Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 176 van 728

...  164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189  ...
[5] ROCLUS zegt: 'Dom is zij zeker niet, omdat zij reeds, al is het bij benadering, al enkele eeuwen bestaat; maar haar hier nu willen invoeren, in deze aan allerlei vorsten en viervorsten verpachte landen, dat zal niet zo gemakkelijk gaan. Met absolute macht kan men weliswaar veel tot stand brengen, maar toch bij lange na niet alles, omdat een keizer toch ook de verdragen die hij gesloten heeft met vorsten, die ook niet helemaal machteloos zijn, niet van vandaag op morgen ongedaan kan maken. Hij moet deze als een recht, dat van hemzelf uitgaat en door hemzelf is vastgesteld, zo lang respecteren tot de daarvoor afgesproken tijdsduur voorbij is, of tot de deelnemers aan het verdrag de afgesproken verplichtingen kwaadwillig of door onmacht niet gehouden hebben, wat afhankelijk van het gemaakte en gesloten verdrag tot hele of gedeeltelijke opheffing daarvan leidt! Zolang de keizer echter de landen aan bepaalde vorsten verpacht en zij in hun landen ook het recht hebben voor hun onderdanen wetten uit te vaardigen, omdat zij daar duur genoeg voor betalen, zolang moet de keizer het vastgestelde recht ook respecteren. Wij allen leven wel in een bepaald opzicht onder Romeinse wetten wanneer wij ons schuldig maken aan een misdaad tegen de staat, wat bij ons echt niet het geval is; maar voor al het andere staan wij onder de wetten van een op dit ogenblik heersende pachtvorst, die ons tijdens de overeengekomen pachttijd tegen willekeurige inmenging van de keizer volledig moet beschermen.
Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Dat was tot op heden mijn onafhankelijke geloof, dat echter nu door dit fenomeen een heel jammerlijke stoot in de ribben kreeg en Ik begin nu dan toch heel zachtjes te geloven aan een hoger goddelijk wezen, omdat ik maar al te duidelijk inzie dat geen mens zo'n werk met zijn bekende krachten tot stand kan brengen en ook nooit tot stand zal brengen. Dat kan dus alleen maar werk van een god zijn, die weliswaar ook alleen maar een soort mens kan zijn, maar een mens aan wie de krachten van de grote natuur gemakkelijk en altijd onvoorwaardelijk gehoorzamen, zoals gewone soldaten aan een beproefd, inzichtrijk veldheer, van wie zij weten dat hij nog nooit een slag heeft verloren.
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Zolang een mens echter in iemand geen volledig vertrouwen durft te hebben, .wordt hij ook nooit een waarachtig vriend van hem. Zolang hij echter met een waarachtige, volkomen trouwe vriend van iemand wordt, zal hij zijn hart ook niet geheel voor hem blootleggen. Legt hij zijn hart echter niet geheel voor iemand bloot, dan komt er uiteraard niets terecht van het zichzelf openstellen, dat zeer noodzakelijk is. Je moet daarom proberen van deze Roclus een vriend te maken die je volledig vertrouwt, dan zal hij je nog buitengewoon vreemde zaken vertellen, waarvan je stomverbaasd zult staan!
Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Zij zijn weliswaar uiterlijk in het bezit van de oude, profetische overleveringen en lezen en beschouwen deze ook het meest; maar juist daardoor belanden zij ook het eerst en het snelst in een dicht bos vol duisternis en twijfel, waaruit zij nooit meer de weg kunnen vinden. Omdat zij nu eenmaal priester zijn, moeten zij zich voor het volk door allerlei dwaas uiterlijk vertoon de schijn geven als wisten en begrepen zij iets; maar ze weten en begrijpen mets, behalve het feit -echter alleen heimelijk in zichzelf -, dat zij totaal niets weten, begrijpen en beseffen!
