Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 175 van 1110

...  163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188  ...
[3] Waar jullie licht, vuur en warmte zien, daar is ook de mens, hetzij al gereed of in een beginstadium. Miljarden licht-, vuur en warmteatomen verpoppen zich en brengen vormen voort. De afzonderlijke vormen gaan opnieuw samen en verpoppen zich in een grotere vorm, die de menselijke vorm al meer benaderden ontwikkelen zich daarin tot een wezen. Dit wezen produceert nu al meer vuur, licht en warmte, waardoor echter een grotere behoefte aan een hogere en meer volmaakte vorm ontstaat. De vele vormen die op zichzelf reeds volmaakter zijn, verscheuren eveneens hun omhullingen, voegen zich samen en verpoppen zich door de substantie van hun wil wederom in een hogere en volmaakter vorm. Dat gaat zo door totdat de mens voltooid is, en daarna ontpopt de mens zichzelf tot de toestand waarin ik mij nu bevind en waarin hij dan volledig gelijk is aan het Oervuur, het Oerlicht en de Oerwarmte. Dat alles nu is God, die ik nu onafgebroken zie in Zijn Oerlicht, met in Zichzelf het volle vuur en de volle warmte, en dat alleen is het wat van eeuwigheid tot eeuwigheid het wezen van God uitmaakt.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De behoefte van de liefde drukt zich uit in vormen van licht. Maar de vormen ontstaan en vergaan meteen weer, zoals bij een mens de beelden achter de oogleden van de gesloten ogen tijdens een verhitte fantasie. Er komen steeds weer andere beelden, zij worden groter en nemen langzaam maar zeker meer blijvende en herkenbare vormen aan. Maar bij de voltooide mensen, zoals dat bij mij nu natuurlijk maar voor korte tijd het geval is, blijft de gedachte in zijn vorm bestaan omdat hij, door de wil gegrepen, meteen door een snelle omhulling in de opgetreden vorm wordt vastgehouden en deze niet meer kan veranderen. Omdat de omhulling echter oorspronkelijk slechts heel etherisch teer en daarom ook doorschijnend is, dringt er van de schepper van de nu vastgelegde gedachte voortdurend meer licht en warmte naar binnen. Dit vergroot het eigen licht en de eigen warmte van de vastgelegde gedachte, die oorspronkelijk uit deze beide geestelijke elementen ontstond. De zo gevormde gedachte begint zich al gauw meer en meer te ontwikkelen en wordt volgens het licht van de wijsheid en de volmaakte kennis, waarvoor iedere constructie, ook al is die nog zo kunstig helderder dan de helderste dag is, in al haar noodzakelijke delen, verbindingen en opbouw, doelmatig en als een zinvol geheel ingericht. Als de gedachte eenmaal de organische inrichting heeft, begint in haar zich hierin ook al een eigen leven van zichzelf bewust te worden en zich voor te bereiden.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] IK zeg: "Heel goed, vriend Cyrenius! Voorlopig is het minder belangrijk wat hij in zijn derde stadium geprofeteerd heeft - hoewel het zonder meer waar is -dan dat jullie in het vervolg geen mens zullen veroordelen vanwege zijn zieke ziel. Want jullie hebben nu allen gehoord en ondervonden dat ook in een nog zo zieke ziel een volkomen gezonde levenskiem rust. Als die ziel door jullie broederlijke inspanning gezond gemaakt wordt, heb je iets gewonnen dat geen enkele wereld je ooit kan betalen! Van hoeveel nut kan zo'n volmaakt mens daarna zijn! Wie kan de draagwijdte daarvan meten?! Jullie mensen weten het niet, maar Ik weet hoe zeer het de moeite loont om die moeite te doen!
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Daarom zeg Ik jullie: "Wees altijd barmhartig, ook jegens de grote zondaars en misdadigers tegen jullie wetten en tegen de goddelijke wetten! Want alleen een zieke ziel kan een zonde begaan, een gezonde beslist nooit, omdat een gezonde ziel helemaal niet tot zondigen in staat is, daar de zonde altijd alleen een gevolg is van een zieke ziel.
