Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 179 van 1490

...  167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192  ...
[20] De SPREKER zegt: "Heel juist! Hij moet God vrezen! Dat is echter alleen maar een boodschap voor de morele mens, -maar niet voor de gehele mens in al zijn levensfuncties! Maar zelfs deze vrees is eigenlijk alleen maar een vrees uit liefde, die voor de in zeker opzicht vrije wil van de mens dient als levensleidraad, zoals de kinderen hun ouders uit liefde vrezen. Maar vraag eens aan een God een verbod op het ademen, of het spijsverteren, of de polsslag, of het ouder worden, of het groeien van de haren, van de nagels, of het ruiken en het proeven en het ondergaan van lust en pijn! Welke God met enige wijsheid zou dat doen?! Waar hebben wij dan een maatstaf om precies af te meten, waar de mens binnen zijn morele perken, los van alle noodzakelijke levensfuncties, een concreet vastgesteld standpunt heeft en inneemt ten opzichte van het denken, willen en handelen!
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Moet ik soms bang voor je zijn, omdat jij oneindig veel machtiger bent dan ik? O, helemaal niet! Als jij dommer zou zijn dan ik, zou je óf geen macht hebben, óf deze zou onbeheerst zijn en die zou ik dan met mijn zuivere verstand net zo het hoofd kunnen bieden als de kracht van de storm. Maar jouw macht gaat gepaard aan wijsheid en dat geeft mij het vertrouwen dat je jouw baldadigheid niet op mij zult botvieren, vooral omdat ik je nergens enige schade heb kunnen en nog minder heb willen berokkenen. En zou je je met mij soms een grap willen veroorloven, dan zou ik daarom niet boos op je worden, maar je ook niet prijzen als een leeuw der wijsheid, die naar men zegt zo ernstig is, dat hij geen muggen vangt. God is echter nog oneindig veel wijzer en machtiger dan jij, daarom vrees ik Hem nog minder dan jou."
Hoofdstuk 157: God niet vrezen maar lief hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] FLORAN zegt: "Zonder maar enige afbreuk aan jouw wijsheid te willen doen, moet ik je openlijk bekennen dat deze vraag aan mij, jouw wijsheid -op de man af gezegd -geen bijzonder hemelse eer aan doet! Eraan twijfelen of God, als het almachtige wezen, mij zou kunnen vernietigen, zou nog groter dwaasheid zijn dan jouw, aan het onnozele grenzende, memoreren van mijn sub en objectieve nietigheid. Wat dan nog, als ik weer tot niets wordt, zoals ik ook vóór dit bestaan een eeuwig niets was?! Het niets is niets, heeft niets nodig en hoeft eeuwig voor niets te zorgen! Kom dus maar op met je eeuwige vernietiging van mijn niets, dat toch al niets is, en ik geef je reeds vóóraf de verzekering dat ik als een zuiver niets, je daarvoor nooit voor het gerecht zal dagen! Mocht het God, het beslist meest wijze wezen, echter plezier doen mij eeuwig te pijnigen en te martelen, dan is Zijn wijsheid ook niet veel zaaks, want zo'n verlangen zou men nauwelijks bij een tijger van een tiran aantreffen.
Hoofdstuk 157: God niet vrezen maar lief hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Ga maar alleen naar de Heer! Uit vrije wil volg ik je nooit! En het verwondert mij trouwens da jij, toen je mij de voorkeur gaf, als alwetende geest vooraf niet hebt gemerkt dat ik deze rotsvaste overtuiging ben toegedaan! Ik blijf bij mijn uitspraak! Mijn lichaam kun je weliswaar daarheen brengen, omdat je daarvoor macht en kracht in overvloed bezit, maar de wil van mijn hart kun je nooit opheffen, tenzij -het je mogelijk is om deze van mij af te nemen en er een andere voor in de plaats te stellen! Maar daarmee heb je mijn huidige ik echt niet in het minst veranderd, maar het alleen vernietigd en in plaats daarvan een ander in deze wrakke machine geplaatst!"
