10915 resultaten - Pagina 171 van 728
... 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 ...
[4] Ja, als een volk eenmaal geheel in Mijn licht zou staan, en het zou bedreigd worden door hardnekkige, blinde, heidense volken van buiten, die het geloof in Mij beslist niet aannemen wilden, maar die wel Mijn lammeren met alle haast en woede zouden willen vervolgen, dan is het tijd het zwaard te grijpen en de wolven voor altijd te verjagen van de zachtaardige kudde. Als echter eenmaal in Mijn naam naar het zwaard tegen de wolven gegrepen wordt, moet dat in alle ernst gebeuren, opdat de wolven zich het zwaard, dat hen in Mijn naam geraakt heeft, zullen herinneren. Want als ergens eenmaal een gericht in Mijn naam plaats vindt, moet het er niet uitzien als iets wat niet helemaal ernstig te nemen is!Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] IK zeg: "Nog niet helemaal; het mist nog drie meesterstukken van onmenselijke slechtheid! Als het ook die, ondanks alle lessen en waarschuwingen, uitgevoerd heeft, dan pas, vriend, zal over deze stad en al haar bewoners jouw onmenselijk grote kruis met het scherpste zwaard geslagen worden! Met het volk zullen we echter nog iets meer dan vierentwintig jaar geduld hebben en we zullen het vóór de ondergang nog zeven jaar lang door allerlei boden, verschijningen van de doden en veel grote tekenen aan de hemel laten waarschuwen! En, vriend, mocht dat alles ook tevergeefs zijn, dan zal pas dan jouw onmenselijk teken in hoge mate en met het scherpste zwaard over hen geslagen worden! Ik wilde dat het te verhinderen was!
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Het vuur zou echter zonder de lucht niet kunnen bestaan en de lucht zou zonder het vuur niet geproduceerd kunnen worden. Het vuur is derhalve ook lucht en de lucht is ook vuur: want de vlam is in werkelijkheid ook alleen maar lucht waarvan de geesten uiterst actief zijn, en de lucht is op zichzelf ook puur vuur, maar de geesten waaruit zij bestaat bevinden zich in rusttoestand. Zodoende is het nu gemakkelijk te begrijpen dat in de grond van de zaak vuur en lucht één zijn. Maar zolang de luchtgeesten niet tot een bepaalde graad geactiveerd worden, blijft de lucht steeds maar lucht, en er is daarom tussen de geactiveerde vuurlucht, zijnde vuur, en de nog rustige eigenlijke lucht een groot verschil.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] En kijk, precies dezelfde omstandigheden vinden jullie in de zon. Binnen in haar bevindt zich een geweldig vuur, waarvan de lichtkracht de lichtsterkte van de uitwendige lichtatmosfeer onnoemelijk veel malen overtreft. Uit dit licht ontwikkelt zich voortdurend de zuiverste zonnelucht, en deze lucht wordt zelf aan de oppervlakte van de zon vuur en licht, echter in mindere mate dan het vuur en het overweldigende licht ervan in het machtige centrum van de zon. Maar de buitenste zonlichtatmosfeer is derhalve in wezen toch geheel gelijk aan het vuur in het centrum van de grote zon! Zodra zij even sterk geactiveerd wordt, zal zij ook geheel gelijk zijn aan het inwendige vuur.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Wat echter voor de ruimte geldt, geldt ook voor de daarin aanwezige kracht; ook deze moet noodzakelijkerwijs van zichzelf waarnemen dat zij bestaat, omdat zij er anders onmogelijk zou kunnen zijn. Kortom deze dingen hangen zo nauw met elkaar samen en zijn dermate inherent aan zichzelf, dat het een er zonder het ander helemaal niet kan zijn! Maar omdat al deze zaken immers oorspronkelijk en volmaakt kenmerken van Uw eigen geestelijke oerbestaan Zelf zijn, zijn zij dus volgens Uw geest nooit of te nimmer weg te denken!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Ja, als ik deze periode nummer één geef, zal zij met één vermeerderd kunnen worden, en dat zal in de toekomstige aeonen of eeuwigheden van tijden beslist steeds met één en één en één verder vermeerderd kunnen worden; maar als het getal op zich al eindeloos is, is een vermeerdering daarvan niet meer denkbaar' De nieuwe scheppingen tellen op zichzelf nog wel mee, -maar bij het aantal der voorscheppingen totaal niet!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ik zou Mij echter ook op dezelfde wijze kunnen mee activeren, maar dan was het met jullie gedaan, net zoals het met alle om deze zon cirkelende hemellichamen gedaan zou zijn, zodra de uitstralende lichtatmosfeer van de zon de kracht zou aannemen van het vuur en het licht van het binnenste van de zon. De kracht daarvan zou alle geesten in de uitgestrekte scheppingsruimte dermate activeren, dat deze ogenblikkelijk veranderen zou in een oneindige, kolossale vuurzee die in eenmaal alle materie zou oplossen! Wel, het binnenste van de zonnematerie is natuurlijk zo ingericht, dat het dit vuur kan verdragen, en de steeds maar voortdurend daarop stromende, geweldige waterstroom van de voortdurende kringloop -zoals bij de mens de bloedsomloop -geven het vuur voortdurend werk om de lucht te ontbinden en opnieuw te vormen en daaruit weer water te vormen, en het kan daarom het eigenlijke zonnelichaam niet aantasten; en ook al worden daarvan ook steeds delen opgelost, dan zorgt het toestromende water weldra weer voor nieuwe. Alles moet dus steeds ordelijk blijven verlopen.