Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2682 resultaten - Pagina 178 van 179

...  154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179
[3] Een ieder die eenmaal bij Mij in de leer zal zijn, zal Ik Mijn Geest toevoegen, Die hem tot een echt Kind van God zal maken en Die hem zal binnenvoeren in alle waarheid en wijsheid, zodat heel de oneindige ruimte niets zal bevatten dat voor hem ontoegankelijk blijft, noch op het gebied der natuur, noch in geestelijk opzicht!
Hoofdstuk 30: Vraag van Nicodémus over de pool van de aarde. Antwoord van het Jezuskind. Vriendschapsbanden tussen Nicodémus en het Kind. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[6] Hierop echter vertelde de Romein hen dan heel uitvoerig, wat Ik voor een wezen was en wat Ik gezegd en gedaan had; en hoe zij zich allen verwonderden over de grote wijsheid en overtuigingskracht van Mijn uitspraken, alsook over de onbegrijpelijke macht in Mijn wil; hoe hij daarom als een van de eerste overheidspersonen van het Romeinse gezag in Jeruzalem voor Mij een buitengewone genegenheid had opgevat; en dat hij niets liever wenste dan hen, daar zij Mijn ouders waren, alle denkbare voorrechten te mogen verlenen.
Hoofdstuk 32: Aankomst van jozef en Maria in de tempel. De vraag der ouders en het antwoord van de zoon. Een vriendschappelijk onderhoud van de Romein en Nicodémus met Jezus' ouders. In het paleis van de Romein; Terugkeer naar Nazareth. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[7] Dit boek zal hopelijk een wegwijzer zijn naar dat hooggeïnspireerde geestesgoed, dat de naar inzicht en waarheid strevende mens de liefde en wijsheid van God en de wonderen van Zijn scheppingsideeën op een verhelderende wijze openbaart!
Hoofdstuk 1: Inleiding - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[22] Dit is een klein evangelie, dat de parelmossel verkondigt. En zo ligt in elk natuurlijk ding een spoor verborgen, dat overeenkomt met Mijn liefde en wijsheid.
Hoofdstuk 2: De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[14] Hoewel zulke verschijnselen natuurlijke gevolgen zijn, moet men ze toch niet alleen maar als zodanig beschouwen. Als ze geen doel hadden, zou Ik ze gemakkelijk kunnen verhinderen. Maar, omdat ze een doel dienen dat uit Mijn wijsheid en liefde voortkomt, daarom doen ze meer dienst als waarschuwende boden op die plaatsen, waar zich mensen bevinden die van Mij nauwelijks nog iets weten. Zulke boden zeggen dan tegen de mensen die Mij hebben vergeten, dat Ik nog niet gestorven ben, maar nog in al Mijn macht en kracht besta. En daar Ik alleen maar een kleine wenk hoef te geven, daarom kan op zulke plaatsen ook iets dergelijks gebeuren.
Hoofdstuk 9: Aardbevingen en hun oorzaken - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[3] Het is goed op velerlei dingen wat vaker het gevoelsoog te richten en daar Mijn liefde en wijsheid waar te nemen -al is het te beschouwen voorwelp nog zo gering. -want er ligt toch altijd iets oneindigs in. Daarom is het ook een geestelijke blik waardig, omdat alles wat iets oneindigs bevat, een atoom van Mij is, waarin een eeuwig Zijn heerst.