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Welk mens kan een ziel vanwege een inbreuk op een van Mijn geboden berechten en straffen, terwijl de mensen toch allen onder dezelfde wet vallen? Een wet van Mij bestaat juist daarin, dat je niemand zult veroordelen! Als jullie je naasten die tegen Mijn wetten gezondigd hebben, veroordelen, zondigen jullie zelf toch net zo erg tegen Mijn wet! Want hoe kunnen jullie, die zelf zondaars zijn, een andere zondaar berechten en verdoemen?! Weet je dan niet dat, wanneer jullie je zielszieke broeder veroordelen tot een harde straf, je daarmee tevens voor jezelf een dubbele veroordeling hebt uitgesproken die eens in het hiernamaals, of naar gelang van de omstandigheden ook reeds hier voltrokken wordt? !
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als een van jullie een zondaar is, moet hij zijn ambt als rechter neerleggen, want als hij oordeelt, roept hij een dubbeloordeel over zichzelf af, waaruit hij zich moeilijker zal kunnen bevrijden dan degene die hij berecht en verdoemd heeft. Kan een blinde ooit een ander leiden of hem de juiste weg wijzen?! Of kan een dove een andere dove iets vertellen over het effect van de harmonieën in de muziek zoals die het zuiverst beoefend werd door David? Of kan de ene lamme tegen de andere zeggen: "'Kom hier, ongelukkige, ik zal je naar de herberg brengen!'? Zullen beiden niet al gauw uitglijden en in een greppel vallen? !
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Onthouden jullie dus vooral dat je niemand veroordeelt, en druk dat ook al diegenen op het hart die eens jullie leerlingen worden! Want bij het navolgen van Mijn leer zullen jullie uit mensen engelen kweken, -bij het niet navolgen van Mijn leer echter duivels en rechters over jullie zelf.
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Om jullie allen dat terdege, juist en waarachtig in te laten zien, heb Ik nu met deze Zorel een duidelijk voorbeeld gegeven. Laat het daardoor goed tot jullie doordringen, hoe erg en hoe fout het is om een misdadiger op jullie wijze te berechten! Wel zal jullie manier van rechtspraak altijd een werelds attribuut blijven en het harde, diamanten hoofd van de draak der tirannie zal wel nooit helemaal vermorzeld worden, want de aarde is nu eenmaal juist daarom een proefwereld voor Mijn wordende kinderen. Bij jullie moet dat echter niet zo blijven, want temidden van jullie strooien de hemelen rijk van zaden voorziene vruchten.
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Als.jullie nu eten van de vruchten van Mijn inspanning, vergeet dan niet de daaruit vallende zaadkorrels zo rijkelijk mogelijk in de harten van je broeders en zusters.te strooien, opdat deze daarin zullen ontkiemen en een rijke en gezonde, nieuwe vrucht mogen dragen! Hoe uit de in het hart gezaaide zaadkorrel een nieuwe, wonderbare vrucht verwekt wordt, heeft Zorel jullie vrijwel tot in de details helder en duidelijk getoond. Handel daarnaar, dan zullen jullie uit jezelf reeds leven doen ontkiemen en juist daardoor zelf het eeuwige leven in al de jullie nu bekende volmaaktheid ontvangen! Dat is met deze handopleggingscène voor jullie ter lering en navolging gedemonstreerd.
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar nu is het moment aangebroken waarop jij, Zinka, Zorel je handen tegengesteld moet opleggen zodat hij wakker wordt. Als hij wakker wordt, geef jij, Marcus, hem wijn met wat water, opdat zijn lichaam zijn vroegere kracht terugkrijgt! Maar als hij na het ontwaken dezelfde taal uitslaat als eerst, erger je dan niet en herinner hem helemaal niet aan wat hij tijdens zijn extase heeft gesproken, want dat zou hem lichamelijk kwaad kunnen doen. Lach hem echter ook niet uit als hij met de een of andere domheid aan komt! Heel geleidelijk kunnen jullie zijn aandacht meer en meer op Mij richten, maar niet te snel, omdat daardoor voor hem veel voor lange tijd bedorven zou kunnen worden! Zinka, doe jij nu je werk, want Marcus is er al met de wijn en het water!"
