17481 resultaten - Pagina 174 van 1166
... 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 ...
[7] IK zeg: "Ik heb gisteren, zowel tegen jullie als tegen Marcus, al gezegd dat Ik dat tijdens Mijn verblijf hier wel nader uit zal leggen, wacht daarom tot dat moment aangebroken is, dan zal het jullie wel voldoende duidelijk worden! Maar ga nu liever Marcus helpen om zijn gevangen vis aan de oever te brengen, want hij ging vandaag al vroeg aan het werk en Ik heb zijn werk gezegend. Ga daarom en help hem om de vele en goede vissen aan land te brengen en in zijn vishouders over te brengen!"Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ik had vanmorgen het treknet uitgezet, dat een lengte van honderdvijftig el heeft en een gemeten diepte van zeven el, en zie daar, alle delen van het net zaten vol met de heerlijkste en kostelijkste vissen! En nu zijn mijn tien tamelijk grote vishouders boordevol vissen, die wij vandaag met de eerste en enige trek aan land hebben gebracht! Als U dat wilt, laat ik er meteen een aantal klaarmaken voor het morgenmaal, mijn vrouw is daar volleerd in!"
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De oude MARCUS zegt: "Dat kan best, want zo braaf als mijn zoons overigens zijn, ze hebben toch de kwaal om graag te praten, waardoor ze al menig onheil hebben veroorzaakt. Ik zal meteen naar beneden gaan en het aan hen vragen. "
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] MARCUS antwoordt: "Dat was een heel sluw Romeins masker om vermomd als oerdomme kerel zonder moeite achter al jullie kwade listen, streken en schanddaden te komen! Maar ik sta er toch voor in dat ik Mozes en alle profeten beter begrijp dan jullie, -hoewel ik daadwerkelijk een Romein, maar in mijn hart reeds lang een echte Jood ben!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] MARCUS zegt: "Ja, ja, zoals ik gisteren al zei: "Dit gebroed is tot iedere denkbare misdaad in staat! U moet zich daarom zo lang als maar mogelijk is in acht nemen voor de zogenaamde stad van God, want die zal U doden, tenzij U daartegen al Uw voorzichtigheid en goddelijke almacht in 't geweer brengt; want de dienaren van de tempel ken ik uit en inwendig! Wie het waagt hun leer, die al lang een leer van de boze geest is, aan te pakken, moet tegen de totale hel vechten. Hun vriendschap is onheil en hun vloek is de dood. Het leven van een mens staat voor hen gelijk met het leven van een mug, waar geen mens op let omdat dat te onbeduidend is."
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen wij buiten kwamen zei SIMON Juda: "Heer, ik heb weliswaar een aardig tijdje geslapen, maar het verhaal van onze gastheer Marcus gaat mij niet uit mijn gedachten. Nee, dat is ongehoord! Zoiets is nog nooit vertoond! Waarlijk, soms kan zelfs ik Uw geduld en lankmoedigheid niet begrijpen! Als ik bedenk dat U zo vaak tegenover ons, die toch zo verknocht aan U zijn als de haren aan ons lichaam, zo kort aangebonden bent. Voordat men er erg in heeft straft U een van ons met een woord of een blik, zodat iemand het later niet licht weer waagt U iets hardop te vragen. Maar zulke gruweldaden kunt U heel rustig enige honderden jaren aanzien, en ze storen U niet! Waar één van ons totaal uit zijn vel zou kunnen springen, kunt U heel geduldig toezien, maar waar óns oog en hart weinig of niets ziet of vindt, dáár bent U er helemaal bij, en doet U of het heil van de gehele schepping er van afhangt!
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Toen met krachtige hulp van de leerlingen de vissen allemaal binnen gebracht waren, kwam Marcus naar Mij toe, terwijl Ik op een prettige en gemakkelijke zodenbank zat. Hij zei nog helemaal nat van het zweet: "Heer en Meester! U kunt nu zeggen wat U wilt, maar ik houd toch vol dat U van deze nooit eerder meegemaakte heerlijke en rijke visvangst van vandaag net zo goed de oorzaak bent, als van mijn vijftig zakken, die gisteravond met de heerlijkste wijn gevuld werden. Daarom ben ik meteen zo vlug mogelijk hierheen gekomen om U vóór alles innig te danken. Dus dank ik U, o Heer en Meester, met een ontroerd en van dank vervuld hart voor al de reusachtige en wonderbaarlijke weldaden die U mij en de mijnen in zo'n overvloedige mate ten deel heeft laten vallen!
