15542 resultaten - Pagina 178 van 1037
... 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 ...
[9] De vraag werd echter drie dagen tevoren reeds aan de klanten bekendgemaakt, zodat zij erover na konden denken. Op de derde dag, als zij deze zelfde vraag uit de mond van het beeld moesten krijgen waarbij hun leven van het goede antwoord afhing, liet echter beslist niemand het er op aankomen, maar iedereen trok zich heel bescheiden terug, betaalde het verlangde bedrag voor de vooraf gekregen vraag en reisde terug naar zijn eigen land, dat vaak heel ver weg lag.Hoofdstuk 206: De piramiden, de obelisken en de sfinx. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] RAPHAËL zegt: "Op de plaats waar de ondervraagde moest gaan staan bevond zich een deksel waardoor men hem snel in een put kon laten zakken, en als hij eenmaal beneden zou zijn, zouden een aantal dienaars hem via onderaardse gangen, hoewel hij het raadsel niet juist had opgelost, toch vanwege zijn moed naar de school te brengen, waar hij had moeten blijven tot hij een volmaakt mens geworden zou zijn. Maar dat is nooit gebeurd, en ten tijde dat het raadsel opgelost werd, was deze oeroude inrichting al dermate dichtgeslibd en verzand dat zij volledig onbruikbaar was, en de eerste herderskoningen en hun volk waren in die tijd reeds lang in zekere zin door een Phoenicisch volk overwonnen, en de Farao's ten tijde van Abraham waren zelf reeds Phoeniciërs.
Hoofdstuk 206: De piramiden, de obelisken en de sfinx. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] En IK zei tegen hem: "Heel noodzakelijk! Want over een aantal eeuwen zullen er allerlei onderzoekers opstaan en dit land zeer nauwkeurig doorzoeken, en zij zullen nog veel zaken vinden die nu door Raphaël genoemd zijn. Dat zal hen zeer verwarren, zoals het jullie en in die tijd jullie nakomelingen ook zeer zou verwarren; maar door deze volledig ware onthulling weten jullie ook hier alles van. In latere tijd zal Ik echter weer mannen opwekken die voor de zoekende en onderzoekende mensen deze oude raadsels nogmaals zullen onthullen. - Maar nu zullen wij zelf naar hen toegaan en hun het ware hemelse evangelie geven."
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Wij stonden toen op en gingen naar de Moren, die op ons wachtten.
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Nu stonden wij eindelijk op van onze tafels en gingen snel naar de Moren, terwijl de fraaie morgenzon juist haar natuurlijke, lichtende luister weer aannam. Toen Ik daar kwam, verhieven zich allen van hun lange tafel en maakten met de handen over hun borst gekruist heel eerbiedig een buiging voor Mij.
Hoofdstuk 208: Verschillende zeden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ik had ook naar jullie kunnen komen, omdat jullie nu toch onvergelijkelijk veel beter zijn dan de blanken; maar jullie hebben Mijn komst nog nooit nodig gehad. Ik had jullie nu echter hier nodig als getuigen van Mijn oorspronkelijke orde, en liet jullie daarom door Mijn wil leiden en tenslotte zelfs aansporen om hierheen te komen, opdat de blanken kunnen zien wat de mens in zijn onbedorven oertoestand is en moet zijn.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Meteen riep de aanvoerder ongeveer zestig van zijn pikzwarte metgezellen en vroeg Mij of dat er genoeg waren. Ik bevestigde dat en de zestig, zowel mannen als vrouwen, gingen naar de zee en liepen daarover net zo verder als eerst op het droge. Tenslotte maakten zij enige glijbewegingen en schoten met zo'n snelheid her en der over het tamelijk rustige oppervlak, dat geen zwaluw in zijn snelste duikvlucht hen ingehaald zou hebben. Binnen enkele ogenblikken waren zij reeds zo ver van ons verwijderd, dat wij ze niet meer konden zien, en een paar ogenblikken later kwamen zij weer orkaanachtig tot heel dicht bij de oever gestoven.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Cyrenius' haren rezen gewoonweg te berge toen de zestig, alsof ze vlogen, op de oever toeschoten; zij kwamen echter toch maar tot vijftig pas van de oever en bleven daar plotseling staan. Alleen de aanvoerder ging over land heel rustig ademhalend naar Mij toe en vroeg Mij, of zij nog een paar voorstellingen op het water ten beste moesten geven.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De aanvoerder gaat zo vlug mogelijk weer naar de zestig op het water en brengt hun Mijn wens over, en opeens vallen allen voorover met hun gezicht op het water en blijven daar een paar ogenblikken zo rustig als droge stukken hout op liggen. Vlug daarna worden ze erg onrustig en beginnen zich helemaal uitgestrekt zeer snel om hun as te draaien.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu zitten zij op het water en zullen ons in deze houding laten zien hoe zij vis vangen! Kijk, door hun grote wilskracht drijven zij de vis uit de wijde omtrek naar zich toe! Met de hand pakken zijde vis uit het water en leggen deze naar behoefte op hun opengevouwen schorten, die zij altijd om hun lendenen dragen, en in zittende houding varen zij daarmee snel naar de oever. Hun zeil en hun roeispanen bestaan alleen uit hun wil; zodra zij op het water een wat snellere beweging willen maken, willen zij dat met hun rotsvaste geloof, dat geen twijfel kent, - en alles gaat zoals zij het willen!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Kijk, nu hebben zij hun vissen al gevangen, en zij zullen nu daarmee in zittende houding over de oppervlakte van het water varend, pijlsnel hier aan de oever komen! Kijk, nu varen zij al weg en zijn dan ook al aan de oever! Nu staan ze snel op en dragen hun vangst naar ons toe.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Als de zwarten de voorschoten vol levende vis bij ons brengen, brengt Marcus hen zelf naar een visbeun, waar zij hun vissen, bij elkaar een paar honderd, indoen. Vervolgens gaan zij weer snel naar Mij.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zei: "Ja, Mijn beste, oude vrienden! Kijk, daar boven, ongeveer vijfduizend pas naar het zuiden aan de zee, zien jullie een heuvel die aan de zeekant heel steil is. Die is helemaal vergeven van zeer giftige slangen en adders, en jullie moeten voor Mij deze beesten verdrijven! Wij allen zullen jullie daarheen begeleiden!"
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wij braken op, gingen vlug naar de genoemde heuvel en bereikten die na een hal uur. Daar aangekomen begon de tamelijk uitgestrekte heuvel helemaal te leven van louter slangen en adders; er ontstond zo'n gesis en haast onverdraaglijk gefluit, dat men daardoor nauwelijks zichzelf kon verstaan. Al deze duizenden beesten haastten zich naar de zee en zwommen pijlsnel over het grote golvende water, en binnen enkele tellen was de heuvel gezuiverd.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar de AANVOERDER kwam naar Mij toe en zei: "Heer, alle slangen en adders, van de oudste tot degene die pas uit het ei zijn gekropen, zijn weg; maar er zitten er nog eens zoveel in de eieren! Wie zal die uit de ontelbare gaten en ingegraven nesten halen? Want als die niet eveneens verdwijnen, is binnen een halfjaar deze heuvel weer net zo vol leven als hij nu was! Wie zal de heuvel dan zuiveren?"
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)