Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 173 van 1037

...  161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186  ...
[11] IK zeg: "Laad eerst jullie kamelen af, breng ze op de wei bij de zee opdat zij hun zeer noodzakelijke rust nemen, om jullie dan gemakkelijker weer naar jullie land te kunnen brengen; want de weg terug is niets korter dan hierheen naar ons! Doe dat en kom dan terug; dan zal meteen duidelijk worden hoeveel licht jullie allen tesamen kunnen verdragen! "
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Daarop stuurt hij zijn kameel weer naar zijn metgezellen en brengt hun Mijn wens over. Meteen liggen de kamelen op de knieën en hun berijders stijgen af. Dan gaan deze goed afgerichte dieren weer staan en worden naar de wei aan de zee gebracht waar zij beginnen te grazen en zich daarbij behaaglijk goed laten. verzorgen. Tien negers krijgen opdracht om op de kamelen te passen, het overige deel keert echter meteen met de aanvoerder naar Mij terug.
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Als zij bij Mij komen, vraag Ik de AANVOERDER eerst naar zijn naam, en hij zegt.: "Mijn naam is gelijk aan wat ik ben; in onze taal luidt hij Ou bratou vishar. Bij ons heeft niemand een naam behalve die van zijn beroep; verder heten wij allemaal Slouvi."
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Zo toegerust probeerden wij dan, zoals reeds gezegd tien jaar of tien regentijden geleden, stroomafwaarts een tocht te ondernemen. Enige dagen kwamen wij zonder moeilijkheden heel gemakkelijk vooruit, maar op de derde dag hoorden wij reeds in de verte een geweldig donderend geluid. Wij versnelden onze pas en bereikten binnen de tijd waarin men duizend stenen zou kunnen tellen, de eerste waterval van de Nijl. Wij zagen vrijwel geen mogelijkheid om verder te komen. Een van onze moedigste klimmers beklom een hoge rots om te ontdekken hoe het met de omgeving gesteld was. Toen hij weer bij ons terug was, beschreef hij mij een weg, die weliswaar ver naar links van de Nijl afboog, maar heel in de verte weer bij de Nijl kwam. Ik besloot daarop deze weg te volgen. Aan rotsen en andere onherbergzaamheden had deze omweg werkelijk geen gebrek. Pas op de avond van deze dag bereikten wij in een moordende hitte eindelijk een met veel palmen en papyrusbomen begroeide weide, met in het midden een zeer rijke bron die onze kudden en ons heel goed van pas kwam. Hier namen wij een volle dag rust.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Op de tweede dag braken wij bij het eerste ochtend schemeren op en zetten onze reis voort. Bij zonsopgang bereikten wij weer de Nijl en een brede weg, zoals wij die nog nooit eerder gezien hadden, waarop wij in een halve dag in de buurt van die stad kwamen waarover ons onze voorouders veel wisten te verhalen. Ongeveer tweeduizend pas voor de stad sloegen wij ons kamp op; ik en mijn dienaar reden echter naar de stad om toestemming te vragen in de omgeving van de stad met onze noodzakelijke kudden te mogen bivakkeren.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Toen lieten deze nieuwsgierigen een oude grijsaard naar mij komen en die ondervroeg mij grondig over allerlei zaken, ging tenslotte zelfs naar ons kamp en maakte daar pas aan ons bekend, dat hij de hoogste priester van deze stad was en tevens een door Rome aangesteld bestuurder van deze stad en de wijde omtrek. Ik schonk hem meteen zeven van de mooiste koeien en twee stieren en twintig van onze schapen met de fijnste wol.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Kom jij nu met je dienaar te voet met mij naar de stad naar mijn huis, waar ik je alle verdere aanwijzingen zal geven over hoe jij en je gezellen je hier moet gedragen. Ook zal ik jullie voor je kudden de juiste plaats wijzen, waarop jullie als vreemdelingen een vol jaar mogen blijven zonder door iemand lastig gevallen te worden. Maar jij en je dienaar zullen bij mij wonen opdat ik je in veel zaken onderricht kan geven. ,