Hoofdstuk 14: De vlieg - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[1] Waarde lezer, ik wil u hier getrouwelijk vermanen, dat ge uw eigendunk laat varen en u niet aan heidense wijsheid vergaapt, u ook niet ergert aan de eenvoud van de schrijver; want het werk is niet te danken aan zijn wijsheid, maar aan de werking van de Heilige Geest. Tracht de Heilige Geest, die uit God is, in uw eigen geest te laten inwerken, dan zal Hij u in alle waarheid leiden en Zich aan u openbaren; dan zult ge in Zijn Licht en Zijn Kracht in de heilige Drievuldigheid zien en verstaan, wat hier zal worden geschreven.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonder­heden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke mani­festatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze be­geerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste ge­schapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende be­grepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voort­brengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zege­viert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en ver­toeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin op­stijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samen­krimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wan­neer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan ver­gelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mer­curius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uit­doving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zege­viert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[47] Daarom, o mensenkind, neem u in acht en vertrouw niet te veel op wereldse wijsheid; zij is blind en blind geboren; wanneer echter het Licht des Levens in haar wordt ontstoken, zo is zij niet meer blind, maar zij ziet. Want in joh. 3 : 7 spreekt Christus: Verwonder u niet, dat ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. En joh. 3 :5 zegt: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Konink­rijk Gods niet ingaan.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[49] En het Licht van den Zoon van God schijnt eeuwig te midden hiervan, hoewel het de ene keer zich duidelijker doet kennen dan de andere keer. Daarom is de wonderlijke Goddelijke Wijsheid onbegrijpelijk. De aarde beduidt de Hemelse natuur of de zevende oergeest, waarin de kleuren en vormen tot uiting komen. De vogels, vissen en andere dieren beduiden de menigerlei verschijningsvormen, die er in de Hemel zijn.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Bovendien is een gletscherberg als de Grossglockner een voortdurende liefdeprediker en wijsheidsprofeet. Hoe kan men een berg echter liefde en wijsheid horen prediken? Er bestaat op de hele wereld niets eenvoudigers dan deze tweevoudige stem van de bergen te verstaan. De berg is de woonplaats van de vredesgeesten die daar weldra als de weldadige bemiddelaars optreden, zodra een of andere onenigheid ontstaat. Vanaf het ogenblik dat mensen die eerst hevig met elkaar twistten samen een berg bestijgen, worden hun gemoederen steeds levendiger en wekken daardoor steeds sterker het gevoel van liefde op. Als deze mensen dan de hoogte hebben bereikt is het,gevoel van toegenegenheid bij beiden al zo sterk geworden, dat ze vaak niet meer in staat zijn zich langer onvriendelijk tegenover elkaar te gedragen. Zijn de gemoederen harder, dan maken de geesten het deze twee mensen soms zo moei lijk, dat ze schijnbaar in dodelijk gevaar komen te verkeren. Deze toestand voert dan vaak tot wederzijdse ondersteuning en langdurige vijandschappen worden daardoor vaak plotseling in hechte vriendschap veranderd.
