heilig, heilig, heilig in deze wereld bevindt in een lichaam als het onze!
Hoofdstuk 153: Raphaël geeft uitleg over Messiasbeloften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] U hebt toch ook al reeds dertig jaar de oude ark des verbonds aan de kant gezet omdat de vuurzuil en rookkolom was verdwenen en in plaats daarvan hebt u er een nieuwe, geheel materiële neergezet! Dat is echter ook, zonder dat u het begrijpt, een getuigenis voor deze tijd. Het betekent dat Jehova nu niet meer alleen als geest boven alle materie verheven zweeft, zoals eens boven de nachtelijke wateren. Hij verliet Zelf de plaats waar Hij Zich als Schepper en Vader maar moeilijk en onduidelijk door middel van de gewekte ziener voor de andere kinderen herkenbaar maakte. Hij kwam daarom Zelf in het lichaam van een mens en leert nu Zelf de mensen en onderhoudt Zich met Zijn kinderen!
Hoofdstuk 153: Raphaël geeft uitleg over Messiasbeloften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Stahar's collega 's hadden zich intussen voor het grootste deel aan de oever van de zee verspreid, terwijl er ook een aantal op het erf wandelde. Maar STAHAR riep ze allen aan de oever en toen ze verzameld waren, zei hij tegen hen: "Vrienden! Hebben jullie die jongeman horen spreken en gezien wat hij deed?"
Hoofdstuk 154: De overste bekeert zijn collega's. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Als jullie nu allemaal hetzelfde willen en geloven als ik, gaan we nu gezamenlijk naar de plaats waar de opperstadhouder en de Jongen zich bevinden, daar zal ons nog meer duidelijk gemaakt worden!"
Hoofdstuk 154: De overste bekeert zijn collega's. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Toen Cyrenius daarna de brieven begon uit te delen werden alle vijftig door grote vrees bevangen. Want dit wonder was voor de vijftig opeens toch te groot en te geweldig en allen begonnen bevend in te zien dat zij zich nu in de nabijheid van God bevonden. Zij bedankten Cyrenius voor deze dubbele genade, maar geen van hen dorst iets te zeggen of om iets te vragen.
Hoofdstuk 154: De overste bekeert zijn collega's. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De aanwezige dertig jonge Farizeeën met daarbij Hebram en Risa zagen dat ook en verheugden zich er bijzonder over dat het Cyrenius gelukte ook de vijftig hardnekkigen om te vormen voor de goede zaak.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Slechts één ding zouden wij hier te weten willen komen en dat is: of de reeds in de wereld zijnde, lang beloofde Messias Zich soms hier ergens in de buurt van deze plaats ophoudt! Die te zien en misschien zelfs een woord van Hem te horen, zou nu voor ons een grote stap vooruit betekenen!
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] HEBRAM ging daarop naar overste Stahar en zei: "Kijk, wij zijn hier met dertig man, net als u door de tempel het land ingestuurd om heidenen voor de tempel te werven; een moeilijke zaak! In ontwikkeling zijn de heidenen de huidige tempeljoden echter overal tweehonderd jaar vóór. Moeten wij dan de zienden blind maken en ze in de macht brengen van het vervloekte water van de tempel!? Dat gaat niet en iets anders gaat ook niet! Dat zei ons ons verstandige hart en daarom zijn wij allen Romeinen geworden, en ons getuigenis tégen de tempel zal voor veel mensen erg verhelderend werken. Maar wij kregen hier nog een groot, heilig getuigenis, dat een stralender licht geeft dan duizend zonnen tegelijk. Het is een eeuwig licht, dat reeds vóór de schepping van alle werelden heeft geschenen voor alle engelen, die levende vlammen waren uit de eeuwige vlam in God die liefde heet.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Wel, deze mens, eigenlijk God Zelf in menselijk gewaad, schijnt ons die Nazareeër, Jezus genaamd, te zijn, waarover zich opeens zulke wonderbaarlijke geruchten van plaats tot plaats onder het volk hebben verbreid. Reeds lang raakten wij in grote verlegenheid als de mensen ons om uitleg vroegen van datgene wat zij met eigen ogen gezien en met eigen oren gehoord hadden.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] De opperstadhouder heeft mij zelf daarover een zeer netelige vraag gesteld die maakte dat ik bij het beantwoorden daarvan het erg benauw.d kreeg! En daarom vermoed ik nu niets meer of minder dan dat die wonderbare Jezus uit Nazareth onmiskenbaar de ons door de engel aangeduide Messias is, die nu op aarde moet zijn. Deze Messias is misschien zelfs een van de vele aanwezigen hier, die Zich om heel wijze redenen met eerder aan ons kenbaar wil maken dan wanneer wij Hem wat meer waardig zullen zijn dan tot op heden helaas het geval was!
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] En CYRENIUS zegt: "Het is passender, als u het geheel nog wat afwacht en in plaats daarvan in uw hárten heel dicht naar Hem toegaat. Dan zal HlJ Zelf wel naar u toekomen en Zelf tegen u zeggen wie Hij is en wat u moet doen! Voorlopig kan ik u in elk geval zeggen dat u op het goede spoor zit! Want dat de grote Godmens Zich beslist hier moest ophouden, kon u reeds uit onze aanwezigheid opmaken! Voor iets onbelangrijks zouden wij hier niet bijna drie dagen lang blijven!
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Stahar en al zijn collega 's danken hartelijk voor die onverwachte opheldering van de kant van Cyrenius en trekken zich eerbiedig terug.
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Dat wij ons toen veel veroorloofden wat volgens de wetten niet geheel in orde was, is natuurlijk ons eigen werk geweest. Maar daarbij bedenk ik toch nog steeds: Als je ouders een visser van je gemaakt hadden, die nu kommervol in zijn levensonderhoud had moeten voorzien, zou er toch heel veel niet gebeurd zijn wat men zich door het goed verzorgd zijn heeft veroorloofd omdat het goeddoorvoede vlees en bloed daartoe aandreef! Daarom zijn onze tekortkomingen tegen de wet, voor een deel een gevolg van de omstandigheden waarin wij door geboorte en opvoeding terecht zijn gekomen.
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] STAHAR zegt: "Maar er staat toch geschreven dat de mens God moet vrezen, omdat God almachtig en de mens erg onmachtig is en zich nooit kan verzetten tegen God.
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Wie kent de draden waarmee het natuurlijke leven samenhangt met het op zichzelf geheel vrije, puur geestelijke leven en wie weet in hoeverre het natuurlijke leven zich, onbelemmerd door deze draden, als een zelfstandig geheel kan bewegen?! Ja, men ziet wel dat ieder mens in een bepaald opzicht vrij is -hij kan gaan waarheen hij wil, hij kan staan of zitten, hij kan naar wens met zijn ogen naar alle kanten kijken -maar daaraan vooraf gaat toch een noodzaak, uitgaande van het begrensde natuurlijke leven!
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  152 - 153 - 154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177  ...