Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 174 van 1037

...  162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187  ...
[2] Jullie zijn nog wat de mens moet zijn! Voor jullie vlucht de woedende leeuw, en tijgers, panters, hyena's, wolven, beren, slangen en adders mijden jullie nabijheid; slechts de tamme kudden volgen jullie op de voet! Met zulke eigenschappen toegerust, staat de mens nog op dat niveau van het verheven oerbestaan waarop de Schepper hem aan het begin van alle schepselen gesteld heeft. Ga liggen in het gras waarin de klapperslang en de giftige adder hun lichtzinnige spel spelen, en zij wijken van de geheiligde plaats waarop de mens als heer van de natuur zijn ligplaats heeft gekozen! De kwade mier, de vloek van zo vele bossen en steppen, trekt weg zodra de mens in zijn oerkracht het gebied betreedt en zijn woning opricht. De leeuw, de panter, de kwaadaardigste tijger blijft ver van de kudden die de echte mens bewaakt, en de krokodil, de draak van de Nijl, is nooit te zien in die delen van het land die door mensen bewoond worden. De ibis, de ooievaar en de icz ne ma on (ichneumon = gif heeft hij niet) staan de mensen heel bereidwillig ten dienste en reinigen het land van al het kruipende ongedierte, en de scherpziende arenden zoeken naar alle kadavers en eten die, opdat de lucht daardoor niet verpest zal worden.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] AI snel bracht men de schoenen. Mij en mijn dienaar werden meteen de gemakkelijkste aangebonden; de andere twintig werden op bevel van de overste door vier wachters naar onze metgezellen gebracht, en toen zij zich zo ook van schoeisel voorzien hadden, kregen zij van de wachters de opdracht hen naar de nieuwe weideplaats te volgen. De overste, ik en mijn dienaar en de andere wachters trokken door de vele straten van de stad naar buiten naar het vrije veld waar de mooie en grote weide was, geheel begroeid met prachtig gras, veel dadels en vijgen en pomeransen en met nog meer andere vruchten. Maar ik zag ook wel dat de weide heel weinig door mensen bezocht moest zijn, want reeds op een afstand hoorden wij het geritsel van ontelbare klapperslangen.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Met deze woorden keerde hij naar de stad terug. Hij moest wel sinds lang in groot aanzien staan bij het Egyptische volk, want ieder die hem tegenkwam boog diep voor hem. Maar hij deed alsof hij niets merkte van al dat eerbetoon, en ging, als in diepe gedachten verzonken, snel rechtstreeks naar huis.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Een jaar lang bleven wij daar wonen en wij hebben van de goede overste zeer veel geleerd, met name over de ware kennis van het allerhoogste, goddelijke wezen. Met de grootste vriendelijkheid liet men ons na een jaar weer gaan en wij trokken welgemoed naar ons land terug.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Spoedig daarna kreeg ik mijn visioenen. Ik stelde meteen een karavaan samen en wilde eigenlijk alleen maar naar Memphis om de overste het gekregen visioen te vertellen. Die had echter al over U gehoord, zeer verhevene, en verwees mij eigenlijk naar hier. Hij wees mij de zeer lange weg tot Alexandrië en vertrouwde mij toe aan een kundig schipper om mij hierheen te laten brengen. Hij gaf mij ook een tolk mee, die ik echter hier naar toe niet meenam.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] Nu weet U, verhevenste mens der mensen, hoe ik aan mijn geringe wijsheid kwam, en zegt u mij nu ook eens met zekerheid of ik op de juiste plaats ben, of dat ik nog verder moet trekken! Want lang kan ik niet blijven omdat mijn weg naar ons vaderland erg lang is."
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Omdat wij van oorsprong heel eenvoudige mensen zijn, zijn wij ook veel gevoeliger voor allerlei bijzondere verschijnselen en indrukken. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de zielen van gestorvenen zien, soms ook die, welke naar hun eigen zeggen nog nooit een lichaam hebben gehad. Deze natuurzielen kunnen ook gemakkelijk herkend worden omdat zij in staat zijn hun vorm plotseling te veranderen en zich in allerlei kleine wezens te splitsen, die zij weer samen kunnen voegen tot een menselijke vorm, een verschijnsel dat wij bij de zielen van gestorven broeders en zusters nog nooit ontdekt hebben.
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Meteen ging RAPHAËL naar de zwarte man en zei: "Vriend,wat heb je in je vaderland achtergelaten waarvoor je in Memphis wilde omkeren om het te halen? Je wilde het de overste als een bijzonder geschenk geven voor de moeite die hij zich voor jou getroost heeft en daarom had je het reeds in nieuw linnen gewikkeld, maar later heb je het vanwege jullie snelle vertrek vergeten, en wel in een hoek van je hut, waar het nu nog ligt. Als je dat zou willen, breng ik het ogenblikkelijk hier! Spreek, - wat je wilt, zal geschieden!"