Hoofdstuk 26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak van het verval van het priesterschap - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: "Ik zeg immers niet dat de wetten van de koning uit het Noorden onwijs of zelfs maar onrechtvaardig en gruwelijk zouden zijn; alleen voor mensen als wij zouden zij toch wel wat ongemakkelijk zijn! En ik meen daarom toch dat ik Rome, u en de oude Marcus geen oneer aandoe als ik heel stellig beweer, dat de huidige wetten van Rome mij veel liever zijn dan die van de noordse koning, die beslist niet onwijs zijn en wiens rijk volgens een oude sage zelfs tot aan het einde der wereld moet reiken en dus wel het grootste rijk van de aarde zal zijn. Of het hem echter mogelijk zal zijn, zijn wijze wetten aan alle volken van zijn uitgestrekte rijk ook maar te verkondigen, is een heel andere vraag! Geluk zij hem en zijn volken, als hij daartoe in staat zal zijn! -Maar sta mij nu toe dat ik nog een heel onschuldige opmerking maak; want nu ik eenmaal eerlijk moet zijn, ben ik graag heel eerlijk, en wars van alle achterbaksheid!
Hoofdstuk 19: De eigenlijke bedoeling van Roclus en zijn metgezellen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] U, eerbiedwaardige heer, heer, heer, heeft zoëven de opmerking gemaakt, dat een keizer geen wonderen zou kunnen doen en geen wereld zou kunnen scheppen; maar op z'n minst schijnt het mij toe dat dat niet helemaal zo is. Want dit prachtige, nieuwe huis van de oude Marcus, de grote tuinmuur, waaraan voor de bouw honderd van de beste metselaars minstens vijf jaar meer dan genoeg werk zouden hebben als je het uithouwen van de prachtige, rechthoekige granietblokken en de aanvoer daarvan meerekent, en dan ook nog het volledig cultiveren van zo'n grote tuin, en tenslotte, wat ik nu pas opmerk, het bouwen van een zeer grote, veilige haven en een aantal splinternieuwe grote zeilschepen, wat, zoals wij nauwkeurig vanaf een heuvel van de stad hebben waargenomen, allemaal als bij toverslag opeens kant en klaar aanwezig waren - ja, als dat geen wonder mag heten, dan doe ik afstand van alles wat bij mij mens heet en wil Ik een krokodil zijn!
Hoofdstuk 19: De eigenlijke bedoeling van Roclus en zijn metgezellen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] CYRENIUS zegt: 'Ja, als men zoiets voor veel goud of zilver zou kunnen kopen, dan was het natuurlijk wat anders! Maar ik kan je in dit geval met stelligheid verzekeren, dat het voor geen enkele schat ter wereld verkregen kan worden! Waarvoor het echter wel verkregen kan worden, daarover moeten jullie eerst onderwezen worden en door menige proef zelf gelouterd worden! Terwijl je doordrongen bent van volkomen ongeloof aan een persoonlijke god en aan andere persoonlijke, aan God gelijke wezens, en daarin formeel bent opgevoed, wil je van mij dadelijk te weten komen wie Degene is aan Wie het mogelijk was dit alles enkel door Zijn almachtige wil in een oogwenk tevoorschijn te roepen, om dan, als je onder elkaar bent, daar eens behoorlijk om te kunnen lachen! Dan zeg ik: Stop, beste mensen, wij zullen eerst eens zien of jullie in staat zijn om iets te geloven! Als je helemaal niet meer kunt geloven, dan kan ook de van mij verlangde mededeling niet gegeven worden! Kunnen jullie echter nog geloven, dan zullen jullie zodra dit geloof levend wordt, ook in staat zijn al het andere te ontvangen! -Hebben jullie mij goed begrepen?"