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Mensen, Iaat mij toch in alle rust mijn prooi verteren, ik doe jullie toch niets. Geef mij van jullie overvloed slechts zo veel dat ik mij datgene weer aan kan schaffen wat het kwade toeval mij ontnomen heeft, dan zullen jullie aan mij geen ondankbare bedelaar hebben! Als jullie mij echter zoals gebruikelijk helemaal niets willen geven, laat mij dan tenminste ongehinderd naar huis gaan opdat ik als een arme sater, natuurlijk via onwettige wegen, zoveel hout verzamelen kan dat ik mij een zeer gebrekkige hut kan bouwen, die in ieder geval niet slechter zal zijn dan die van een bever! Jullie zullen mij óf het een óf het ander hopelijk toestaan. Mij echter nog ellendiger maken dan ik al ben, zullen jullie toch wel niet doen! Maar als jullie zoiets met mij van plan zijn, dood mij dan liever meteen! Want ellendiger dan ik nu al ben, wil ik zeker niet worden en zijn! Want doden jullie mij niet, dan weet ik wat mij te doen staat! Ik zal mij zelf weten te doden!"
Hoofdstuk 59: Zorels materialistische geloof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] O jullie narren met je goddelijke wetten! Waarom hebben jullie dan niet een goddelijke, voorafgaande wet uitgevaardigd, die voorschrijft dat er in de eerste plaats voor een juiste en goede opvoeding gezorgd moet worden, waarna je dan pas had kunnen kijken of er nog een andere volgende wet nodig geweest zou zijn? Is het niet onvoorstelbaar dom van een tuinman die leibomen plant om daarvan een boog te maken, dat hij deze pas dan uit alle macht en kracht begint te buigen als de bomen al gedurende een aantaljaren groot, hard en onbuigzaam zijn geworden? Waarom is de domme tuinman dan niet met het buigen van zijn bomen begonnen op een tijdstip dat ze nog heel gemakkelijk en zonder gevaar gebogen hadden kunnen worden?! Laat een God of anders een mens, door wiens mond de godheid spreekt, eerst eens zorgen voor een rechtvaardige, aan de zedelijke natuur van de mens aangepaste, wijze opvoeding en laat hij pas dan wijze wetten geven als de goed opgevoede mens deze op de een of andere manier nog nodig mocht hebben!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dat echter niet ieder mens die op deze aarde geboren wordt, grondbezitter kan worden en kan zijn, ligt wel duidelijk in de aard der dingen. De weinige eerste mensen konden natuurlijk gemakkelijk delen in het bezit van de landerijen want de gehele aarde was toen nog vrij. Maar nu wordt de aarde, vooral op haar vruchtbare gronden, bewoond door een haast niet te tellen aantal mensen en men kan onder hen toch die families, die de aarde al sinds lang in het zweet huns aanschijns bewerkt hebben en deze met veellevensgevaar gezuiverd en vruchtbaar gemaakt hebben, het hun toegemeten grondbezit niet meer betwisten. Men moet het juist vanwege het algemene welzijn zo krachtig mogelijk beschermen, opdat de mensen die eens door hun vlijt de aardbodem gezegend hebben hun deel niet kwijtraken. Zij hebben het namelijk niet helemaal alleen voor zichzelf, maar daarnaast nog voor honderd andere mensen die geen grond en bodem kunnen bezitten, ieder jaar moeten bewerken.
Hoofdstuk 62: Over de terechte bescherming van eigendom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Als je volgens mijn tot nu toe geldende manier van denken met elkaar vergelijkt hoe enige van deze mensen vroeger ellendige slaven van de grootste armoede waren en later door mijn toedoen goed verzorgde slaven van mensen werden, dan zul je gemakkelijk zien dat het ongeluk, dat ik volgens jouw uiteenzetting deze mensen aandeed, niet zo enorm groot is als jij het je voorstelt. Maar ook dat zou ik hun niet hebben aangedaan, wanneer ik voorheen zo gedacht zou hebben als nu.
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Het staat je echter zonder meer vrij alles hardop te vertellen wat ik tengevolge van mijn daartoe neigende aard gedaan heb; want meer dan doden kunnen jullie mij daarvoor niet, en de dood kan ik moedig in de holle, duistere ogen kijken, want daar ben ik niet bang voor! Daaruit kun je reeds opmaken dat ik geen groentje meer ben. Als je uit mijn ploertige leven soms nog een paar spectaculaire dingen bekend mochten zijn, kom daarmee dan maar voor de draad, want mij stoort nu allang niets ter wereld meer!
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188  ...