Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 174 van 1112

...  162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187  ...
[19] Terzijde zegt CYRENIUS dan weer tegen Mij: " Ah, dat is toch wel vreemd bij deze mensen! Nu gaan ze de zaken zelfs op een speciale manier anders voorstellen! Wie had dat nu achter deze mensen gezocht?! Maar nu zijn ze pas echt geïsoleerd en gebarricadeerd en wel zo, dat zij nu van geen kant meer zijn te benaderen! Wat moeten we nu met deze mensen?! Zij maken zich van ons een gefixeerde, totaal verkeerde voorstelling, die zich bij hen jammer genoeg zodanig heeft vastgezet dat wij daar eigenlijk helemaal niets aan veranderen kunnen. Het is nu erg de vraag wat daar aan te doen is!"
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] SCHABBI zegt: "Dat lijkt weliswaar wat vreemd, maar dat moet ons niet van de wijs brengen, want de wegen en middelen die zulke door de wol geverfde mensen ten dienste staan om heel geheime zaken van andere mensen te weten te komen en te vernemen, zijn ontelbaar. Men moet zich daarom bij zulke verschijnselen niet zo gemakkelijk laten misleiden.
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Vrienden, wij staan hier nu voor onverbiddelijke rechters! Het omstreden en door de heidenen gehate thema is de Messias, die nu al werkelijk is verschenen zoals ons van alle kanten onmiskenbaar is verzekerd. In Galiléa moet Hij Zich ergens verborgen houden tot Zijn ware, exact berekende tijd zal komen. De heidenen maken daarom jacht op Hem en alleen al het geloof aan de mogelijkheid tot ontsnappen van de grote Redder der Joden aan de harde en scherpe tijgerklauwen van de heidenen, is dodelijk! Jullie weten nu op welke bodem wij thans staan en jullie zullen daarom ook weten, wat er gedaan moet worden!"
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] IK zeg: "Er zal nog heel veel aan te doen zijn; zij staan nu al veel dichter bij het doel dan voorheen! Deze voorzichtigheid hebben ze al meteen in het begin zonder iets te zeggen in acht genomen, omdat zij jullie, Romeinen, hier zagen! Want bij hen heeft zich sinds enige tijd het gerucht verspreid, dat in het Joodse land werkelijk de Messias is opgestaan en daar grote tekenen verricht. De Romeinen zouden daar echter lucht van hebben gekregen en deze Messias nu meedogenloos vervolgen. Daarbij zouden zij het niet alleen fel op de Messias hebben gemunt, maar ook op ieder, die liet merken ook maar iets te geloven van een komende of reeds gekomen Messias. En kijk, dat is de hele reden van hun beeldvervorming, die we gauw de baas zullen worden!"
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Terwijl Ik echter wat terzijde Cyrenius inlichtte, dachten de Perzen daar iets heel anders van en onze SCHABBI zei tegen zijn metgezellen: "Kijk eens, hoe die beide leiders samen heimelijk staan te overleggen op welke nieuwe, nog sluwere manier zij ons misschien toch kunnen vangen! Want tot nu toe hebben ze niets uit ons weten te krijgen, maar nu moeten we nog tien keer zo erg oppassen! Tot nu toe brachten zij slechts licht geschut in stelling, maar nu zullen zij hoogstwaarschijnlijk met muurdoorbrekende stormrammen beginnen en als wij niet heel goed standhouden, zullen wij als dun riet worden fijngestampt! Daarom moet ieder van ons zoveel mogelijk op zijn hoede zijn! Want zij mogen beslist nooit ons innerlijke geloof uit ons te voorschijn halen als een emmer water uit de een of andere onderaardse regenput! De onderzoeker heeft mij eerst angst aan willen jagen door te beweren, dat hij onze geheimste gedachten heel precies kende zoals hij eerder onze nood op het water gezien en onderkend had. Maar ik dacht bij mij zelf: "O.ho, sluwe vos! Door dit gat zou je dus willen ontsnappen?! O, dat gaat met door, snode vriend!' Hij zag echter al gauw in dat hij mij op die manier zéker niet zou kunnen vangen, daarom ging hij meteen naar de opperstadhouder en nu heeft hij vast met hem overlegd, welke val nu voor ons gezet zou moeten worden om ons met zekerheid te vangen. Maar zowel positief als negatief zullen wij met geen val te vangen zijn! We moeten echter opletten als kraanvogels in hun moerassen, -anders zijn wij verloren!"