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Kijk, alles wat ook maar enig bestaan heeft van wat voor soort dan ook, uit zich altijd op bepaalde ogenblikken op een wijze die voor alle mensen zonder uitzondering voelbaar is! Is het desbetreffende voorwerp met enig verstand begaafd, dan zal dit zonder veel moeite aan zijn werken te zien zijn; heeft echter het voorwerp, zoals bijvoorbeeld een beeldzuil, helemaal geen verstand, dan zullen daarvan of helemaal geen, of alleen maar zulke werken te zien zijn die het blinde toeval aan het ding begaan heeft of daaraan heeft toegevoegd. Waar dus enige, ook al is het nog zo beperkte, intelligentie aanwezig is, daar zal zij zich ook spoedig uiten door de van haar innerlijke intelligentie uitgaande, geordende, zichtbare werken.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Als wij aannemen dat alle organische wezens ook bezield zijn en de ziel overal het werkende principe is -hetzij meer of minder volmaakt, dat maakt hier niets uit -, dan kan men deze veronderstelling als evidente waarheid aannemen, doordat men logisch op juiste wijze vanuit de werking terug redeneert naar de oorzaak, of van de handelingen naar de kracht,/die wij dan de 'ziel' willen noemen. Afhankelijk van de graad van volmaaktheid en ordelijkheid van de werken van een ziel leidt men dan ook op logische wijze ten eerste haar bestaan en ten tweede haar bekwaamheid af. Vinden wij echter de een of andere chaotische wirwar, wild en ordeloos door elkaar, zonder enige actie of beweging, dus zonder enig spoor van leven, dan denken en zeggen wij: Daar heerst de dood, die van zichzelf totaal onbewust is en wiens bezigheid bestaat uit een volledig tenietgaan, -een verschijnsel dat men in de herfst bij zeer veel bomen en struiken kan waarnemen, wanneer het vroeger zo mooie, goed geordende loof van de boomziel in wilde onordelijkheid naar beneden valt, verdort en in de loop van de winter vrijwel geheel vergaat.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ik zei: 'Dat zal ik je niet aan je neus hangen! Eén gebaar van mij is echter voldoende en dan zul jij , slecht mens, nog vroeg genoeg ondervinden, waar mijn leger zich opgesteld heeft! Ik zegje: Als je mij nu over de Lama en over zijn opperpriester en over jullie connecties met hem en over de reden van deze schandelijke mensenmishandeling niet alles volledig naar waarheid vertelt, laat ik je grijpen en twintig jaar lang op alle manieren die mijn fantasie mij zal ingeven, martelen, opdat ook jij eens kunt proeven hoe het deze arme boetelingen te moede moet zijn bij zulke ongehoorde kwellingen en martelingen! ,
Hoofdstuk 28: Roclus over de Indische priesterkaste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) De stad waarin hij resideert heeft geen naam, is zeer groot en voor de eeuwigheid gebouwd. Zij staat, omgeven door enkel onbeklimbare, zeer hoge bergen, zelf op een hoge berg die een rotswand heeft waarover wel niemand zou kunnen klimmen, gesteld dat hij in de buurt van de reusachtige berg zou kunnen komen; dat is echter totaal onmogelijk omdat de hele grote berg waarop de naamloze stad gebouwd is, in de zeer uitgestrekte hoogvlakte door een drievoudige ringmuur is omgeven waarin nergens een poort is; je kunt slechts door van bovenaf neergelaten touwladders over de muren komen.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Dan loop je urenlang rond op de hoge bergvlakte zonder een spoor van een stad op te merken. Wil je die bereiken, dan moetje eerst door een tamelijk uitgestrekt bos, waarna je weer bij een hoge, lange ringmuur komt, die je echter via poorten en ophaalbruggen kunt passeren. Kom je na zoveel moeite en inspanning in de grote stad, dan is daar een pracht te zien waarvan geen sterveling zich een voorstelling kan maken. Alles kun je zien, behalve het paleis van de opperpriester.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Ja, laat mij maar eens een verstandige god ontmoeten, dan zal ik ophouden atheïst te zijn, waartoe dit wonderbare werk, dat zich voor mijn ogen voltrok, mij heel sterk zou kunnen aanzetten en tot het geloof brengen dat er ondanks alle door mensen verzonnen oerdomme godheden, dan toch een ware godheid zou kunnen bestaan die beantwoordt aan het zuivere verstand, hetgeen een hogere en erg mooie gedachte voor de mens zou zijn! Zou die godheid tenslotte echter ook zo opgeblazen zijn als dat tot nog toe met al de mij bekende godheden nog steeds het geval was, dan kan deze mij nog duizend van deze wonderen voor de neus toveren, maar dan zal ik haar werkelijk niet eren!
Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wie de mensheid vervelen wil, moet haar maar goede, bekende en goed begrijpelijke waarheden voorleggen en ik sta ervoor in, dat hij heel snel alleen zal staan! Kan hij echter erg goed liegen, en fantaseren dat hij bijvoorbeeld in het verre Indië dieren gezien heeft zo groot als een berg, en met honderd koppen, waarbij iedere kop sprekend lijkt op die van een bepaald dier, en in het midden van die honderd koppen van de meest verschillende diersoorten ook nog omhoogstekend een reusachtig mensenhoofd, zittend op een lange, dikke nek, dat alle talen van de wereld heel duidelijk, maar wel met donderende stem spreekt en de mensen zelfs wetten voorschrijft voor hun gedrag ten opzichte van de rest van zijn grote leger dierekoppen! Ja, hij kan de mensen die heel opmerkzaam naar hem luisteren ook nog zonder schroom wijsmaken dat op de grote rug van dit wonderbaarlijke reuzendier de mooiste steden en tuinen zijn aangelegd, waarin mensen en dieren wonen, die een heel aangenaam leven leiden mits zij de wetten in acht nemen die uitgaan van de centrale kop van dit reusachtige dier, maar door de tijgerkop van het dier meteen opgevreten worden wanneer zij daartegen zondigen! Deze absurde leugen kan hij nog op veel manieren uitbreiden, en dat wordt allemaal vast en zeker geloofd; en wee degene die zou willen zeggen: 'Maar waarom luisteren jullie naar deze aartsleugenaar?! Ik was toch zelf meerdere malen in Indië en heb nooit ook maar in de verste verte iets dergelijks gezien of daarover horen spreken! 'Dat helpt allemaal niet! Hij wordt als lasteraar tegen deze wonderbaarlijke zaak op een voor hem heilzame manier tot zwijgen gebracht, en de aartsleugenaar die Indië nooit heeft gezien, komt als overwinnaar tevoorschijn. Ik heb zelf meermalen ervaren dat de mensen veel eerder een kolossale domheid aannemen en geloven dan een waarheid, ook al heeft deze zich als nog zo nuttig bewezen.
Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar je strenge, Romeinse houding en deugdzaamheid moetje voor hem veranderen in die van een waarachtig vriend en wel zo open en oprecht als mogelijk is, anders zul je niets bij hem bereiken! Heb je hem echter zover gewonnen, dan zal er gemakkelijk met hem onderhandeld kunnen worden en dan kan Ik pas verder met hem praten; maar nu zou hij, als zijn wil volledig vrij gelaten werd, niet eens met Mij willen praten, maar zou hij doodsimpel tegen Mij zeggen: 'Vriend, de opperstadhouder is de enige die ik ken en met hem heb ik alleen te doen; want jou ken ik met en daarom weet ik ook niet hoeveel ik je in vertrouwen kan meedelen!' En Ik zou daarop voorlopig niets anders kunnen antwoorden dan: 'Vriend, je hebt volkomen gelijk!' Probeer jij hem daarom eerst heel vriendelijk te winnen en breng hem dan pas bij Mij, en daarna zullen wij de hele zaak weldra in kannen en kruiken hebben!"
Hoofdstuk 25: Het karakter van Roclus, zoals de Heer hem ziet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189  ...