17481 resultaten - Pagina 179 van 1166
... 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 ...
[6] JARAH zegt: "Nou, in de naam van mijn Heer dan, omdat jij het kennelijk niet anders wilt, zal ik je meteen maar een vraag stellen. Zeg mij dan maar waarom God de Heer, die de hoogste liefde en wijsheid is, het vooral in deze tijd toelaat, dat met name de zogenaamde dienaars van God en de bevoorrechte brengers van het woord van God, juist de meest gewetenloze, slechtste, arrogantste en heerszuchtigste mensen zijn, die zonder enig geweten, meestal heimelijk, de schandelijkste daden ongestraft uitvoeren. Waarom hebben ze geen vrees voor God, Wiens macht en heerlijkheid zij toch voor alle mensen tijdens de prachtigste ceremoniële praal met overluide stem verkondigen? -Kijk, dat is een heel belangrijke vraag voor onze tegenwoordige tijd!"Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] CYRENIUS zegt: "Nou, nou, ik besef wel dat men een hoge graad van wijsheid moet hebben om de vraag van Jarah ook maar enigszins bevredigend te kunnen beantwoorden; maar ik zou het in ieder geval erg prettig vinden daarover een goede uitleg te krijgen. Want over dit punt heb ik nu juist altijd het meest nagedacht, -maar daarbij heb ik ook nog nooit een zelfs maar voor de helft redelijk antwoord gevonden. Ik geloof dat, als buiten onze dierbare Heer en Meester en de aanvallige Jarah, werkelijk niemand de gegeven vraag kan beantwoorden, wij ons allen tot U, o Heer en Meester, moeten richten; U zult ons beslist de ware reden vertellen, zoals U -als mijn geheugen mij niet bedriegt ook beloofd had."
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als JARAH dat hoort, neemt ze een echte redenaarshouding aan en zegt: "Goed dan! Het tuintje is vol met zegen van boven en ik zal graag mijn kinderlijke vlijt, die ik natuurlijk pas sinds een paar dagen daarop losgelaten heb, hier ten bate van allen beschrijven! Materiële winst heeft het tuintje weliswaar nog weinig gegeven -wat echter in die korte tijd van zijn bestaan ook niet verlangd zou kunnen worden -; maar ondanks dat, heeft het tuintje mij al een des te grotere geestelijke winst bezorgd!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ja, het tuintje is voor mij een echt boek vol diepe wijsheid, en ik heb daaruit in een paar dagen al veel meer geleerd, dan wat Salomo mij in al zijn wijsheid had kunnen openbaren. Zo is dan ook het antwoord op mijn eerder aan Josoë gestelde vraag, juist in het tuintje al een paar dagen geleden schitterend aan het licht gekomen en is nu mijn volle, door de Heer Zelf gegeven eigendom! Want als ik het complete antwoord niet kende, -zou ik echt nooit die vraag gesteld hebben, hopend op het blinde geluk dat iemand een antwoord zou weten, waardoor ik het dan ook begreep!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Ik legde thuis verschillende edele en goede vruchtenzaden in de vette aarde van mijn tuintje. Enige daarvan kiemden al de volgende dag, en op de tweede dag stonden de loten al ongeveer vier vingers hoog boven de grond.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Een meisje, en ik zeker, is altijd heel nieuwsgierig, en zodoende dreef mijn onverzadigbare nieuwsgierigheid mij ertoe om tenminste bij een paar snelopkomende kiemen te kijken wat er eigenlijk van het zaad overblijft, als daaruit al zulke forse loten uit de aarde te voorschijn komen. Ik groef er daarom een paar uit en bekeek alles heel precies en opmerkzaam. En kijk -zoals men op z'n Romeins pleegt te zeggen: Sapienti pauca sufficiunt! (Een wijze begrijpt snel!) -, ik vond het zaad verrot en de aarde er omheen vermengd met rottingsschimmel! Uit dit graf ontsproot het tere plantje, en van de zaadkorrel was, zoals gezegd, niets meer over dan iets van de harde schil, die het zaad van buiten omhult en moeilijker verrot.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk, de aarde van mijn tuintje was dus ten dele onedel en vrekkig en wilde zich vetmesten met mijn edele zaadkorrels, die ik daarin gelegd heb! Maar wat is het wrange gevolg? Wel, zij moet nu in plaats van één edel, bescheiden plantje, honderd vraatzuchtige onedele voeden!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] En zoals het de domme vrekkige en zelfzuchtige grond vergaat, zo vergaat het ook de mensen op aarde, die zich hier al een hemel vol zalige genietingen hebben willen scheppen! Op het laatst moeten zij allen hun moeitevol verzamelde voorraad toch loslaten, en honderd anderen verbrassen die dan op een vaak zeer liederlijke manier. - Dit is als voorbeeld bedoeld bij mijn komende complete antwoord op mijn vraag. Prent dit beeld goed diep in uw gemoed, dan zult u het antwoord haast vanzelf vinden!" - Allen denken erover na en blijven zich verbazen over de grote wijsheid van het meisje.