17481 resultaten - Pagina 178 van 1166
... 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 ...
[15] Ik geloof echter: Als U, o Heer, op die wijze vraagt, dan vraagt U alleen maar, omdat U iemand die wat teveel opvliegt, brengen wilt tot een deemoedigende zelfkennis! En voor zover ik met mijn beperkte kennis in mijn hart kan zien, heeft U aan de lieve Josoë daarom zo'n Gordiaanse vraag gegeven.Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] JOSOË is nu even stil en zoekt een juist antwoord, maar hij vindt er geen. Na een poosje zegt hij wat kleintjes: "Heer, daarop weet ik, door de nog te grote beperktheid van mijn inzicht, echt geen zinnig antwoord. Het kan alleen maar zijn dat U mij slechts voor de schijn die vraag gesteld heeft, zoals een leraar zijn leerling iets vraagt, wat hij als leraar lang eerder wist dan zijn leerling. Maar dan is er toch een oneindig groot verschil tussen U en een leraar die zijn leerling test! Die weet namelijk wel wat hij zelf weet, maar zonder test weet hij niet of zijn leerling het ook weet. U weet echter maar al te goed en duidelijk niet alleen alles wat ik vooreerst weet, maar U kent ook de geheimste gedachten van alle mensen en engelen -en toch stelt U mij die vraag!? Kijk, dat maakt het voor mij tot een onontwarbare Gordiaanse knoop! Omdat ik echter nog lang geen Alexander ben, kan ik hem niet ontwarren!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Wel heeft hij eerder, met zichzelf wat in tegenspraak, tegen Marcus de opmerking geplaatst, dat ik door Uw genade, ervaringen opgedaan heb die tot op heden geen mens op de gehele grote aarde opgedaan heeft; maar toch houdt hij zichzelf voor een beker die net zo vol zou zijn! Als hij mij echter zulke buitengewone ervaringen toeschrijft, dan begrijp ik echt niet waarom hij met mij geen gesprek wilde aangaan. Ik van mijn kant ben van mening, dat ik ondanks mijn zeker ongelooflijke ervaringen, toch iets van hem kan leren, en ik houd mijn beker zeker niet voor zó vol dat er daarin uit zijn volle beker niets meer bij zou kunnen.
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] En, zoals ik nu gemerkt heb (nu lachte Jarah wat fijntjes), schijnt zijn beker ook niet zo enorm vol te zijn, dat er van mijn wijn in zijn overvol geachte beker geen druppel meer bij zou kunnen!
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Daarmee wil ik overigens ook niet in het minst een hatelijke opmerking over Josoë's wat te hoog opspattende zelfverzekerdheid gemaakt hebben, maar omdat het mij gevraagd werd, sprak ik zoals ik in mijn hart dacht. Ik geloof daarmee geen al te grote zonde begaan te hebben! Maar mocht dat wel het geval zijn, dan zal ik dat naar vermogen weer goedmaken!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] IK zeg: "Nee, nee, helemaal niet! Je oprechte hart is een open boek voor Mij, en je hebt Mijn beste Josoë zelfs een grote dienst bewezen. Hij was op de door jou zo kinderlijk wijs genoemde punten ook werkelijk wat zwak, en deze zwakheid zou hem in de toekomst op wat kleine dwaalwegen hebben kunnen brengen. Maar nu is hij ook in deze sfeer genezen, en zal nu wel graag een opvrolijkend gesprek met je willen beginnen, want hij weet zich goed uit te drukken."
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JARAH zegt: "Ja, mijn lieve Josoë, jij bent een koningszoon en ik slechts de dochter van een Jood, een eenvoudige waard in Genezareth -dus aards gezien zou het wel zeer aanmatigend en brutaal zijn als ik je naderde. Als je echter vanaf je hoogte naar mij arme zou neer willen dalen, dan zul je een paar uitgebreide armen en een open deur in mijn bescheiden armelijke hut vinden!" -Bij deze veelzeggende toespraak zet Josoë grote ogen op en weet nauwelijks wat hij het meisje moet antwoorden.
