Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 171 van 1112

...  159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184  ...
[15] OURAN zegt: "Ik dank U voor deze belofte, die nu al bijna geheel in vervulling is gegaan. Mijn tenten, die zelfs bij de grootste wolkbreuk geen druppel water doorlaten, staan nu allen ten dienste die daarvan gebruik willen maken. Zelf zal ik echter ook bij U, o Heer, bulten blijven.
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] OURAN zegt: "Ik heb daarnet al samen met alle anderen mijn mening gezegd en zeg het nu nog eens met de wijze spreuk van de Romeinen: Si fractus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!" (* Als het hemelgewelf instort, zullen de puinhopen een onversaagde aantreffen; hij zal zich door niets laten afschrikken!)
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] IK zeg: "Goed zo, maar nu beginnen de stormwolken van beide zijden elkaar de vochtige handen te reiken en het zal dus wel gauw losbarsten! Ook op zee vertonen zich al hier en daar grote rollers en het is dus voor de vreesachtigen tijd om het droge op te zoeken!"
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Als het lawaai van de snel naderende storm steeds sterker en dreunender wordt en er zich een vrijwel volledige duisternis over de zee en over de gehele streek begint uit te breiden, beginnen de meer angstigen zich in de tenten terug te trekken en hebben geen zin meer om buiten bij Mij te blijven. Ook de leerlingen beginnen onder elkaar luid van hun bezorgdheid blijk te geven. Van de vijftig Farizeeën blijft er niet één buiten zodra zij een paar hagelkorrels van een pond voor zich op de grond zien vallen.
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Nu slaan Hebram en Risa met de dertig jongeren ook op de vlucht en verschuilen zich onder de tafels. Suetal, Ribar en Baël, de voornaamsten van de voormalige twaalf misdadigers, blijven en Mijn leerlingen blijven ook, behalve Judas Iskariot. De Romeinse soldaten zoeken beschutting in huis en in de vissershutten van Marcus en onder de overhangende rotsen.
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] MARCUS zegt: "Dat is allemaal mooi en goed, maar waarvan zullen de arme mensen nu moeten leven? Want U ziet toch wel dat de onophoudelijke hagel alles totaal verplettert en het stromende water alle aarde in zee spoelt! En duizenden mensen en huisdieren worden nu gedood en zij die het leven ervan afbrengen, zullen naderhand zeker aan de hongerdood zijn overgeleverd! Dat is toch een wel wat al te harde en zware bestraffing met de allerdikste tuchtroede ter wereld!"
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Kijk eens naar je tuin en je kleine akkers. Noch het water noch de hagel beschadigt daar ook maar iets. Maar kijk dan eens naar de rest van de omgeving en je zult daar zo'n verwoesting vinden, als je niet zo gauw ooit eerder hebt meegemaakt!
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] IK zeg: "O ja, als zij zo zijn als Mijn vrienden Kisjonah en Ebahl, want dat zijn echte vaders voor alle arme bewoners van het land en ieder land kan zich gelukkig prijzen als het veel van zulke vaders bezit.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Kijk, zo heb Ik nu hier met één slag een aantal kwade vliegen platgeslagen, de leugenachtige priesters moesten op de loop en nu zullen ook de woekergrieken hetzelfde doen! Hun paleizen liggen in puin en hun grote akkers, tuinen en weiden zijn volledig weggespoeld. Als zij na de storm hun landerijen bekijken en zich ervan zullen overtuigen dat iedere toekomstige bewerking volkomen zinloos zou zijn, dan zullen zij hun biezen gaan pakken en zich merendeels naar Europa begeven. Daarna heb Ik altijd nog middelen genoeg deze streek in korte tijd weer zo veel mogelijk tot bloei te brengen."
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Toen het zo ontzettend hard begon te regenen, kwamen allen die eerder onder de tafels bescherming gezocht hadden, helemaal doorweekt naar Mij toe en verbaasden zich uitermate dat Ik en allen die buiten bij Mij vertoefden, kurkdroog waren gebleven, net als de wat hoger gelegen plaatsen, waar zelfs geen waterdruppel aan een grashalm hing.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] IK zeg: "Niets, dan dat jij en je broeders allemaal blinde vissen zijn in troebel water! Zeg Mij eens wat jullie, terwijl Ik zo duidelijk bij jullie was, onder de tafels en banken gejaagd heeft!"
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[30] De dertig doet dat veel genoegen en zij blijven en drogen zich en genieten er erg van dat zij tijdens de hevigste slagregen in korte tijd kurkdroog worden.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Na Mijn woorden verlaat de engelogenblikkelijk ons gezelschap, maakt een boot los -die vol met water stond, maar dat had Raphaël al gauw tot de laatste druppel over boord -en voer daarop als een pijl zo snel de geweldige orkaan tegemoet en bereikte in een paar ogenblikken het in nood verkerende schip.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK roep echter de engel en terwille van de gasten en leerlingen zeg Ik hardop tegen hem: "Er bevindt zich op zee een tamelijk groot gesloten schip met twintig mannen en vrouwen, de acht schippers niet meegerekend, in grote nood. Het schip lag toen de storm opstak aan de andere oever niet ver van Genezareth gemeerd, maar toen de storm draaide en in kracht toenam, sloeg deze het voor de afvaart gereedliggende schip los van de oever en dreef het met onweerstaanbare kracht naar volle zee. De schippers en de reizigers deden wat ze konden en gingen daarbij vrijwel tot het eind van hun krachten om niet ten onder te gaan. Nu staan ze op het punt door de zee verzwolgen te worden. Sta dus op en red hen, -maar niet op een voor hen te onbegrijpelijke manier! Maak een boot los en vaar als een bedreven loods het in nood zijnde schip te hulp en breng het hierheen, want het schip was toch al voor Caesarea Philippi bestemd!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] RAPHAËL zegt: "Met deze wind niet, maar omdat de regen en de storm zeker nog een klein half uur kunnen aanhouden en u eerst nog de hoge branding doormoet, waar u reddeloos verloren zou zijn, kwam ik, de ervarenste en moedigste loods, om u en uw schip in veiligheid te brengen. -Staat er veel water in het schip?"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184  ...