Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 167 van 1037

...  155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180  ...
[13] Toen Adam en zijn vrouwen zijn zonen gewaar werden dat er vrijwel overal op de grote aarde iets te eten was, begonnen zij grotere reizen te ondernemen, waardoor zij met Azië en Afrika vrij goed vertrouwd raakten. Daardoor deden zij weer allerlei ervaringen op. Op verborgen wijze door Gods geest geleid, kwamen zij naar hun eerste Eden terug en bleven daar, van waaruit dan ook de bevolking van de gehele aarde ontstond.
Hoofdstuk 142: Gods 'toorn' bij Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk, het staat je vrij om op die van hieruit naar het zuiden gelegen, ongeveer vijfhonderd manslengten hoge rots te klimmen en je dan moedwillig voorover van de hoge rotswand naar beneden te laten vallen! Volgens de noodzakelijke wet van de zwaartekracht die voor alle lichamen geldt, zal die moedwil je zeker je lichamelijk leven kosten. Vraag jezelf eens af, of Mijn toorn en Mijn wraak daar de oorzaak van zijn!
Hoofdstuk 143: De zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Daar naar het oosten zie je hoge bergketens die erg dicht bebost zijn. Ga er met tien maal honderdduizend mensen heen, leg vuur aan en verbrand al die bossen, dan zullen de bergen helemaal kaal zijn! Wat zal dat echter tot gevolg hebben? De vele daardoor werkloos en naakt geworden natuurgeesten zullen dan in de vrije lucht beginnen te woeden en te razen. Ontelbare bliksems, wolkbreuken van de verschrikkelijkste aard en voortdurende hagelbuien zullen daarop de gehele wijde omgeving vernietigen. Dat is allemaal een heel natuurlijk gevolg van het vernielen van die bossen. Zeg eens, of ook daar weer sprake is van Gods toorn en Zijn wraak!
Hoofdstuk 143: De zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Daar wil Ik niet mee zeggen, dat iemand zijn moeizaam verworven eigendom niet zou moeten beschermen; Ik heb het hier over hoogst onnodige, tot in het immense reikende overvloed. Zou het dan niet uitvoerbaar zijn ook schuren te bouwen waar iedere arme en zwakke terecht zou kunnen, zij het dan onder toezicht van de wijze gever zodat geen arme meer zou nemen dan wat hij voor zijn levensonderhoud nodig heeft? Als op deze wijze de hebzucht en de gierigheid van de aarde zouden verdwijnen, zouden ook -luister goed naar Mij! -alle magere jaren op aarde verdwijnen.
Hoofdstuk 144: Het ontstaan van rampen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als echter tienmaal honderdduizend mensen druk bezig zijn om bergen af te graven en grote meren op te vullen, of om zeer brede heerbanen aan te leggen teneinde gemakkelijker oorlogen te kunnen voeren; als mensen hele bergketens dagreizenver afschuinen tot een hoogte van vierhonderd tot vijfhonderd manslengten, of grachten om de bergen graven van tweehonderd tot driehonderd manslengten diep en daardoor de inwendige watersluizen van de aarde openen, zodat de bergen beginnen te verzinken in de leeg geworden grote waterbekkens en het water zo begint te stijgen dat het in Azië bijna boven de hoogste toppen der bergen als een zee begint voort te golven -waarbij nog komt dat bij deze grote verwoesting van de bergen vele honderd duizendmaal honderdduizenden hectaren van de bosrijkste streken mee vernietigd werden, waardoor talloze myriaden aard en natuurgeesten, die voordien de handen vol hadden aan de mooiste en weelderigste vegetatie, nu opeens vrij en werkloos geworden zijn -, vraag jezelf dan maar eens af, hoe de geesten toen in de luchtregionen tekeer zullen zijn gegaan! Wat een stormen en massale wolkbreuken, wat een hagelmassa' s en hoeveel ontelbare bliksems zijn er toen meer dan veertig dagen lang uit de wolken naar de aarde geslingerd en wat een watermassa' s zullen zich toen over bijna geheel Azië verspreid hebben, en dat allemaal door louter natuurlijke oorzaken! Zeg eens, was dat weer Gods toorn en Zijn onverzoenlijke wraak?!
Hoofdstuk 143: De zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Daar voor ons staat nog de geneeskrachtige plant en daar wat verder naar voren de uiterst schadelijke, vergiftige plant! Voeden beide zich niet met hetzelfde water, met precies dezelfde lucht en met hetzelfde licht en dezelfde warmte? En toch zit deze plant vol geneeskracht en de andere vol dodelijk gif!