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Daarop zegt MARCUS: "Heer, een plaatsje zoals U dat wenst bevindt zich een paar honderd passen boven mijn hut, ongeveer boven de grot waar mijn hut tegenaan leunt. Het behoort nog bij mijn spaarzame bezittingen. Op de top van de heuvel staat een oude schaduwrijke kastanjeboom, waaromheen ik een ruime grasbank heb aangelegd. Vanaf deze bank geniet men het mooiste uitzicht over de gehele wijde omgeving. Men kijkt uit over heel Caesarea Philippi en over de zee zover het oog reikt. Op heel heldere dagen ziet men gemakkelijk tot aan Genezareth en nog verder naar Kis, en er zijn er zelfs die zeggen Sibarah gezien te hebben, maar daar zijn mijn ogen te zwak voor en ik kan die plaats niet onderscheiden, - maar omhoog naar Gadarena en nog een heleboel andere plaatsen kan ik goed zien."
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] MARCUS zegt,: "Marcus was nooit een Jood, maar een geboren Romein, die Mars zo'n dertig jaar met zwaard, helm en schild heeft gediend. Maar deze Marcus werd gedurende een proeftijd van drie jaar een onbesneden Jood. Hij is echter weer volledig Romein geworden en zal ook als zodanig sterven! Hij zag namelijk, behalve de verheven Godsleer van de Joden, maar al te gauw wat voor eerloze, heimelijk hun God en hun leer met de voeten tredende, en de arme mensheid bij iedere gelegenheid bedriegende, slechte en gewetenloze huichelaars de priesters van deze verheven godsdienst zijn. Hij zag ook dat zij hun God uiterlijk wel dienen voor het blinde volk, maar dat ze hun harten begraven hebben in de diepste diepte der hel en daardoor ook in staat zijn om gewetenloos een schandelijke handel te drijven met het bloed van onschuldige Samaritaanse kinderen! Neem nu je buit maar mee en ga daarmee naar huis! Ik geef hem jullie alleen maar omdat ik kort geleden nog drie jaar lang een onbesneden Jood was!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Zo zal het gebeuren en daardoor zal Mijn voorspelling ten volle vervuld worden.
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "Maak je daar maar geen zorgen over! Ik zeg je: Als hij zal horen dat Ik hier kennelijk ben, zal hij geen tien tellen wachten met het besluit om hierheen te komen, en dan kun je je pas voorstellen wat de heerlijkheid van God is! Want weet dat Cyrenius Mij al Mijn leven lang kent!"
Hoofdstuk 183: Cyrenius wordt aangekondigd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] CYRENIUS zegt: "Dat klinkt heel goed, en het verblijdt mij zeker nog meer dan jou, dat ik jou, een van mijn oudste krijgsmakkers, zo gelukkig aantref; maar breng me nu naar jouw wonderbaarlijke gast! Voornamelijk voor hem ben ik uit de stad naar je toegekomen, want ik vermoed naar aanleiding van het bericht van de bode, dat jouw wondergast de goddelijke Jezus uit Nazareth is. Hem kan ik in der eeuwigheid niet genoeg danken voor de reusachtige weldaden, die Hij mij geestelijk en lichamelijk heeft bewezen. Breng me daarom maar meteen naar Hem toe!"
Hoofdstuk 184: Weerzien met Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Vriend en broeder, kom en ga rechts van Mij zitten en laat je gevolg ook gaan zitten daar aan de andere tafel onder de vijgeboom! Het middagmaal zal meteen opgediend worden, dat Ik voor jou en je gevolg al van te voren besteld heb, want Ik weet dat jullie vandaag nog maar weinig gegeten hebben. - Maar hoe gaat het nu met Mijn Josoë, en kan hij nogal al opschieten met zijn engel die zo nu en dan bij hem komt?"
Hoofdstuk 184: Weerzien met Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË zegt: "O ja, Heer der oneindigheid, U begrijp ik gemakkelijker dan mijn geestelijke leraar! Maar als hij mij zegt dat toorn en liefde eigenlijk een zijn, dan komt bij mij het bovenste onder en het onderste boven, en ook als hij zegt dat ook hemel en hel eigenlijk een zijn! Laat dat maar begrijpen, wie dat wil, maar voor mijn verstand is dat een heel grote tegenstrijdigheid!"
Hoofdstuk 185: De leermethode van de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] JOSOË zegt: "Ja, Heer, nu begrijp ik helemaal wat ik aan mijn geestelijk leraar uit Sichar heb, en ik begin nu ook een grote liefde voor hem te voelen!"
Hoofdstuk 185: De leermethode van de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)