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] JURAH zegt: "Niets anders, dan dat hij zélf de beloofde Messias is, voor wiens macht alle heersers der aarde zich moeten buigen! Kijk, dat ontging jouw grote voorzichtigheid helemaal en dat ontdekte ik! Ook hoorde mijn zeer gespitste oor, hoe kort daarvoor de opperstadhouder jouw onderzoeker zijn 'Heer' noemde! Iets ongehoords voor een Romeins opperbevelhebber! Kijk, dat zijn puur zaken, waar men uit louter overdreven voorzichtigheid toch echt niet zo maar overheen moet rennen! Maar wat, als deze zeldzame man mogelijkerwijs tóch de beloofde Messias zou zijn?!"
Hoofdstuk 199: Het betere inzicht van Jurah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] In de stad van de koning had een rijke Griek, die zich echter tot ons geloof had bekeerd, een jonge, wondermooie en lieftallige vrouw die haar man zo trouwen toegenegen was, als mijn rechterhand mijn lichaam en de wil van mijn hart. Het duurde echter niet zo lang totdat de charmante duivel van een man hoorde over de mooie vrouwen aanstonds zijn gangen zo aanpaste, dat de vrouw hem wel tegen moest komen. Het toeval wilde dat de Griek op een gegeven moment in een afschuwelijke klachtprocedure verstrikt raakte met een geboren en getogen Pers, vanwege een geweigerde terugbetaling van een heel aanzienlijke en rechtmatige schuld die de Pers bij onze Griek had gemaakt. De Pers had zijn landslieden als scheidsrechters, die dezelfde beschaving hadden als hij en daarom kon onze Griek geen recht op de trouweloze en zijn woord niet houdende Pers verkrijgen. Toen zei de vrouw, die wel wist dat die schone hoveling zijn ogen al vaker op haar had laten rusten: 'Wat denk je ervan, als wij die mooie hoveling zover zouden kunnen krijgen ons goede recht bij de koning aanhangig te maken?' De Griek zei: ' Ja, ik weet, dat hij je vaak met zeer begerige ogen nakijkt en één woord van jou of van mij zou veel kunnen doen, ook al zou daar alleen maar een totaal zinloze hoop tegenover staan, maar men hoort over deze mooie hoveling beslist niets goeds! Ja, men zou zelfs beter zijn vijand dan zijn vriend kunnen zijn! Wie nóg zo vriendelijk met hem omging, werd zonder meer erg ongelukkig! Daarom schijnt mij het verlies van onze vordering het minst kwade van de twee te zijn en we zullen er beter aan doen het eerste en kleinere aan God de Heer als offer te brengen.'
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Daar was ook de mooie, jonge vrouw het helemaal mee eens. Maar korte tijd daarna kwam onze hoveling zelf naar het huis van onze Griek om daar iets te kopen, want onze Griek is juwelier en zet edelstenen in goud en zilver. Hij gedroeg zich daar heel vriendelijk en charmant en boezemde de Griek vertrouwen in, hoewel de vrouw nu heel goed merkte dat zij onwillekeurig bang was voor deze heel attente en tevens ook heel rijke en uiterst vrijgevige man. Want zij had nog nooit meegemaakt dat iemand de eerst gevraagde prijs voor een juweel meteen had betaald, zonder daar iets op af te dingen. Daar moest wat anders achter steken!