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Ik zei: 'Beste overste! U vindt het toch wel goed dat wij het geschenk dat u uit mijn hand genadig hebt aanvaard, mee naar de stad voeren?'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Toen zei de werkelijk goede overste heel vriendelijk: 'Niet nu, maar pas over drie dagen als jullie een andere weide betrokken hebben! Maar daar moeten jullie net als wij schoeisel dragen, want 's nachts kruipen hier veel kleine insekten en wormpjes door de grasbodem, die overal zanderig is, naar boven, en die kruipen onder de teennagels en veroorzaken na verloop van tijd veel pijn. In mijn huis zal ik jullie daarmee wel zo goed mogelijk voorzien, want ik heb veel knechten, dienaren en slaven.'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Wij, ik en mijn dienaar, gingen toen met de overste naar de grote stad. Na ongeveer vierduizend pas kwamen we in de stad op een groot plein dat omringd was door de prachtigste gebouwen, die uit blokvormige stenen waren opgetrokken. Een aantal van deze grote gebouwen was reeds behoorlijk beschadigd, maar vele waren nog in goede staat. Eén gebouw bestond uit louter zuilen en binnen de uitgestrekte zuilengangen waren enorm grote beelden in allerlei soorten en vormen zichtbaar; ook waren de zuilen voorzien van allerlei tekens en letters, die de overste mij later meermalen uitlegde. Naast deze zuilenhal stond een enorm groot paleis waar een drukte van belang heerste.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Toen zei de overste: 'Kijk, dat is mijn woonhuis; kom nu naar binnen en bekijk alles wat daar binnen is! "'
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (OUBRATOUVISHAR:)(De overste) "Maar laten we nu naar buiten gaan naar de plaats die ik jullie zal aanwijzen om er te wonen! Tevens zal ik echter, ter bescherming van jullie tijdens de gehele duur van je verblijf hier, een wacht meegeven, die dit slechte volk bij jullie vandaan zal houden; want dat zou zonder enig bezwaar jullie zowel fysiek als moreel door en door bederven. Ik vraag je helemaal niet of je mij helemaal begrepen hebt, want ik weet dat je mij goed begrepen hebt en mij verder nog beter zult begrijpen!"
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] AI gauw na ons kwamen ook mijn metgezellen met de talrijke kudden en kamelen. Toen zij bij de weide kwamen, wachtten zij niet tot het ongedierte mogelijkerwijs voor ons en onze kudden zou wegtrekken, maar zij namen meteen zonder de minste aarzeling volledig bezit van de weide en haar vruchten liepen direkt heen en weer over het grote terrein van de weide, en al het ongedierte verdween zo snel naar de Nijl, dat de oppervlakte ervan er ongeveer een half uur lang helemaal mee bedekt was; ook vier Nijldraken namen haastig voor mijn metgezellen en mijn kudden de vlucht.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De bewakers keken begerig naar de voorheen onbereikbare, prachtige dadels, vijgen en pomeransen en ook naar de prachtigste Roscize ( vruchten van de Johannesbroodboom), die daar gewoonlijk als voer voor de kamelen gebruikt worden.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (OUBRATOUVISHAR:) " 'Behoud daarom jullie grote en oorspronkelijke natuurlijke reinheid en verlang nooit naar zo'n miserabele cultivering van het land! Bouw vooral geen steden! Blijf in jullie eenvoudige hutten en jullie kunnen gedurende alle tijden der tijden het gelukkigste volk van de aarde zijn, vooral als jullie in de juiste kennis van de ene en eeuwig ware God blijven, Hem alleen eren en liefhebben! Ook al kunnen jullie Hem niet zien, dan ziet Hij jullie toch en Hij zal jullie steeds die kracht geven, die nodig is om ieder element dat de mens vijandig is, weg te houden. Volgens de oorspronkelijke natuurwetten is de mens heer over alles wat op, onder en boven de aarde is, leeft en ademt.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186  ...