Hoofdstuk 36: De bergen als liefde en wijsheidspredikers - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[10] Daar nu echter beide in de mens werken, zo kan hij zich werpen op wat hij wil, want hij leeft in deze wereld tussen deze beide in en het boze en het goede is beide in hem; hij wordt aangedaan met heilige of met duivelse kracht. Want Christus zegt: “Mijn Vader wil de Heilige Geest geven aan die, die hem daarom bidden”. Lukas 11, 13. Zo heeft God ook de mens geboden het goede te doen en het kwade na te laten en Hij laat nog dagelijks prediken en de mensen vermanen het goede te doen, opdat men zal erkennen dat God het kwade niet wil, maar wel, dat Zijn rijk kome en Zijn wil zal geschieden in de Hemel, als ook op de aarde. Daar nu echter de mens door de zonde is vergiftigd, zodat het boze zowel als het goede in hem heerst en nu, half buiten het leven gesteld en vol onverstand, God zijn Schepper, evenals de natuur en haar werking, niet meer wil erkennen, zo heeft de natuur van de aanvang af tot op heden zich volijverig geweerd: God heeft tot dat doel zijn Heilige Geest ge­geven, zodat er overal wijze, heilige en verstandige mensen geboren en bereid gemaakt worden, die de natuur, evenals God hun Schepper heb­ben leren erkennen en die steeds met hun geschriften en leringen een licht voor de wereld geweest zijn. Met hen heeft God zijn kerk op aarde gesticht tot Zijn eeuwige lof; de duivel heeft daartegen gewoed en ge­raasd en menige edele twijg vernield door de boosheid in de natuur, welker koning en God hij is. Terwijl nu de natuur dikwijls een geleerd, verstandig mens toegerust heeft met edele gaven, zo heeft de satan zich er volijverig op toegelegd, de mens te verleiden in vleselijke lusten, geld­zucht en macht. Daarmede heeft de duivel in hem geheerst en de boze kwaliteit heeft de goede overheerst en uit 's mensen verstand, zijn kunst, zijn wijsheid, zijn ketterij en dwaling voortgekomen, die de waarheid bespotten en grote vergissingen op aarde aangericht hebben en de duivel is hun aanvoerder geweest. Want de kwade hoedanigheid in de natuur heeft van den beginne af aan nog altijd met de goede geworsteld en zich omhoog gewerkt en menige edele vrucht in het moederlichaam ver­nietigd, wat duidelijk voor de eerste maal te zien is bij Kaïn en Abel, die uit één moederlichaam zijn voortgekomen. Kaïn was, van de moeder­schoot af aan, één die God verachtte en hoogmoedig was; Abel daaren­tegen een deemoedig, godvruchtig mens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Toen onze Heiland, Jezus Christus, Zijn discipelen leerde bidden, sprak Hij: Wanneer ge bidden wilt, doe het zo: “Onze Vader, Die in de Hemel zijt” (Mattheus 6.) Dit betekent niet, dat de Hemel de Vader zou kunnen begrijpen of omvatten, want de Hemel zelf is door de goddelijke Kracht gemaakt. Want Christus spreekt: “Mijn Vader is groter dan alles.” (Joh. 10:29) en in de profeten zegt God: “De Hemel is mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten.” (Jesaja 66). Wat wilt ge Mij een huis bouwen? Wie heeft de wateren met zijn vuist gemeten en van de Hemelen met de span de maat genomen en heeft met een drieling het stof der aarde begrepen. (Jes. 40:12). Want de Here heeft zich Jacob verkozen, Israël tot Zijn Eigendom. (Psalm 135:4). Dat echter Christus Zijn Vader een Hemelse Vader noemt, daarmee bedoelt Hij, dat de glanzende Kracht Zijns Vaders zeer zuiver, helder en rein in de Hemel schijnt en dat boven het uitspansel, dat wij met onze ogen zien en dat wij Hemel noemen, de gehele triomferende, heilige Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest schijnt. Zo onderscheidt Christus hiermee Zijn Hemelse Vader van de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen; zij zijn onze natuurlijke Vader, uit wie wij gemaakt zijn en uit wiens wil wij hier in deze wereld leven en van wie wij onze spijs en onze voeding ontvangen. Hij is echter onze Hemelse Vader, omdat onze ziel steeds naar Hem verlangt en Hem begeert, ja, zij hongert en dorst voort­durend naar Hem. Het lichaam hongert en dorst naar de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen, en dezelfde Vader spijst en drenkt hen ook. De ziel echter dorst naar de heilige Hemelse Vader en Hij spijst en drenkt hen met Zijn Heilige Geest en Zijn Vreugdebronnen. Nu hebben wij evenwel geen twee Vaders, maar slechts één; de Hemel is gemaakt door Zijn Kracht en de sterren door Zijn Wijsheid, die in Hem is en van Hem uitgaat.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[44] Wel geliefde op het bruine paard, dat u van de Hemel in de hel rijdt, en van de hel in de dood, waarin de angel des doods steekt, keer tot u zelf in, gij wereldwijze mens en zie hoe vol gij zit met boze wijsheid. Merkt het op, gij wereldwijze rechters, hoe gij niet voor deze spiegel, voor het stralende en klare aangezicht van God wilt komen, om u daarin te spiegelen; de geest biedt u de geboorte in de binnenste halve cirkel aan, waar de wijsheid geschapen wordt en waarin de scherpte van de angstige geboorte Gods zich bevindt, want daaruit ontspruit uw wijs­heid en uw dieper verstand.