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] De ZWARTE valt bij die gelegenheid bijna flauw en roept luid: "Ja, dat is het, dat is het! Maar hoe in vredesnaam bracht je dit kleinood hier, je bent toch nog geen moment bij mij weggeweest?! Heb je het soms als jonge, moedige Egyptenaar, in dienst van de overste, op een onbegrijpelijk slimme wijze bij mij thuis ontvreemd? Ben je ons misschien een jaar geleden, toen wij uit Memphis weer naar huis gingen, heimelijk met enige metgezellen gevolgd tot in de buurt van onze hutten en zo mijn woonhut te weten gekomen?
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen onze zwarten zich zo echt uit en te na verwonderd hadden, zei de AANVOERDER tegen zijn metgezellen: "Broeders! Ik en jullie allen hebben nu een daad gezien die alleen door God te volbrengen is; want wij kunnen zelfs met onze gedachten niet zo snel naar huis en vandaar weer terugkeren naar hier, als deze dienaar Gods met mijn kleinood heen en teruggegaan is! Wij zijn dus op de juiste plaats en mogen ons hier alleen met de grootste eerbied en onder voortdurende, innerlijke aanbidding van Diegene bewegen, die zich daar in het midden van de grote tafel met een onvoorstelbaar goddelijk verheven uiterlijk bevindt.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] IK zeg: "Ja vriend, als je steeds die ontzettende en voor meer dan driekwart overbodige eerbied voor Mij aan de dag wilt leggen, zal het voor Mij Zelf nauwelijks mogelijk zijn je enig licht mee te geven naar je vaderland! Overigens doe je Mij als Schepper beslist geen erg grote eer aan als je jezelf, terwijl je toch zichtbaar Mijn werk bent, helemaal niets waard acht en ver beneden de waarde plaatst van een worm die zich kronkelt in het stof van alle vergankelijkheid! Want door die geringschatting van jezelf voor Mij, je Schepper, haal je toch ook Degene, die je uit Zijn hoogste wijsheid en liefde geschapen en gevormd heeft, heel merkwaardig naar beneden!
Hoofdstuk 188: Overdreven deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar wat is het toch voor water dat wij hier te drinken gekregen hebben? Het smaakt onbeschrijflijk goed; zonder dat je dorst had zou men het ook ieder moment kunnen drinken, net zoals men ook zou kunnen blijven eten van dit honingzoete brood! Ik heb in Memphis van de overste ook zo nu en dan een stuk brood te eten gekregen, maar dat kwam mij bij lange na niet zo zoet voor. Maar bovenal bewonder ik hier dit water! Waar is de bron van dit water? Kan men het hier bij u kopen? Ik zou daarvan graag wat meenemen naar mijn vaderland en de mensen daar water laten proeven uit de hemelse gebieden van de aarde
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Het land is hier ook veel mooier dan bij ons! Het is zo bijzonder afwisselend! Overal groeien weelderige kruiden, struiken en bomen; bij ons zijn er slechts bepaalde weiden die zo begroeid zijn, - maar verder is alles kaal, woest en leeg. Hier zijn de bergen merendeels tot aan de top begroeid met de prachtigste bomen en ze zien er heel vriendelijk uit; bij mij thuis bestaan ze uit kaal gesteente dat slechts hier en daar begroeid is met wat grijsrood mos. Ze zien er erg woest en verweerd uit. Hun kleur is meestal verbrand rood en donkergrijs en ze zijn meestal zo steil dat men ze slechts hier en daar met het grootste levensgevaar kan bestijgen. Is men eenmaal ergens op een berg, dan kan men het daar vanwege de hitte niet uithouden, 's middags al helemaal niet want dan worden de toppen van de bergen zo gloeiend heet dat vissen die men daarop legt, in enige ogenblikken door en door gebraden worden, evenals het vlees van lammeren en geiten. Gedurende de middagen gaat zelfs geen arend op een bergtop zitten en de steenbokken dalen af naar de velden van de ruisende Nijl.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Het is een zeer waardevolle edelsteen en wel een zeer grote, geslepen diamant. Hij is echter door mensenhanden zo geslepen en gepolijst, en is ten tijde van de Perzische oorlog met Egypte, bij welke gelegenheid de Perzen ook tot in de woestenij van Nubië zijn doorgedrongen, door een veldheer tijdens een gevecht met een groot aantal hongerige leeuwen en panters verloren. Je geeft daarmee de overste van Memphis naar aardse maatstaven een enorm waardevol geschenk omdat het zo buitengewoon zeldzaam is.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Het evangelie dat Ik nu zal prediken, zal alleen bij jullie helemaal zuiver bewaard blijven. Jij zult Mijn voorapostel worden voor je zwarte broeders en zusters! Binnen korte tijd zal Ik jullie reeds een helper sturen, die zal jullie leiden naar een heel gelukkig land van jullie werelddeel en jullie de akkerbouw leren en andere nuttige dingen die voor het aardse leven van groot belang zijn.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187  ...