Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 173 van 1490

...  161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186  ...
[2] MATHAËL zegt glimlachend: "Helemaal mets; denk Ik, want deze orthodoxe zijn te veel door de wol geverfd en vinden overal wel een gaatje om te ontsnappen! Kortom, als men deze mensen in een hoek wil drijven, heeft men méér dan alleen menselijke kracht en menselijk verstand nodig! Ik acht mijzelf in staat om honderden Grieken en Romeinen in één dag te genezen van hun domheld, want wat Ik hun bij zal brengen zal nieuw voor hen zijn en zij zullen het zelfs heel dankbaar en graag aanvaarden. Maar déze mensen kun je niets nieuws vertellen. Meestal zijn zij ingewijd in alle kennis en weten hun verhaal zo geraffineerd te brengen, dat daar heel moeilijk wat tegen in te brengen valt.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik denk dan ook dat de Heer zich daarom wat op de achtergrond houdt, omdat Hij al van tevoren heeft gezien dat met deze Zeloten slecht te onderhandelen en te praten is! En daarom is mijn opvatting ook, dat de aanklagers en getuigen uit de stad met hun mededelingen net zo min wat zullen bereiken als wij."
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Deze en soortgelijke lessen brachten het volk meteen tot bezinning. Ook de meer gegoede Joden probeerde men dat bij te brengen, maar dat was verloren moeite. Deze kalveren van God uitten integendeel nog bedreigingen en beschuldigden het heidendom ervan dat het de oorzaak was van het komende kwaad!
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Dat leidde al gauw tot handtastelijkheden. De Grieken en Romeinen staken bij de domme Joden toen een jongste gericht boven hun hoofden aan en eisten van de priesters de teruggave van de offers die tijdens deze benarde toestand op zeer onrechtvaardige wijze waren afgeperst. Toen men aan een heel bescheiden verzoek niet wilde voldoen, gebruikte men geweld, vooral tegen de Joodse priesters, die zich daarna terugtrokken voor het geweld en zich in de rook van de op alle Joodse hoeken brandende stad uit de voeten maakten.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] De wijze, Romeinse stadsbestuurder had daarop meteen nog heel belangrijke, uitgebreide inlichtingen ingewonnen over de Joodse, priesterlijke, orthodoxe spitsboeven en het volk vervolgens aangetoond, dat zij de enige oorzaak waren van deze verwoestende catastrofe. Toen begonnen wij pas met de opstand tegen alles wat Jood was en dat is intussen een afschuwelijk bedrijf geworden, want de Joden worden nu stuk voor stuk vermoord en in de stad stroomt al haast meer bloed dan melk en wijn.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De BOODSCHAPPER antwoordt wat verlegen door de onverwachte aanwezigheid van de opperstadhouder: "Vereerde en almachtige heer der heren! Het zit eenvoudigweg zo: Gisteren verlichtte de zon, of een andere lichtbron, de avond ongeveer een paar uur langer dan normaal het geval is, waarna deze echter plotseling van het firmament verdween -een weliswaar zeldzaam, maar toch geen nieuw verschijnsel op deze grote en uitgestrekte aarde -.Toen begonnen de Joodse priesters, die dat net zo goed als wij op grond van menselijke ervaringen en kennis begrepen, in plaats van hun gelovigen klare wijn te schenken, dit blinde, bijgelovige volk te vertellen dat, wat nu plaats vond, volgens hun mystieke profetenboeken te maken had met een reusachtig strafgericht van God. Daardoor ontstond er een vreselijk gehuil bij de domme Joden. Zij bezwoeren hun priesters, die zij beschouwden als hun vrienden en dienaren Gods, bij God tot elke prijs gedaan te krijgen dat Hij Zijn straffende rechterhand genadig terug zou trekken.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Ik heb de indruk, dat daar onder de grote cipres die ontsnapte, Joodse priesters staan! Nou, goeie dag, die zal het straks slecht vergaan als ze niet ogenblikkelijk het hazenpad kiezen, wat ik die grote schurken zeker niet zal aanraden! Met deze werpspies die men mij, in de mening dat ik een Jood was, heeft nageworpen toen ik hierheen vluchtte, maar die mij gelukkig niet trof, zal ik er zelf nog een paar neersteken! De twee ruiters ontmoette ik aan de stadspoort en zij zullen wel moeite hebben om bij de stadsbestuurder te komen! Heer der heren, nu weet u alles, en wat ik u vertelde, is de zuivere, naakte waarheid, waar ik met mijn leven borg voor sta!"
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] De BOODSCHAPPER zegt, nu wat moediger dan eerst: "Heer der heren, de nood bracht mij ertoe! Ikzelf, een burger van de stad, ben bij deze gelegenheid, omdat het vuur tenslotte geen verschil meer maakte tussen onze huizen en de Joodse, mijn hele hebben en houden kwijtgeraakt en ik ben nu een bedelaar. Deze mantel, die nu uit nood mijn lichaam bedekt, trok ik van het lijf van een gedode Jood en gooide hem over mijn schouders, anders zou ik naakt zijn geweest, net als mijn vrouw en mijn drie al tamelijk volwassen dochters die zich nu alle vier onder een grote, linnen doek achter het huis van deze oude Marcus bevinden.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik riep echter eventueel hier aanwezige Joden uit de stad op om te vluchten, zodat ze op de loop zouden gaan en ik ze daardoor gemakkelijker zou kunnen herkennen. Dan kon ik mij naar hartelust met deze scherpe spies op deze eersteklas spitsboeven wreken. Als ze zouden vluchten, konden ze slechts over zee verder komen, want voor het overige zijn al door de bestuurder vanuit de stad overal wachten uitgezet die de spitsboeven zouden opvangen en dan kon het wel eens helemaal niet zo goed met hen gaan!
