15542 resultaten - Pagina 168 van 1037
... 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 ...
[10] Maar zoals je nu gezien hebt dat een enkel vonkje licht al naar gelang de kracht van het zonlicht een ontzaglijk grote, duistere ruimte ogenblikkelijk helder licht kan maken, zo verandert het genoemde, geneeskrachtige kruidje de hele ketel vol giftige thee in een heilzame drank, omdat de natuurgeesten in het kleine geneeskrachtige kruidje te intensief werkzaam zijn in de ware goede orde en daarom de tragere en tegen de orde ingaande geesten van de giftige planten ogenblikkelijk dwingen over te gaan tot werkzaamheid in de goede orde.Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] MATHAËL vervolgt: "Toen ik en mijn vader vanaf ons huis met de Jonge Lazarus naar Bethanië gingen en onderweg het grote lichtverschijnsel zagen, voelden wij daarbij behoorlijk veel warmte. Maar toen het lichtverschijnsel tenslotte helemaal doofde, trad naast de plotselinge algehele duisternis ook zo 'n gevoelige koude op, dat mij de rillingen over het lijf liepen. Nu kan ik maar niet bedenken wat de oorzaak van deze koude mag zijn; als het U schikt, o Heer, zou ik de reden daarvan ook graag willen weten!"
Hoofdstuk 147: De oorzaak van warmte en koude. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Tijdens deze hoogst bedenkelijke situatie keek ik naar de op de zwakke zijtak hurkende knaap. Toen de rook echt, je zou zeggen, met bakken tegelijk in zijn gezicht gedreven werd, ontdekte ik opeens twee grote vleermuizen die om zijn hoofd fladderden. Zij waren zo groot als twee volwassen duiven en dreven de arme kerel nog meer rook in het gezicht.
Hoofdstuk 148: De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Mijn vader leidde zijn kameel naar de boom en riep naar de jongen dat hij zo vlug mogelijk uit de boom moest komen, omdat hem anders een ongeluk zou overkomen. Of de knaap de vrij luid gesproken woorden van mijn vader gehoord had of niet kan ik nauwelijks naar waarheid zeggen, want ik zag steeds maar dat wat ik al eerder vertelde en hoe de hurkende knaap zich in zijn hachelijke situatie op de twijg steeds meer met de hand in de door de dikke rook aangetaste ogen begon te wrijven en bijna halfblind moest zijn.
Hoofdstuk 148: De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Omdat vader echter zag dat zijn waarschuwend geroep naar de knaap totaal zonder uitwerking bleef, verwijderde hij zich van de onbetrouwbare boom, kwam weer bij mij en vroeg mij of ik nog steeds hetzelfde zag. Volledig naar waarheid bevestigde ik de vraag en bezwoer dat de knaap onvermijdelijk een ongeluk moest krijgen als hij niet meteen uit de boom werd gehaald. Mijn vader zei: 'Ja, mijn zoon, wat kunnen we daaraan doen?! Een ladder hebben we niet en door te roepen komt de knaap niet uit de boom, we zijn daarom gedwongen af te wachten wat God de Heer over deze ongehoorzame knaap zal laten komen.
Hoofdstuk 148: De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Toen zweeg mijn vader, luisterde naar de oordelen en ergerde zich niet weinig dat eerst de arme Samaritanen werden vervloekt en daarna pas alle heidenen, Essenen en Sadduceeën, en in geringe mate ook de onboetvaardige bloedschenners, broeder -, vader en moedermoordenaars, dierschenners en echtbrekers, en tenslotte -met het vreselijkste oordeel -de verachters van de tempel en zijn heiligdommen.
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Ik zei, volkomen naar waarheid: 'Ik zie niets, maar kan toch niet ontkennen dat die hele man mij beslist niet bevalt! Ik geloof dat het echt geen onjuiste veronderstelling zou zijn als men zei: Die zal dadelijk in hoogst eigen persoon gaan onderzoeken hoe diep het gat is!
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] IK zeg: "Watje zegt is goed, want zo wil Ik het en zo leg Ik je immers Zelf als het ware de woorden in de mond! Vertel nu verder; allen luisteren gespannen naar je verhaal!"
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Op dit geroep verschenen weldra twee machtige geesten en raakten het geraamte ter hoogte van de slapen aan. Ogenblikkelijk kreeg het pezen, huid, enig haar en -naar het mij voorkwam -ook ogen, maar zeer hol en diepliggend. Geen van de beide geesten sprak echter een woord en meteen na deze handeling verdwenen zij weer.