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ja, jullie zullen eeuwig steeds maar door nieuwe wonderen Ieren kennen en daarmee om Ieren gaan, maar het einde daarvan toch eeuwig nooit en nimmer bereiken, -hetgeen jullie jezelf gemakkelijk kunnen verklaren als je erover nadenkt, of het mogelijk zou zijn zo lang door te tellen tot je aan het eind van de getallen komt! Daar Ik echter geestelijk van eeuwigheid eeuwigdurend als één en dezelfde God besta, denk, wil en handel, en werkzaam ben door Mijn liefde en wijsheid, die altijd dezelfde blijven, en die zichzelf na iedere scheppingsperiode, doordat het werk voor alle toekomstige eeuwigheden volmaakt gelukt is, natuurlijk ook volmaakter en nog zuiverder gelukkig moeten voelen, dan kunnen jullie die verstandiger zijn wel op je vingers natellen, dat Ik, zoals de Vader nu in Mij en uit Mij spreekt, tot aan de huidige scheppingsperiode zeker niet in het een of andere oneindigheidspunt in de eeuwige ruimte een soort winterslaap heb gehouden! Laat een scheppingsperiode vanaf haar oerbegin tot aan de complete, uiteindelijke geestelijke voleinding duizendmaal duizenden aeonenmaal aeonen van duizendjarige cycli duren, dan is zo'n scheppingsperiode toch niets vergeleken bij Mijn eeuwige bestaan, en haar expansiegrootte die jullie onmetelijk vinden, is wat ruimte betreft niets in de oneindige ruimte!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Om dat echter te bereiken, hulde Ik, de oneindige, eeuwige God, het voornaamste centrum van Mijn goddelijke wezen in het vlees, om Mij aan jullie, Mijn kinderen, als zichtbare en tastbare Vader te presenteren en jullie Zelf door Mijn hoogst eigen mond en hart de ware, goddelijke liefde, wijsheid en kracht te leren, waardoor jullie dan, gelijk aan Mij, niet alleen over alle wezens van deze tegenwoordige scheppingsperiode moeten en zullen heersen, maar ook over die van de voorafgaande en alle nog komende.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] In Mij bevindt zich weliswaar het brandpunt van deze enige en eeuwig onveranderlijke geest, maar dat vormt wel een eenheid met zijn oneindig grote, de gehele oneindigheid vullende, vrije levensether, die bij Mij via het voornaamste levensbrandpunt steeds met alles wat hij bevat ten nauwste verbonden is. Deze vrije levensether van Mij doordringt en omvat echter alles in de gehele, eeuwige oneindigheid en ziet, hoort, voelt, denkt, wil en werkt overal op een en dezelfde wijze.
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Tot een bepaalde afstand kan jouw ziel dat ook, en het zou iemand moeilijk vallen in jouw omgeving kwade gedachten in zich op te laten komen zonder dat jij dat meteen merkt. Zoals jij dat echter kunt met de krachtige, uitstralende levenssfeer van je ziel, die daarmee steeds direkt in verbinding staat en zodoende je heldere ik tot ver buiten jezelf reikt, -zo is het ook bij de vrije levensether van Mijn geest, alleen met het verschil dat de uitstralende levenssfeer van jouw ziel slechts tot een bepaalde ruimte beperkt is omdat zij als materie vanwege de ongelijksoortigheid van de vreemde elementen die zij op haar weg ontmoet, niet verder kan reiken.
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Na een dag of veertien kwam ik weer op dezelfde plaats, omdat ik het gevoel had, dat zich daar nu een hele familie civetkatten ophield. Ik liep er snel zo geruisloos mogelijk naar toe en vond zeven civetkatten op een zandbank, die daar wat stoeiden en met elkaar rondscharrelden en elkaar plaagden. Dit keer nam ik echter ook mijn dienaar mee, omdat hij erg goed met veel soorten dieren kon spreken.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Tenslotte kunnen jullie nog een derde zuiver geestelijke eigenschap in jezelf bespeuren, als je daar echt aandacht voor zou hebben! Deze eigenschap bestaat hierin, dat jullie je iets, ook al is het nog zo groot, opeens in al zijn delen compleet kunnen voorstellen en met één blik een geheel zonnengebied kunnen overzien. De ziel moet met haar zintuiglijke waarnemingsvermogen een zaak van alle kanten langzaam en langdurig bekijken, betasten en beluisteren en moet het ontleden, om zich pas na verloop van tijd een voorstelling van het geheel te kunnen maken. De geest vliegt echter zowel uit als inwendig in een nauwelijks denkbaar, snelogenblik om een gehele centrale zon, en net zo snel ook om een onnoemelijk aantal van zulke zonnen en al hun planeten; en hoe machtiger de geest is door de orde waarin de ziel verkeert, des te helderder en duidelijker is ook zijn over en inzicht van de grootste en eindeloos gecompliceerde aangelegenheden van de schepping.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ook al zijn dan, door de inwoning in de zielen, delen van de algemene geest van elkaar afgezonderd, toch vormen zij steeds een volmaakte eenheid met de algeest, zodra zij de ziel tengevolge van de hiervoor vereiste wedergeboorte van de geest, geheel doordringen. Hun individualiteit blijft echter volkomen gehandhaafd, omdat zij, doordat zij levensbrandpunten zijn in de ziel met haar menselijke vorm, ook diezelfde vorm bezitten en daardoor met hun ziel, die eigenlijk hun lichaam is, als geesten die alles op dezelfde wijze zien en voelen ook noodzakelijkerwijs dat voelen en uiterst helder waarnemen wat er allemaal strikt persoonlijk in de hun omsluitende zielen aanwezig is. En om diezelfde reden kan dan ook een ziel zodra die door haar geest geheel en al vervuld is, ook alles zien, voelen, horen, denken en willen, omdat zij op die wijze dan volledig één is met haar geest.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)