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Onze Griek moest aan de tafel naast de grote koningstafel plaats nemen, maar zijn mooie vrouw werd aan de koningstafel geplaatst. Men at en dronk een tijdlang heel gemoedelijk. Maar onze Griek begon zich al gauw erg ziek te voelen, want hij kreeg een drank die met gif was vermengd en hij moest naar huis worden gebracht. De vrouw werd echter naar de vertrekken van de koning gebracht en moest daar onder bedreiging van de dood alles met zich laten doen, net zo lang tot men genoeg van haar had. Hoewel de Griek niet aan het gif stierf, bleef hij tot op dit ogenblik toch verlamd, en hoe toegetakeld zijn vrouw er uitzag toen ze na zeven dagen thuiskwam, kan ieder zich wel voorstellen!
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Toen Ik dat had gezegd, voer er een soort vlam door hen heen en zij waren meteen zo gezond en sterk, alsof hun nooit iets had gemankeerd, en dat gebeurde ook met hun uiterlijk, dat er zelfs nog bloeiender uitzag, dan op de dag van de bruiloft. Zij begonnen zich buitengewoon te verbazen, want zoiets had men in Perzië nog nooit beleefd.
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar naar het zich hier laat aanzien, zijn de heidenen toch niet zo erg als men ze ons in Perzië heeft afgeschilderd. Het is toch nauwelijks aan te nemen dat de, weliswaar oneindig trotse, opperstadhouder Cyrenius niet zou weten wat er achter de wonderdoener schuilgaat!? Maar als hij het weet en hem dan Heer noemt, dan moet hij daar toch wel zijn gegronde reden voor hebben! Want tegen de macht van zo'n wil konden alle wapens van Rome wel eens te kort schieten en te zwak zijn!
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De Griek, die daardoor in een heel goed humeur was, zei: ' Ah, deze man moet alleen al vanwege zijn schoonheid en bescheidenheid en zijn geluk bij het hof veel benijders hebben, die hem aftekenen als een afschuwelijk wezen en bij het hofverdacht willen maken; hij spreekt echter zo kalm en wijs als een profeet! Waarlijk, achter deze mens kan niets slechts schuilgaan!' Het duurde niet lang tot onze hoveling weer bij onze Griek kwam en een grote in goud gevatte diamant kocht voor zijn tulband, die de koning hem had gegeven. De prijs van de diamant bedroeg honderd ponden goud, die de hoveling ook meteen wilde voldoen, want hij had steeds een groot gevolg bij zich dat de nodige schatten voor hem moest dragen. Maar de Griek zei tegen hem: 'Schone, wijze en zeer verheven vriend, help mij slechts aan mijn geld dat ik nog te vorderen heb van N.N. (* n.n.= nomen nescio = de naam weet ik niet.), - en dan is deze kostbare broche betaald! Uw woord vermag alles bij de grote koning; ik zal u dankbaar zijn!'
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] IK ga naar hen toe en zeg: "Ja, dat kan Hij zonder offers, olie en kruidendrank! Kijk eens naar beneden aan de oever. Zoëven hebben de beide zoons van onze gastheer drie verdronkenen, een man en twee meisjes, uit het water gehaald!
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] SCHABBI zegt: "Ja, je pijl kon wel eens niet zo ver van het doel gevallen zijn! Die plotselinge genezing van beiden alleen maar door iets te zeggen, is meer dan alle menselijke wijsheid kan bevatten! Nu wordt onze redding me ook wat duidelijker. Een mens, die zo'n kracht heeft in zijn wil dat zelfs de ruwe materie zich daarnaar moet voegen, moet hoger staan dan alle andere mensen op aarde. In hem moet een overvloed aan goddelijke kracht aanwezig zijn en zijn ziel moet de levenskrachtige afdruk zijn van de goddelijke wil, -of zij is de godheid zelf! Met mijn voorzichtigheid ben ik misschien wel wat te ver gegaan, maar daarmee kan ik toch onmogelijk hebben gezondigd, want ik wilde het goddelijke, dat voor de heidenen wel eens een verschrikking zou kunnen zijn, daardoor beschermen en het niet door zulke onmensen laten besmeuren, hetgeen noch in ons belang noch in dat van de verheven zaak van het geloof zou zijn geweest!
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Maar de verongelukte vrouw, die zich nog schreiend, bevend en om hulp roepend aan de boom vasthoudt, wil ik hier ook hebben.
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187  ...