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] JOSOË zegt: " Ah, de goede en lieve Jarah heeft er in haar toespraak niets van laten merken dat ik bij haar moet komen zitten, wel heeft ze gezegd dat ik met haar spreken mag, als ik mij als koningszoon daartoe zou verwaardigen! Het is duidelijk dat Jarah toch niet alles van mij weet. Ik ben namelijk ten eerste geen koningszoon, en ten tweede is een bepaalde hoogmoed over mijn afkomst mij totaal vreemd. Bij mij geldt alleen de waarheid! Wat minder is veracht ik diep; maar wat meer is en uit Gods geheimen bestaat, dat aanbid ik. Daarvan verlang ik niet alles te weten, want dat past niet voor de wormen en voor het stof der aarde!
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Wel hebben de mensen op deze aarde verschillende maatgroottes; maar de mijne behoort zeker bij de kleinste. De lieflijke Jarah is duidelijk rijkelijker voorzien dan ik, en daarom kan ik niet als gelijkwaardig met haar omgaan. Als zij mij echter van haar grote overvloed iets wil geven, zal ik dat altijd dankbaar aanvaarden. Maar ik kan niet van mijn hoge positie naar haar afdalen en bij haar gaan zitten, want ten eerste is zij wijzer en ten tweede past het mij helemaal niet!?"
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ja, het is heel goed, zuiver en juist, om alleen voor de waarheid te zijn. Maar haaks op dit principe staat een heel belangrijke vraag, die met jouw op zichzelf loffelijke principe een volmaakt kruis vormt! Als jij deze vraag kunt oplossen, of iemand anders kan dit voor jou, dan is het kruis van Mijn schouders afgenomen.
Hoofdstuk 198: Wat is waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Maak je maar geen zorgen! Hier aan deze tafel zitten er, die je zeker zonder Mijn speciale hulp een heel bevredigend antwoord, als oplossing van Mijn vraag aan Josoë, zouden kunnen geven, want ze weten al zo ongeveer uit welke hoek de wind waait. Maar ik wil, dat bij het oplossen van mijn wel wat hoger geplaatste vraag, Mijn Jarah Josoë zal helpen! En daarom vraag Ik jou, lieve Jarah, of je in je hart een juist antwoord op Mijn vraag vindt!"
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg tegen Cyrenius: "Wel, wat zeg je van deze beantwoording van Mijn aan Josoë gestelde vraag? Maar geloof niet, dat Ik haar het antwoord op wondere wijze in haar hart heb gegeven; zij heeft het zelf in haar eigen binnenste gevonden. En Ik zeg jou en ook allen hier bij Mij aan deze tafel: Het was geen woord teveel of te weinig, en het is voor eeuwig waar.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] En jij, Mijn beste Josoë, die alleen voor de waarheid bent, wat zeg jij nu tegen Jarah, die in zekere zin zuiver en alleen voor de liefde is?"
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] CYRENIUS zegt: "Maar Josoë, geliefde zoon, je zult toch wel iets weten te zeggen!? Waarlijk, dat voortdurende verontschuldigen van jou wordt me nu een beetje eentonig! Ik weet nu wel uit ondervinding, dat de lieflijke Jarah je ver vooruit is in wijsheid; maar naar mijn weten ben je toch ook niet zo leeg, dat je op zo'n vraag helemaal geen antwoord zou kunnen vinden. Zeg in ieder geval toch iets! Heb je het fout, -nou, dan zijn er toch wijzen genoeg rondom de tafel, die je op de goede weg kunnen helpen!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË zegt: "Dat zal heel magertjes zijn, want mijn wijsheidsvat schijnt ten eerste erg klein te zijn, en ten tweede ook nog, net als een zeef, vol met gaten te zitten! Kortom, veel zal er bij mij niet uitkomen, omdat er nu eenmaal niet veel in zit; begin jij dus maar! Ook ben ik echt zo verlegen dat ik werkelijk geen geschikt onderwerp zou weten om daar nu een gesprek over te beginnen. Voor het aangezicht van de hoogste goddelijke wijsheid kan de mens moeilijk wat zeggen, -maar in plaats daarvan des te makkelijker luisteren en zwijgen. Maar jij, lieftallige Jarah, hebt een goede brug naar de goddelijke wijsheid; jij kunt ervan gaan halen, wanneer en wat je maar wilt! Begin jij dus maar en ik zal, zoals gezegd, naar je luisteren!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)