Hoofdstuk 144: Het ontstaan van rampen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Ja, waarom is dat zo? Omdat de geneeskrachtige plant dank zij haar innerlijk goedgeordende karakter al de haar omringende, natuurgeesten in overeenstemming brengt met haar goede aard, waarop deze in alle vriendelijkheid en vreedzaamheid, de plant voedend, zich naar haar voegen zowel van buitenaf als van binnenuit, waardoor alles in de gehele plant heilzaam wordt, en overdag in het zonlicht zullen haar uitwaseming en de haar in wijde omtrek omgevende, natuurgeesten zowel op mensen alsook op vele dieren een ongemeen heilzame invloed uitoefenen.
Hoofdstuk 144: Het ontstaan van rampen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Bij de gifplant daar, waar van binnen een erg zelfzuchtig en grimmig, toornig karakter huist, worden echter diezelfde natuurgeesten ook door dit karakter beïnvloed en zodoende helemaal veranderd; zij voegen zich eveneens, de plant voedend, naar haar en hun gehele karakter wordt daarop helemaal gelijk aan het oorspronkelijke karakter van deze plant. Maar ook haar omgeving en als het ware haar uitwaseming is giftig en schadelijk voor de menselijke gezondheid, en de dieren komen met hun gevoelige neusvleugels niet in haar buurt."
Hoofdstuk 144: Het ontstaan van rampen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Des te meer is echter een gierig en hebzuchtig mens een buitengewoon grote en tot ver in de omtrek zijn uitwerking hebbende giftige plant. Zijn hele, ver naar alle kanten reikende omgeving met natuurgeesten, zijn uitademing, zijn hele uitstralingsgebied krijgt hetzelfde karakter als zijn innerlijk; de omringende, slecht geworden natuurgeesten maken de voortdurend toestromende, nog goede natuurgeesten slecht, gierig en hebzuchtig.
Hoofdstuk 145: De invloed van het kwade op het goede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Kijk maar eens naar een mens die echt woedend is, die alles om zich heen uit louter woede en kwaadheid maar meteen zou willen vernielen! Duizend goede mensen die hem gadeslaan, worden op het laatst zelf erg kwaad en zouden zich meteen allemaal aan die ene kwade willen vergrijpen en zijn kwaadheid willen verdrijven, als zij hem maar allen met hun handen, die jeuken om tot actie over te gaan, beet zouden kunnen pakken. Waarom wekt hier één woedende bij duizenden een woedende reactie op en waarom brengen die duizend goedmoedigen niet in plaats daarvan die ene, die kookt van woede, tot uiterste goedmoedigheid?
Hoofdstuk 145: De invloed van het kwade op het goede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kijk nog eens naar deze beide planten en stel je een heel grote ijzeren ketel voor! In deze ketel willen wij duizend van zulke geneeskrachtige planten koken voor een geneeskrachtige thee, en degene die aan een borstkwaal lijdt en daarvan zou drinken, zou daar ook al gauw een heilzame werking van gaan merken; want de goede natuurgeesten willen het geringere aantal slechtere in zijn borst al gauw beter maken.
Hoofdstuk 145: De invloed van het kwade op het goede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Wie dit eens heel praktisch wil ondervinden, moet maar eens naar een zeer goed mens gaan, dan zal hij zien dat daar alle dieren ook een veel zachter karakter hebben. Het snelst merkt men dat bij honden, die in korte tijd geheel het karakter van hun baas aannemen. De hond van een gierigaard zal beslist ook een gierig beest zijn, en als hij vreet zal het niet raadzaam zijn in zijn buurt te komen. Maar als je naar een vrijgevig, zachtaardig mens gaat, dan zul je merken dat zijn hond, als hij er een heeft, een heel goedmoedig karakter heeft; dit dier zal eerder afstand doen van zijn etensbak dan dat hij een onuitgenodigde gast zijn tanden zal laten zien. Ook alle andere huisdieren van een zachtaardige en goedhartige baas zullen aanmerkelijk zachtaardiger zijn, ja zelfs bij planten en bomen zal een gevoelig persoon een groot verschil waarnemen.
Hoofdstuk 145: De invloed van het kwade op het goede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Daarom moet men nu met alle ernst, met alle macht en alle kracht al het goede naar zich toe trekken, wil men niet door het vele slechte verzwolgen worden.
Hoofdstuk 145: De invloed van het kwade op het goede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Merk je al, waar Ik naar toe wil? Bemerken en vermoeden kun je het wel, maar weten nog lang niet! Omdat je het echter niet kunt weten, moet je luisteren!
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Tijdens zo'n moment worden echter ontelbare natuurgeesten in de verre omtrek mee geactiveerd, en zodoende wordt het naar alle kanten licht en helder. Hoe heftiger een kring van natuurgeesten vibreert en zodoende de naburige geesten activeert, des te lichter wordt het tot ver in de omtrek, en zo krijgen groepen geesten die zich samengevoegd hebben om iets te worden, een gelijksoortig streven; het licht van de zon levert door zijn productieve kracht en inwerking op de hemellichamen die dicht genoeg bij haar staan, daarvoor het sprekendste bewijs.
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180  ...