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wilt gij een filosoof en natuurkundige zijn en het Wezen Gods in de natuur doorvorsen, zoals het alles geschapen is, bidt dan tot God om zijn Heilige Geest, opdat Hij U door dien geest verlichte. Want in vlees en bloed kunt ge dit niet begrijpen; of ge het ook leest, zo is het toch als een damp voor uw ogen; alleen in de Heilige Geest, die in God is en ook in de ganse natuur, waaruit ook alle dingen geschapen zijn, kunt ge vorsen tot in het Lichaam Gods, hetwelk de natuur is. Zo ook kunt ge de heilige Drie-eenheid doorzoeken. Want de Heilige Geest gaat uit van de heilige Drie-eenheid en heerst in het lichaam Gods, d.i. in de gehele natuur. Zoals de geest van een mens in het gehele lichaam in alle aderen heerst en de gehele mens vervult, zo vervult de Heilige Geest ook de ganse natuur en Hij is het Hart der Natuur en heerst in de goede eigen­schappen van alle dingen. Wanneer ge nu deze Geest in u hebt, zodat Hij uw geest doorlichten en vervullen kan, zo zult ge verstaan, wat hier ge­schreven zal worden. Wanneer ge de Heilige Geest echter niet in u hebt, zo zal 't u vergaan als de wijze heidenen, die zich aan de Schepping vergastten en haar uit hun eigen wijsheid wilden doorvorsen. Zij kwamen met al hun nadenken tot voor Gods aangezicht, maar konden het toch niet zien en waren stekeblind wat betreft het inzicht in de Goddelijke dingen. Zo konden ook de kinderen Israëls in de woestijn het aangezicht van Mozes niet zien. Daarom moest hij zijn aangezicht bedekken, toen hij voor het volk trad. Dat kwam, doordat zij de Ware God en Zijn Wil niet kenden noch verstonden, Die toch temidden van hen wandelde. Daarom was het bedekte aangezicht een teken en een bewijs van hun verblinding en onverstand. Zo weinig het maaksel zijn maker kan be­grijpen, zo weinig ook kan een mens zijn Schepper begrijpen en kennen, tenzij de Heilige Geest hem verlicht, hetgeen alleen hèn te beurt valt, die niet op zichzelf vertrouwen, maar hun hoop en al hun willen op God vestigen en wonen in de Heilige Geest. Zij zijn één met de Goddelijke Geest. Wanneer men nu de zon en de sterren op de juiste wijze beschou­wen wil naar hun verschijning, werkingen en hoedanigheden, zo vindt men in het hart daarvan het Goddelijke Wezen, evenals de krachten der sterren bepaald worden door de natuur. Wanneer men de omloop van het gehele sterrenheir beziet, dan is het spoedig duidelijk, dat dit is: “de moeder van alle dingen” of “de natuur”, waaruit alle dingen geboren zijn, en waarin alle dingen leven en zich bewegen; en alle dingen zijn uit deze zelfde krachten gemaakt, zij blijven eeuwigdurend daarin. En of ze nu aan het einde van deze tijdkring zullen worden veranderd, doordat het goede en het boze zich van elkander afscheiden, zo zullen toch Engelen en mensen in de kracht der Natuur, waaruit zij in oorsprong ont­staan zijn, in God, eeuwig bestaan. Gij moet echter uw denken vergeestelijken en bedenken, hoe de gehele natuur, met alle krachten, die daarin aanwezig zijn, zoals wijdte, diepte, hoogte, Hemel, aarde en alles, wat daarin is, en in de Hemel, het lichaam Gods is; en de krachten der sterren zijn de bronaderen in het natuurlijke Lichaam Gods in deze wereld. Ge moet niet denken, dat in het lichaam der sterren de gehele triomferende drie-eenheid, God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, aanwezig is, waarin geen kwaad woont, maar die de heilige, lichtende, eeuwige Vreugdebron is, die onverbrekelijk en onveranderlijk is, zo, dat geen schepsel het begrijpen of uitspreken kan. Zijn diepte kan geen schepsel meten. Maar ge moet ook niet denken, dat Hij in ‘t geheel niet aanwezig is in het lichaam der sterren en in deze wereld; want wanneer men zegt: “Alles” of “van eeuwigheid tot eeuwigheid”, of “alles in alles”, zo bedoelt men hiermee God in Zijn volle betekenis. Neem een voorbeeld aan een mens; hij is gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God; zoals geschreven staat in het eerste boek van Mozes, vers 27.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  154 - 155 - 156 - 157 - 158 - 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179