Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 177 van 1166

...  165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190  ...
[2] JULIUS zegt: "O zeker; want de waarheid ligt niet in het vuur, maar slechts in het zachte licht ervan, en daarom ben ik sinds ik Hem ken ook veel zachter en meegaander geworden. Oh, kon ik toch nog eenmaal in mijn leven Hem ergens ontmoeten!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De naast hem staande en alles in het oog houdende JARAH zegt: "Oh, dat is ook mijn enige wens!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Ontroerd door de goedheid van de opperstadhouder, dankte EBAHL Cyrenius uit de grond van zijn hart en zei tot slot van zijn dankrede: "Waarlijk, zo'n eer had ik hier in de nabijheid van de stad Caesarea nooit verwacht! Van mijn kant zal deze brief ook voor de mensheid veel goeds te weeg kunnen brengen, en dat te meer, omdat de brief ook mij het recht en de keizerlijke volmacht geeft om van iedere rechtschapen Jood, een Romeins burger te maken, die dan ook weer net als ikzelf, alle rechten en voordelen van een Romeins burger krijgt. Reken maar dat onze omgeving binnenkort veel Romeinse burgers zal tellen, en de ontslagen van de Farizeeën uit deze provincies zullen zich vermeerderen als het gras in het voorjaar! Oh, dat zal heerlijk zijn!"
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] De naast hem staande oude MARCUS zegt: "Broeder, je hebt geen ongelijk dat je je daarover verheugt, want het is belangrijk om burger van Rome te zijn! Ik ben het door mijn geboorte. Maar toch moet ik jaarlijks net als de Joden een bepaalde schatting aan de tempeljoden betalen. Van de Joden nemen ze slechts de tiende, maar van ons Romeinen een schatting volgens een aan het Romeinse hof op arglistige wijze verkregen recht, -en je moet het met hen op een akkoordje kunnen gooien, om in plaats van de zware schatting, de oorspronkelijke tiende te mogen betalen. Deze plicht van de Romeinse burgers tot het betalen van een schatting, zou van Rome uit zonder voorbehoud van de tempelpriesters afgenomen moeten worden; ten eerste is de opgelegde schatting veel te zwaar en ten tweede maakt zij de tempel te machtig, -en dat is allebei slecht.
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Julius kijkt vlug om en valt bijna in onmacht van blijdschap Mij hier te zien, en Jarah geeft een kreet van grote verrukking en valt als een dode aan Mijn borst; Ik moest haar wel een half uur zo laten liggen, tot zij uit haar zalige verdoving weer bij kwam.
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De zeven politieke opruiers kun je wat lichter straffen, omdat hun misdaad geen belangrijke zaak betrof; aan hen deel je als oordeel mee dat ze een harde tuchtiging met roeden zullen krijgen, en laat hen daarna wat brood en water geven! Morgenochtend blijkt wel of hun straf achterwege kan blijven of niet!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen zei de oude MARCUS: "Heer en Meester van alle wereldse meesters! Eerder heeft u tegen mij gezegd, dat ik vandaag nog veel belangrijks over de bestemming van de mens zou vernemen en ook het Rijk van God zou leren kennen. Ja waarlijk en zeer wonderbaarlijk! Ik heb nu op deze dag meer gehoord, gezien en beleefd, dan tijdens mijn hele leven. Daarom vind ik dat Uw voorspelling geheel is uitgekomen en ik zal er nu alles aan doen, opdat ook onze ledematen niet ontevreden zullen gaan rusten."
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH richt zich echter meteen op en zegt: "Luister eens, beste oude vriend! Wie Hem eenmaal vast heeft, mag Hem nooit meer loslaten; want laat hij Hem los, dan heeft hij daarmee ook zijn eeuwige leven losgelaten en het daardoor voor altijd verloren. Dat wat ik lichamelijk doe, dat moesten jullie allen in je hart doen, zoals ik het ook merendeels in mijn hart doe!
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk, ik heb de Heer toen Hij naar ons toekwam, het eerst in mijn hart herkend en ik houd boven alles van Hem, Ja, als HIJ nu van mij zou verlangen voor Hem te sterven, zou de dood een verkwikking voor mij zijn! Want ik weet en voel duidelijk, dat de liefde tot Hem nooit in der eeuwigheid sterven kan, omdat het haar onmogelijk is een zonde te begaan, en dat is de echte dood van de ziel. Als de ziel van de mens echter dood is, dan is ook de gehele mens dood. Bedenk dat wel, oude man want ik kom uit de school des hemels, die de liefde en de waarheld en het leven is. Wat ik je nu gezegd heb, is een hemelse les, en je kunt haar daarom beter goed in je opnemen!"
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Toen de oude MARCUS Jarah zo hoorde spreken, zei hij, geheel vervuld van een hogere bezieling: "O kind uit de hemelen, veel te goed en te zuiver voor deze bedorven aarde! Waarlijk, als de heer mijn huis weer zal verlaten, kom ik naar jou om hemelse wijsheid te leren! Oh, wat een verschil tussen jou en mijn dochters! Jij bent al een zon, en mijn dochters zijn nauwelijks een weerkaatsing van het grote hemellicht in een heel klein dauwdruppeltje! O Ebahl, wat ben jij toch gelukkig om vader van zo'n engel te zijn!"
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] De OUDE zegt: "Ja, verheven zoon van mijn heer en gebieder, dat is iets heel vreemds! Deze jongeman brengt spijs en drank naar zijn mond, opent zijn mond niet, kauwt niet en slikt niets door, maar de spijzen verdwijnen voor zijn mond! Hoe kan dat? Hoe gebeurt dat? Dat is alweer een wonder! Welke betekenis moet ik daaraan hechten?"
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] MARCUS zegt: " Jawel, ik heb het begrepen, maar ik vraag nu niet meer verder. Want jouw wijsheid gaat te duizelingwekkend hoog boven mijn natuurlijke verstand! Maar wat ik wel graag zou willen horen dat is: een gesprek van jou met het meisje Jarah dat net zo wijs is als jij. Dat moet wel een waar geestelijk genot zijn, zoals men dat in de hemelen nauwelijks ooit beter zal kunnen krijgen!"
Hoofdstuk 195: Materie en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg tegen Josoë: "Maar Mijn beste Josoë, hoe weet jij dan dat de liefde van Mijn Jarah zo wijs is en kennis over zaken heeft, die buiten Mij niemand bekend zijn!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Heer, hoe kan ik dat nu niet weten en waarom vraagt U mij dat? U bent het toch, die dat, wat ik moet weten en spreken, in mijn hart en daaruit op mijn tong gelegd heeft!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Heel goed, Mijn beste Josoë; omdat je dat weet, geef ons dan ook eens een goede verklaring, waarom Ik je dat gevraagd heb terwijl Ik toch al de gedachten van je hart, zelfs de allergeheimste, reeds lang voor je ze gedacht hebt, ken en moet kennen!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190  ...