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Wonderlijk wijze Jarah! Het is mij, alsof ik iets waarneem als door een voor het gezicht gehouden doek, maar van enige duidelijkheid is nog lang geen sprake. Belicht de zaak dus maar verder, want ik ben aan je lippen gekluisterd! Het onderwerp is te belangrijk om ook maar één woord te missen, en daar schijnen ook allen aan de tafel en alle omstanders diep van overtuigd te zijn, want zij wachten met zichtbare gretigheid angstvallig op het vervolg. Maak het antwoord dus maar tot het einde toe af!"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Na deze woorden begint JARAH met het vervolg van haar toespraak en zegt: " Als u het beeld over de natuur, dat ik als eerste geestelijke oogst van mijn tuintje geschilderd heb, wat overdacht hebt, dan is het mogelijk dat het nu volgende u eenvoudig en duidelijk overtuigt. Let dus goed op en luister en kijk!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De mensen van deze aarde zijn, geestelijk gezien, net als de bodem van mijn tuintje. En het woord van God, dat eerst door de aartsvaders, te beginnen bij Adam, en later door de patriarchen en door de door God Zelf geroepen profeten, vanuit de hemelen onder de mensen kwam, is als de edele en goede zaadkorrels, die ik in de grond van mijn tuintje stopte. Zoals echter geen zaadkorrel meteen als hij in de grond gelegd wordt al een nieuwe verveelvoudigde rijpe vrucht wordt, zo is het ook met het woord van God.
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Behalve dit merkwaardige verschijnsel vond ik echter ook, dat een aantal niet ontkiemde zaadkorrels jammer genoeg helemaal door de rottingsschimmel verteerd waren, en daarbij was natuurlijk niets meer te vinden waaruit een mogelijke vruchtkiem had kunnen opgroeien. Het ontging mijn scherpe ogen echter niet, dat juist boven zulke geheel verrotte zaadkorrels heel kleine en tere plantjes te zien waren, die uit de aarde opkwamen en met de goede en edele kiemen niet de geringste overeenkomst hadden. Aha, dacht ik, dat is het! Deze valse kiemen zijn zeker ook een produkt van de goede in de vette aarde gelegde zaadkorrels, maar de hongerige aarde heeft zich er alleen maar mee verzadigd, en liet niet toe dat de echte goede kiem ontkiemde. Maar wat heeft zij uiteindelijk daaraan? Op de plaats van de ene edele kiem schieten dertig onedele omhoog en onttrekken zo aan de aarde wel honderd keer meer van de vette voedingstoffen, dan dat ene goede plantje gedaan zou hebben. Want alles wat goed en edel is, is ook met weinig tevreden, wat het ook is.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Zo'n mens is echter dan geestelijk ook zo goed als dood! Hij weet niets meer van iets geestelijks af. Hij loochent al het geestelijke en vermaterialiseert alles. Buiten de grove materie bestaat er voor zo'n mens niets meer. Zijn buik en zijn zeer zinnelijke huid zijn de twee goden waarvoor hij dag en nacht bereid is ieder offer te brengen. Voor zulke mensen bestaat God niet meer, en wanneer tenslotte zulke mensen, zoals het nu jammer genoeg zeker al veel voorkomt, zelfs nog priesters en dienaars van God worden, zal men toch hopelijk niet lang behoeven te vragen: 'Waarom zijn deze zuivere knechten van het vlees, voor wie in de aard der zaak de woorden: ziel, geest, God en Zijn hemelen niet anders dan verouderde, dichterlijk fantastische begrippen uit de taal zijn, priesters en dienaren van God geworden?' Kijk alleen maar eens naar hun uitpuilende buiken, dan zie je ook het duidelijkste antwoord levend voor je!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Door dit tamelijk uitgebreide antwoord op mijn vraag zal hopelijk ieder van de hier aanwezige gasten erkennen, dat het meisje uit Genezareth al heel goed weet wat zij begrijpen moet van de beschikkingen en de toelatingen van God! Maar U, o Heer, vergeef mij genadiglijk dat ik voor U en tevens aan Uw heilige zijde zo erg lang en zo veel, waarbij misschien ook nutteloze zaken, besproken heb! Ik wilde daardoor echter zeker niet de grootte van mijn kennis laten zien, maar, omdat het nu zo uitkwam, alles slechts ronduit zeggen, zoals mijn hart dat eerlijk en oprecht voelde!"
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Lieve dochter van Mijn hart, Ik zeg je: Je hebt geen woord teveel of te weinig gezegd! Daarom geef Ik ook jullie allen de raad om alles wat dit meisje nu gezegd heeft te onthouden, er goed aandacht aan te schenken en ernaar te handelen. Als iemand echter commentaar heeft, laat die dan opstaan en spreken!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)