Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 170 van 373

...  158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183  ...
[6] Ik zou Asmahaël (de Heer) wel daarnaar willen vragen; maar waarachtig, daartoe ontbreekt mij, evenals menig ander, geheel en al de moed. Want als ik bedenk wie er achter Asmahaël verscholen is en ook wat en wie ik ben, dan weigeren mijn tong en mijn longen onmiddellijk dienst en ben ik nauwelijks meer in staat nog een woord te uiten. Bovendien zegt mijn hart mij ook nog: 'Wat wil je dan aan de alwetende God vragen alsof er Hem iets niet bekend zou zijn wat er heimelijk in jezelf omgaat?! Heeft Hij niet van eeuwigheid af aan je gedachten voor je geordend, allang voordat Hij je vanuit Zijn oneindige liefde en erbarming vormde tot een tot denken in staat zijnd wezen?!
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Zie, beste Henoch, daarom kan ik niet datgene doen wat ik toch zo erg graag zou willen doen! Doe jij daarom hetgeen ik niet meer kan! Weet jijzelf vanuit Asmahaël iets, stel mij en alle overigen daarmee dan gerust; maar ziet het er in jouw hart net zo uit als in het mijne, wend je dan maar dadelijk tot Asmahaël, - die ons allemaal zeker allergenadigst en vol erbarmen uit deze grote verlegenheid en van deze angst zal verlossen! Amen."
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Nadat Henoch dat van Adam vernomen had, boog hij voor hem en wilde zich naar Asmahaël reppen om Hem te verwittigen van hetgeen Adam zo na aan het hart lag, want die mensenloze omgeving kwam ook hem uitermate zonderling voor. Maar hij had nog nauwelijks zijn eerste schrede gezet of Asmahaël was hen beiden al voor en stond, klaar om te spreken, reeds tussen hen in en begon de volgende woorden tot hen te richten, zeggende:
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Adam overwoog deze machtige woorden heel goed in zijn hart, en dat was vervuld van berouwen innigheid toen hij Mij bedankte. Nadien riep hij meteen alle andere aanwezigen bij zich, uitgezonderd Seth en Henoch en natuurlijk Asmahaël, en zei tegen hen:
Hoofdstuk 125: Adam laat de kinderen van middernacht zoeken - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Als U hen hebt gedood, kunt U maar beter ook mijn hart doden, opdat het niet al wegkwijnend deze onverdraaglijk treurige last torsen moet, waaronder het toch al moet bezwijken, als mij geen licht wordt geschonken over diegenen die door mijn grote dwaasheid afgescheiden en hierheen gedreven zijn naar dit middernachtelijke gebied, waarin zij klaarblijkelijk te gronde zijn gegaan!
Hoofdstuk 126: Asmahaël stuurt Henoch erop uit - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En terwijl Adam in zijn hart dankbaar zuchtte, waren de vier ook al bij hem aangekomen. En Henoch boog voor Adam, maar de drie anderen vielen voor Adam neer, zoals zij dat van oudsher gewend waren. Maar Adam ontbood meteen Seth en zei:
Hoofdstuk 128: Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusin en Ohorion - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Seth, mijn zoon, ziehier je oudste broers en nu mijn oudste kinderen! Help hen op van de aarde en breng ze hierheen aan mijn hart en zeg ook meteen tegen hen: 'De oude vader Adam is geen gebieder meer, maar is nu alleen maar een vader wiens armen zelfs in staat zouden zijn, Kaïn liefkozend tegen zijn borst te drukken, laat staan zijn oudste kinderen en deelgenoten in barre tijden!'
Hoofdstuk 128: Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusin en Ohorion - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] O Gij grote Jehova, dank, ja eeuwige dank alleen aan U; want U hebt het beslist zo teweeggebracht en het hart van onze innig geliefde vader vermurwd, zodat wij hier nu weer in zijn genade opgenomen worden.
Hoofdstuk 128: Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusin en Ohorion - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] "O Adam! Geloof je dan in je hart, waarin jouw zeer verzwakte geest woont, dat de Heer op een koning uit de diepte of op jou lijkt, zodat er dan vele wezens nodig zouden zijn om Hem te benaderen?! Zie, Ik heb geen bewakers en ook geen deurwachters nodig en ook geen in volgorde gerangschikte, eerstgeboren hoofdstamkinderen, via welke iemand pas aan Mij voorgesteld moet worden; ook eis ik niet dat iemand eerst wel een uur lang plat op zijn gezicht voor Mij moet liggen, opdat hij daardoor waardig mocht worden dan voor Mij, zijn God en Schepper, overeind te komen; maar alles wat Ik in liefde verlang, is een getrouw, tot Mij gekeerd liefdevol en deemoedig, door berouw gelouterd hart en met zo' n hart hoeft geen mens een omweg voor Mij te maken, omdat Ik zondermeer voor hem toch altijd al zijn Allernaaste ben en moet zijn! En als het niet zo zou zijn, wie zou er dan wel in staat zijn ook maar een flits van een ogenblik lang zijn leven te behouden, omdat immers alle leven het allernaast en allernauwst uit Mij voortkomt en ook in eeuwigheid nooit ergens anders vandaan kan komen!
Hoofdstuk 124: Adam vraag naar de kinderen van middernacht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En Seth leidde hen daarheen en Adam zegende hen en drukte hen toen aan zijn hart en zei helemaal ontroerd: "O mijn kinderen, hoe gelukkig is jullie vader Adam nu!
Hoofdstuk 128: Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusin en Ohorion - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Adam stond op en zei met een geheel door wroeging verteerd hart: "Asmahaël, laat mij alleen dat laatste in Uw naam doen! Want wat U, o Heer, geteld hebt, daarvan is de maat zeker altijd meer dan vol; want U bent immers altijd eeuwig en oneindig, en wat U doet is immers ook steeds welgedaan!
Hoofdstuk 131: Adams vreugde en dank. De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Een onwaarheid uit Mijn mond is onmogelijk en voor de waarheid ben je in je hart nog niet rijp, zonder die rijpheid zou zij je doden; heb daarom geduld tot je rijp bent en bemin en vrees God, dan zul je in je hart een antwoord krijgen ten aanzien van Degene die je dit nu aanraadt!
Hoofdstuk 131: Adams vreugde en dank. De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Toen Asmahaël deze verontschuldiging had gehoord, sprak hij tot het viertal: "Jullie hebben juist gesproken en de zin van je woorden heeft Mijn hart goed gesmaakt; ieder van jullie woorden was terecht en jouw uiteenzetting, Abedam, is waar tot in eeuwigheid: maar, Mijn lieve vrienden, nu zijn jullie nog op de aarde en je hebt een lichaam dat aan de aarde toebehoort; daarom is het ook nodig om je met mate met spijs en drank te versterken!
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Henoch weende van vreugde en overweldigend grote liefde voor Asmahaël en kon zich tenslotte niet meer inhouden; hij stond op en snelde naar Asmahaël toe om daarna voor Asmahaël zijn in vervoering gebrachte hart uit te storten.
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] En toen Henoch deze woorden had gehoord, brak zijn hart en wel zodanig dat hij niet in staat was ook maar enig geluid over zijn lippen te krijgen.
Hoofdstuk 132: Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183  ...