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Dan wendt CYRENIUS zich tot Mathaël en zegt: "Wel, wat vind je van het bericht van deze boodschapper?! Toch zal ik eerst nog de stadsbestuurder afwachten en dan ben ik erg nieuwsgierig te horen wat deze orthodoxe -- daar tegenin te brengen hebben."
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Nauwelijks hadden de Joodse, priesterlijke spitsboeven dat gezegd, of er kwam al letterlijk een wolkbreuk van gevraagde offers! Dat zagen ónze priesters, die eveneens niet op hun achterhoofd gevallen zijn en zij gingen op zoek, of zij hun volk met een handige zet óók niet konden bewegen tot zulke royale offers. Ook zij vonden in de oude leer der goden iets dat hen goede diensten verleende om te laten offeren. Zij lieten Apollo verliefd worden op de een of andere nieuwe Daphne en met haar een onderonsje hebben. Dat had zijn vijand, Pluto, meteen in de gaten en die stal intussen de zon, waardoor Gea, Apollo en zijn nieuwe schone zich meteen in de vreselijkste narigheid bevonden! Dat daaruit een afschuwelijke godenoorlog moest ontstaan kon iedere Griek en Romein wel begrijpen! Misschien, als de machtige Zeus eens goed benaderd werd met offers en smeekbeden, dat hij dan deze gevaarlijke situatie nog kon bijleggen! Dit idee bracht ónze priesters ook behoorlijk wat op, maar lang niet zoveel als het goddelijke gericht dat door de Jóódse priesters aan hun schapen werd verkondigd.
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Helena roept meteen een van haar dienaressen en beveelt haar iets passends te halen. De dienares gaat direkt in een tent van Ouran en brengt vier mooie hemden en vier kostbare, Griekse vrouwenrokken. Als zij daarmee bij HELENA komt, zegt deze: "Laat de boodschapper je naar zijn vrouwen dochters brengen, kleed hen en breng hen hier aan deze tafel!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Daarop beval Cyrenius zijn dienaren direkt een prachtig Romeins erekleed te voorschijn te halen, dat bestond uit een schitterend geplooid hemd van byssus (* Byssus was in de oudheid een fijn weefsel. Het werd in de tijd van de Farao's ook gebruikt voor het omwikkelen van de Egyptische mummies.), dat tot aan de knie reikte, dan een toga, die met goud was afgebiesd en gemaakt van een weefsel van prachtig blauw gekleurde, Indische zijde, vervolgens een kostbare, Romeinse voetbekleding en tenslotte een voorname, Egyptische turban, versierd met veren en een waardevolle broche van smaragd. Bovendien liet Cyrenius de boodschapper nog zes kostelijke onderhemden en honderd pond zilver geven. Natuurlijk was de man daardoor buiten zichzelf van vreugde en hij wist nauwelijks hoe hij moest beginnen om Cyrenius voor al deze weldaden te bedanken.
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] HERME zegt: "Ik wil het, en aan een krijgslist heeft het mij nooit ontbroken! Maar deze mensen zijn nog te sluw voor de furiën, laat staan voor ons tijdens een wettige rechtszaak! Om deze mensen te kunnen vangen, moet alleen maar datgene gebruikt worden wat betrouwbare getuigen over hen verklaren, want als men hen ook aan het woord laat wordt men in de war gebracht, houdt hen uiteindelijk nog voor onschuldig en geeft hun waarom ze vragen. Daarom stel ik voor, deze voorname spitsboeven gezamenlijk op te pakken en als voer voor de vissen in zee te werpen, zodat geen haan meer naar ze kan kraaien! Als rechter heeft men dan ieder recht voldoende zijn loop gelaten! Als zich ergens tijgers, hyena 's en wolven voordoen, waardoor de mensheid veel angst en verlies lijdt, moet men dan soms deze beesten vooraf nog netjes een verhoor afnemen?! Nee, zeg ik! Hun schadelijkheid is te duidelijk, daarom weg met hen als zij te gevaarlijk voor de menselijke maatschappij dreigen te worden! Heer der heren! Deze mensen zijn Proteussen, die onmogelijk te vangen zijn! Hoe meer wij ons inspannen om ze langs politieke weg te vangen, des te meer zullen wij zelf door hen gevangen worden! Ik ken ze, ook al ben ik een Griek! -Maar, genadige heer der heren, sta mij nu nog één vraag toe!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] CYRENIUS zegt: "Vriend Herme, wat die man betreft, zeg ik je voorshands alleen maar dat Hij onder ons mensen zeg maar een God is! Voorlopig is Hij slechts een geneesheer uit Nazareth, -maar wat voor geneesheer! Zo een heeft deze aarde nog nooit gedragen! Al het andere zul je later wel ondervinden! -Maar nu gaan we beginnen en zeg jij in het vervolg niet meer 'Heer der heren' maar 'vriend en broeder' tegen mij!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186  ...