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] O Heer, verklaar ons toch tot onze troost die schrikbarend serieuze momenten van het overigens zo mooie leven! Kijk nu eens naar deze man, die volgens het verhaal van broeder Mathaël in de mij welbekende poel is gesprongen om een eind te maken aan een wanhopig leven. Wat vindt er een verschrikkelijke verandering plaats meteen na de sprong! Wel schijnt er gauw daarna enige verlichting in zijn toestand op te treden, maar hoe ziet die er uit! Wat een onzekerheid, wat een ellende! Heer en Meester, geef ons daarom een troostrijke toelichting bij alles wat broeder Mathaël gezien heeft, en zo huiveringwekkend getrouw heeft verteld!"
Hoofdstuk 151: Uitleg over de ziel in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Na deze ceremonie, die bepaald niet hartverheffend was en waarbij iedere vloek het gewaad van de hogepriester op een geweldige scheur te staan kwam, trok weldra iedereen naar de stad terug. Slechts één man, die waarschijnlijk door de welgemeende vervloekingen iets meer dan goed voor hem was van zijn stuk was gebracht, bleef bij een poel staan die niet ver van ons verwijderd was en eigenlijk een oud, nog steeds zeer diep, door de Jordaan veroorzaakt gat was, waarvan sommige dwazen beweerden dat het water van de zondvloed van de gehele aarde door dit gat, dat ongeveer honderd manslengten in omtrek mat, in een jaar en enige dagen verdwenen was. Dat dit gat erg diep is, is waar, -maar bodemloos zal het toch ook wel niet zijn.
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] MATHAËL ging meteen verder en zei: "Maar ik had nauwelijks het laatste woord uitgesproken toen de man zijn handen omhoog hief en zeer luid zei: 'De hogepriester heeft mij vervloekt omdat ik Esseen werd en de tempel heb verlaten om een andere en betere wijsheid te Ieren, die ik daar echter net zo min vond als in de tempel te Jeruzalem. Berouwvol ben ik naar de tempel teruggekeerd en heb gebeden en geofferd, maar de hogepriester verwierp mijn offer, noemde mij de allerergste tempelschenner en vervloekte mij voor eeuwig door zeven scheuren in zijn gewaad te trekken. Nu bij de algemene reiniging hoopte ik verzachting van zijn uitgesproken vloek te krijgen; alleen wachtte ik daarop tevergeefs! Hij bekrachtigde de oude vloek alleen nog maar meer, en maakte mij tot een vervloekte voor God en de mensen! Dus ben ik vervloekt! - Laat ik daarom vervloekt zijn! ' - Na deze overluid geschreeuwde woorden stortte hij zich vanaf de rots in de poel en verdronk."
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] "Het duurde echter niet lang of ik ontdekte iets dat leek op een grijs menselijk geraamte, dat langzaam op de oppervlakte van het water ronddreef en begeleid werd door een stuk of tien vreemd uitziende, zwarte eenden. Alleen op de voeten zat een heel klein beetje vlees, maar pas onder de enkels, alle andere botten waren zonder huid of vlees, en dat vond ik vreselijk raar. In het begin lag het drijvende geraamte met het gezicht naar boven gekeerd, maar na ongeveer een half uur had het zich omgedraaid, begon als een geoefend zwemmer met handen en voeten te bewegen en scheen moeite te doen om de zwarte eenden kwijt te raken. Maar die waren hardnekkig en wilden de luguber uitziende zwemmer beslist niet alleen laten.
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Omdat er niets meer van enige betekenis voorviel, keerden wij weer naar onze aap terug, die zich juist begon op te richten en een poging deed op zijn twee achterpoten te gaan staan en gewoon te lopen. Maar met het lopen ging het slecht. Het wezen zakte bij iedere vijfde stap met de voorpoten op de grond, maar ging toch weer snel staan en keek daarbij steeds naar alle kanten rond, en men kon uit de manier van het steeds maar rondkijken welopmaken dat het wezen ergens bang voor was, of dat het erge honger had en geschikt voedsel zocht. Tijdens deze pogingen om te lopen en te staan kwam het bij onze beruchte poel. Daar zag het echter weldra ons geraamte, dat nu weer in gezelschap van de griezelige eenden in de poel rondzwierf.
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Want zolang een ziel op het moment van sterven niet geheel gescheiden is van het lichaam, zolang is zij tengevolge van angstige verwarring geheel zonder bewustzijn. Het gaat met haar als met iemand die met het gezicht naar buiten op een spil is vastgebonden en daarbij razend snel in het rond wordt gedraaidHij kan kijken wat hij wil, maar zal toch geen enkel voorwerp zien; hoogstens zal hij een matgekleurde mist om zich heen zien, die bij nog grotere draaisnelheid, door de daarbij toenemende onvastheid van het gezichtsorgaan, in een volledige duisternis kan overgaan.
Hoofdstuk 151: Uitleg over de ziel in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)