Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 174 van 1490

...  162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187  ...
[3] HERME zegt: "Uitstekend, ik houd mij aan iedere opdracht en voor deze zou ik wel van dank willen sterven uit hoogste achting en liefde voor u! Maar, geëerde vriend, zeg mij vooraf nog wie toch die bijzonder mooie jongeman bij de geneesheer is! Is dat soms zijn zoon en het meisje zijn dochter?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Na deze woorden laat Cyrenius de overste der Farizeeën weer komen en vraagt hem of hij de boodschapper kent.
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] CYRENIUS zegt: "Deze Herme is echter jullie belangrijkste aanklager en hij heeft mij nu voor de tweede keer maar al te duidelijk datgene bevestigd, wat eerder een geloofwaardig getuige over jullie heeft verklaard! Dat is voor mij reden om u te beschouwen als erge en gemene misdadigers, terwijl u daarbij nog de schandalige brutaliteit bezit, mij schadevergoeding te vragen omdat u door uw eigen kwade hebzucht verachtelijke en geraffineerde moordenaars en brandstichters bent geworden! -Wat heeft u daarop te zeggen?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De OVERSTE zegt: "Waarmee kunt u ons ervan overtuigen dat deze door u genoemde wijzen onze vrienden en niet onze vijanden zijn, en of ze ten opzichte van ons geen misbruik van hun wijsheid zullen maken? Want wij zijn nu eenmaal Farizeeën en als zodanig gehaat in Galiléa, omdat wij ons streng houden aan de geboden en slechts Mozes en de profeten prediken, terwijl al bijna geheel Galiléa aanhanger is van de Egyptisch-Griekse filosofie. Als daarom uw wijzen Galileeërs zijn, zullen zij hun wijsheid geen goed woord over ons laten zeggen en daarom wijzen wij vooraf al alle Galilese wijzen, die ons vijandig gezind zijn, van de hand!
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Daarbij heb ik nóg een vraag aan u! U heeft zojuist geprotesteerd tegen de Galileese wijzen en dat gaf mij de indruk, dat u misschien nog een andere reden hebt dan alleen maar de Griekse filosofie! Er moet toch in Nazareth een man zijn opgestaan die grote, zeer wonderbaarlijke dingen doet, de mensen een nieuw geloof leert dat uit de hemel afkomstig moet zijn en de echtheid daarvan bevestigt door ongekende wonderen! -Zeg mij of u al van deze mens hebt gehoord en wat uw mening over hem is!"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] CYRENIUS, die zich duidelijk heeft opgewonden over deze uitlating, zegt: "Best, de mening die u mij nu over een man heeft gegeven, kon niet erger in uw nadeel uitvallen! Maar dit keer heeft u tenminste in zoverre de waarheid gesproken, dat u mij uw innerlijk liet zien zoals het in werkelijkheid is. Ik ken uw bedrieger maar al te goed en weet hoe het met hem staat, maar ik ken u nu ook helemaal en weet hoe het met u staat! Dat ik, niet iedereen zonder meer als betrouwbaar aanvaard zonder hem door en door te kennen, daarvan lever ik u nu het bewijs dat beslist niet te weerleggen valt!
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] HERME zegt: "Heer der heren, daar op ongeveer tien passen van deze tafel staat een man met een wonderlijk vriendelijk en tevens zeer wijs gelaat, die een meisje bij zich heeft. Het meisje, dat er erg lief en hartelijk uitziet, is met hem in gesprek en als hij wat zegt, geeft zij blijk van een onbeschrijfelijke, zalige vreugde daarover! Wie is die aardige man? Ach, wat een waardigheid straalt er gewoonweg uit zijn héle wezen! Hoe edel ziet de menselijke vorm er toch uit bij zo'n wonderheerlijke gestalte! En vrijwel iedereen kijkt naar hem! Naar zijn kleding te oordelen moet hij een Galileeër zijn! Kunt u mij iets over deze man vertellen? O goden, hoe meer ik de man bezie, hoe meer ik letterlijk verliefd op hem wordt! Ik neem het mijn vrouwen mijn drie dochters niet kwalijk als ze nauwelijks hun ogen van hem af kunnen wenden! Ik wil er wel mijn leven onder verwedden dat deze man een goed, edel en wijs mens is! Maar wie, wie, wie en wat is hij! Heer der heren, vertel mij dat en daarna gaan we meteen de spitsboeven onder handen nemen! O, die ontlopen ons in geen geval meer, we moeten echter vooral niet serieus op hun getuigenis ingaan!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] De OVERSTE zegt: Ik heb u zoëven gewezen op uw Scylla en Charybdis, maar u schijnt dat niet te hebben begrepen! Kijk, toen de zon gisteren, net als ten tijde van Jozua, ongewoon lang de avond verlichtte, viel dat veel van onze vooraanstaande geloofsgenoten op. Zij kwamen bij mij in de synagoge, vroegen mij om uitleg en vertelden mij ook dat alle Joden daardoor erg ontsteld waren. Ik legde hun zo goed mogelijk de zaak al bij het eerste bezoek uit en verklaarde hun, dat dit verschijnsel heel natuurlijk was in deze periode waarin de lengte van de dag en de nacht aan elkaar gelijk worden. Zij gingen, maar wisten het volk niet tot rust te brengen. Men meende in het oosten vallende sterren gezien te hebben en maakte de rustbrengers meteen attent op de voorspelling van Daniël. Tevens waarschuwde het volk zoiets voor hen niet verborgen te houden! Maar na een poosje verdween de zon of het lichtverschijnsel plotseling en het werd ontzettend donker! Toen was.het echter ook uit met al het tot rust manen! Nu moest en zou het einde der wereld er zijn, iedere tegenspraak van onze kant zou ons onmiddellijk het leven hebben gekost!
