5587 resultaten - Pagina 174 van 373
... 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 ...
[1] En Adam dankte Emmanuël met een hart dat in vuur en vlam stond voor de beloofde grote genade en liep weer achterwaarts naar de plek die hij voordien innam.Hoofdstuk 143: Het offer. Lamechs vermanende vurige woorden. Over de zachtmoedigheid en het geduld - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar Emmanuël antwoordde: "Henoch! Zie, Ik ben hongerig noch dorstig en met het offer vermag jij Mij niet te verzadigen; het voor Mij meest aangename offer is een berouwvol en boetvaardig, Mij zoekend en Mij boven alles liefhebbend hart!
Hoofdstuk 143: Het offer. Lamechs vermanende vurige woorden. Over de zachtmoedigheid en het geduld - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En Emmanuël antwoordde Henoch: "Zie, mijn geliefde Henoch, als het vuur je niet gehoorzaamt, mag je immers tevreden zijn; want het is beter een gebieder over zijn hart te zijn dan een handige vuurmaker! Zo vind Ik ook iemand aangenamer die zijn eigen hart tot Mij opheft, dan iemand die door zijn woord en door zijn vurige toespraken duizenden tot Mij heeft bekeerd, maar bij zichzelf een koud offer gebleven is waaronder geen liefdesvuur gloeit, maar alleen koude wijsheid.
Hoofdstuk 143: Het offer. Lamechs vermanende vurige woorden. Over de zachtmoedigheid en het geduld - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En Lamech erkende zijn fout, ging naar Emmanuël toe en daarna ook naar de overige vaderen en vroeg hen allen met een ontroerd hart om vergeving. En alle vaderen verheugden zich hierover en hielden bij zichzelf rekening met de ervoor geuite vurige vermaning.
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Hierna zag Emmanuël Henochs offer aan en zegende het, terwijl Hij zei: "Ik, Emmanuël Abba, schep weliswaar geen behagen in dit brandoffer, maar slechts in diegene die het met een zuiver hart voor Mij bereidde, - maar Ik zegen het toch ter gedachtenis aan een later offer dat eens wordt gebracht om alle doden en levenden op te wekken. En daarom moet het dan ook in het vervolg tot aan het einde van alle tijden der tijden bij lam en brood blijven! Amen.
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Ik geef jullie nu geen gebod meer, maar Ik maak je vrij van ieder gebod. Geboden deugen alleen voor luie knechten; en wie volgens de geboden leeft, is een dode slaaf die gericht wordt in al zijn doen en geen vrijheid heeft in zijn hart. Waar hij werkt, daar werkt hij omdat het werk hem opgedragen was; want zonder gebod zou hij nooit enige bedrijvigheid nodig gevonden hebben. Waar hij liefheeft, daar heeft hij lief omdat hem bevolen was lief te hebben; maar zijn hart ondervindt niet de noodzaak en de heiligheid van de liefde en het eeuwige leven vanuit haar, maar alleen de last van de liefde. Waarom is dat zo? Omdat hij in alle dingen een slaaf uit de modderige diepte is!
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Het hart van de vrije mens slaat vrij en zijn longen ademen vrij en geen het leven belemmerende wet stoort de levendige kringloop van zijn bloed; want de vrije liefde tot God maakt hem tot een kind van de Allerhoogste.
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Daarom zeg Ik nu tegen jullie allemaal: als je een vrij hart hebt en Mij met een vrij hart bemint, dan zijn jullie ook goden, zoals je heilige Vader dat van eeuwigheid her is, vrij vanuit Zichzelf, vanuit Zijn eigen, eeuwige, heilige kracht!
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Wat zou je Mij kunnen geven voor Mijn eeuwige Vaderliefde voor jou, Ik die van niemand iets nodig heb; zo moet jij ook in je hart zijn ten opzichte van Mij en ten opzichte van iedereen; dan zul je gelijk zijn aan Mij, levend vanuit jezelf door het vrije, juiste gebruik van Mijn vrije liefde in je en daardoor zul je evenals Ik eeuwig en onvergankelijk leven.