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Ik bezweer u bij mijn keizerlijke erewoord, dat getrouwen machtig is: er zijn hier in mijn gezelschap een aantal wijzen -niet van mijn, maar van uw geloof -, voor wie de geheimste gedachten van de mens even helder en klaar zijn als een openlijk begane daad! Als zij u op de proef zouden stellen, zou u hen dan met net zo'n onbezwaard geweten te woord staan als mij? Want van mij weet u dat het mij niet aan verstand en scherpzinnigheid, maar wel aan alwetendheid ontbreekt?! Ik heb deze mensen grondig onderzocht en bevonden dat met hen beslist niet te schertsen valt! Ik zal ook u door hen laten onderzoeken. Als alles zo is als u mij nu hebt verteld, krijgt u alles en nog veel meer dan waarom u hebt gevraagd. Als de genoemde wijzen echter iets anders over u getuigen, zal de broeder en oom van de nu op de troon zittende heerser wel heel goed weten wat hij zal doen!"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ik ben strenger dan iedere andere rechter, maar ik ben zeer rechtvaardig ten opzichte van iedereen. Als iemand tijdens het noodzakelijke onderzoek leed heeft ondergaan en zijn onschuld blijkt, tracht ik zoveel in mijn vermogen ligt het geleden leed in vreugde en geluk om te zetten, waarvoor deze nieuwe koning voor jullie als bewijs kan dienen.
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Alle orthodoxe Farizeeën zetten nu grote ogen op en EEN zegt heel zachtjes: "Nou, het is onze scherpzinnige overste weer eens gelukt! Dat is toch wel een eersteklas kameel! Nu moeten wij maar weer zien, hoe we ons uit dit lastige parket kunnen redden! Had die kameel van een overste de Nazareeër in het bijzijn van de machtige gebieder niet hemelhoog kunnen prijzen, dan zou alles er toch heel anders hebben uitgezien?! Die kameel moet toch net als wij duidelijk aan Cyrenius hebben gezien dat hij heel erg ingenomen is met die wonderdoende Nazareeër en toch trekt hij tegen de lieveling van de opperstadhouder van leer, alsof hij werkelijk God weet hoe vast overtuigd is van zijn mogelijke schanddaden, terwijl hij hem nog nooit gezien, gesproken of onderzocht heeft! Ah, deze stomme overste kunnen we beslist niet meer gebruiken! Hij moet afgezet worden! Als hij nog langer aan het woord blijft, komen we allemaal vandaag nog aan het kruis! Met de opperstadhouder valt niet te spotten!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Na deze opmerking zeggen de ANDEREN heimelijk tegen hem: "Ga jij nu en vraag de opperstadhouder om wat te mogen zeggen, maar laat die ezel van een overste geen woord meer zeggen! Misschien redden we het nog! En jij wordt onze overste als je ons hier uit deze val redt!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Geëerde gebieder, met uw scherpe verstand moet u zich toch allang ervan overtuigd hebben, dat deze overste van ons een groot rund is! Als ik of een ander van ons de inleiding had mogen houden, zou het proces allang beëindigd zijn. Geëerde gebieder, luister daarom niet meer naar hem, maar geef mij het woord!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Maar nu u zelf zo'n gunstig getuigenis over de Nazareeër geeft, terwijl u toch een zeer ontwikkeld man bent en veel ervaring heeft, die meer dan veel andere wijzen verdient geloofd te worden, kan ik en kunnen ook al deze geëerde kollega's van mij er niet omheen de Nazareeër recht te doen wedervaren.
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Dit is mijn antwoord op uw vraag, geëerde gebieder. Ik schenk klare wijn en alles is zoals ik het u nu getrouwelijk heb meegedeeld. Deze allen hier, behalve onze overste, zijn mijn getuigen en u, geëerde gebieder , wil ons genade voor recht laten wedervaren!"
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187  ...