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Als je zo zult blijven, zal de macht van de slang ver wegblijven en er zal geen smet aan je kleven en je hart verontreinigen. Wie een slaaf van de wereld wil zijn, die moet het maar zijn; Ik heb geen gebod voor hem!
Hoofdstuk 144: Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Zie, een vader in het morgengebied - wel de rijkste aan kinderen en aan liefde tot hen - had lang toegekeken hoe zijn kinderen zich met allerlei nuttige en meer nog met schadelijke dingen bezig hielden. Daarom had deze wijze vader zich zo opgesteld dat de kinderen hem niet konden opmerken. Maar na niet al te lange tijd gespeeld te hebben begonnen de kinderen zich onbehoorlijk te gedragen, zodat er nauwelijks één overbleef die zijn hart rein hield uit liefde tot zijn niet opgemerkte vader. Voortdurend vermaande deze weliswaar met zorg al de oudere broers en zij luisterden echt wel graag naar zijn woord; maar ernaar handelen wilde niet één graag van harte.
Hoofdstuk 146: Abedams ontmoeting met de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] De kinderen namen hem wel op, maar niet met liefde, maar door bemiddeling van die ene slechts als vreemdeling; want omdat hun hart zich had veranderd in dwaasheid en werelds was geworden, waren ook hun ogen blind geworden en hun oren doof, zodat zij daardoor de vader niet konden herkennen.
Hoofdstuk 146: Abedams ontmoeting met de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En Abedam antwoordde: "O mijn geliefde naamgenoot, zie, ik ben al van oudsher een heel eigenaardig mens geweest en deze eigenaardigheid, die misschien vele duizenden zou bedroeven, maakt nu juist mijn grootste gelukzaligheid uit! En deze zonderlinge eigenschap bestaat daaruit, dat ik mij het meest gelukkig voel wanneer ik mij naast iemand bevind, bij wie ik vanuit de grond van mijn hart steeds meer mijn volkomen nietigheid en zijn alles zijn onderga, omdat ik ook geen mens onder mij, maar altijd zoveel mogelijk boven mij wil zien. En daarom is mijn devies: 'Zalig is de nederigheid des harten en de onmachtige zwakte is de grootste rijkdom van de worm!'
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En Abedam antwoordde Hem: "Ja, mijn geliefde vriend Abedam, enerzijds ben ik dat, omdat ik daardoor inzie dat jouw wil de mijne overheerst en dat bevalt mij goed; maar aan de andere kant, omdat ik deze, jou en mij welbekende heilige Vader nu boven alles liefheb, is mijn hart met het grote verlangen vervuld altijd bij Hem te zijn of toch op zijn minst voortdurend over Hem te praten, Hem te beminnen, te loven en boven alles te prijzen en als de Allerheiligste te aanbidden en dus ook, zoals bij deze gelegenheid, mij door iemand van alles over Hem te laten vertellen. En zie, op gtond van mijn grootste en meest levendige verlangen in mijn hart ben ik weer niet tevreden dat je me geen antwoord geven wilt op hetgeen ik je vraag! Op grond van jouw grondbeginsel kun je dat toch zonder enig bezwaar doen; want je kunt daardoor onmogelijk schade toebrengen aan mijn hart, maar het wel oneindig van dienst zijn. Of is niet iedere handeling en ieder woord tot onze broeders slechts dan van groot belang, indien wij voor hun harten gewerkt en tot hun harten gesproken hebben?
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] Echt waar, omdat ik mij door mijn grondbeginsel zalig voelde bij deze heilige Vader, beschouwde ik mijzelf ook al als een gewekte - en nu pas zie ik duidelijk in hoe weinig mijn hart al die heerlijke woorden uit de mond van de Vader begreep en als een heerlijke uitzaaiing van de eeuwige liefde en daarmee het eeuwige leven levend in zichzelf begroef!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)