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De ENGEL zegt met een heel vriendelijk gezicht: "Maar beste vriend en broeder, wie zegt dan dat ik je op de een of andere wijze de voorkeur geef door je volgens de wil van de Heer, als degene die het verst gevorderd is, het eerst bij Hem te brengen? Heb je ooit gezien dat op een nóg zo edele boom alle vruchten tegelijk rijp worden? Wie zou, als hij zijn verstand gebruikt, ooit bedenken een als eerste rijp geworden peer de voorkeur te geven omdat deze het eerst is gerijpt?! Men eet haar wel eerder dan degenen die pas later rijp worden, -maar bij ons in de hemelen is er toch geen sprake van dat men haar daarom beter vindt dan zij die later rijp worden! Dan zou Mozes ook beter moeten zijn dan de Heer Zelf, omdat hij bijna meer dan duizend jaar vóór Hem werd geroepen! O, daardoor krijg je geen voorkeur, - integendeel! Wie is er bij een weg beter af: degene, die de weg heeft aangelegd of de legeraanvoerder en zijn gevolg, die de weg daarna betrad en zijn leger verder leidde?
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Ken je de Griekse geschiedenis niet van koning Alexander uit Macedonië en de beslist onaanzienlijkste mens Diogenes? Wel, deze leefde jarenlang in een ton die hij aan de zandoever als woonhuis had neergezet!
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Op een dag bezocht de grote held en koning deze zonderling, die beslist enig in zijn soort was. Alexander ging voor de ton staan. Deze stoïcijn beviel hem en hij vroeg hem: 'Wat wil je dat ik voor je doe?' En Diogenes verzocht dringend: 'Wilt u zich alstublieft verwijderen van de zijde vanwaar de stralen van de weldadige zon mij verwarmen!'
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Deze stoïcijnse kalmte beviel de grote held wel, maar hij zei toch:'Als ik Alexander al niet was, zou ik verkiezen Diogenes te zijn!'
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Maar wat bedoelde Alexander hier mee? Kijk, het betekent dit: 'De hele wereld huldigt mij, maar wat een strijd heeft mij dat gekost! Hij geniet bijna nog meer bekendheid dan ik en maakt zich ook onsterfelijk, -en al deze onsterfelijke roem kostte hem slechts een oude ton!'
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Goed, Raphaël, zulke vruchten zijn Mij welkom en daar houd Ik van! Het is er weliswaar één van de zetel van Mozes en Aäron, maar hij heeft zich ook de school van Plato, Socrates, Pythagoras en Aristoteles eigen gemaakt en daarom is hij geen riet dat door de wind heen en weer bewogen wordt, maar een dikke ceder van de Libanon die de stormen weet te trotseren! Hij staat rustig en stil en als de stormen aan hem rukken, buigt hij niet! Ik zal deze boom laten staan tot aan de opbouw van het nieuwe Jeruzalem, dan zal hij het dak en de gevel van Mijn huis vormen!
Hoofdstuk 159: Floran bij de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] IK zeg tegen de leerlingen: "Zie hier een mens in wiens ziel geen bedrog woont! Deze mens had Ik reeds lang lief!"
Hoofdstuk 159: Floran bij de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Omdat jullie in je harten weten wie Ik ben, kunnen jullie in je ziel vrij blijven wanneer je Mij Gods werken op deze aarde ziet doen. Dat geldt echter niet voor de wereldse kinderen. Die worden daardoor gedwongen en gebonden en hebben dan geen vrije gedachten meer en nog minder een vrij bewustzijn.
Hoofdstuk 159: Floran bij de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Denk je, dat iemand alleen maar op Mathaël's manier wijs kan zijn? Kijk eens, deze Floran is helemaal het tegengestelde van Mathaël en toch is hij evenals Mathaël een wijze! Mathaël is een kenner op het gebied van de natuur en de talen der ouden, Floran is echter een kenner van alle religies en alle wereldse wijsheid en kennis van de ouden. Daarom kan men moeilijker met hem, dan met Mathaël spreken, maar omdat hij nu aan onze kant staat, zal hij zo snel mogelijk optreden als een strijdbaar werktuig tegen alle dwaalleren bij de mensen op aarde. Hij zal die heel bekwaam bestrijden en zonder extra wonderen te doen een goed resultaat bereiken. Voor de wereldse kinderen is dat beter, om te voorkomen dat het hen gevangen houdende gericht nog niet meer greep op hun ziel zal krijgen! Voor kinderen van boven zijn de wonderen wel een genade -maar niet voor de kinderen van de wereld.
Hoofdstuk 159: Floran bij de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] FLORAN zegt: "Daar denk ik nog niet aan en onder de hier gegeven omstandigheden vind ik het niet de moeite waard ook maar vluchtig daaraan te denken! Wij zijn nu bij God en daar zijn wij niet alleen voor deze tijd in goede handen, maar voor de gehele eeuwigheid! Dus, broeder, deze vraag had je je wel kunnen besparen!
Hoofdstuk 160: Floran spreekt met Stahar over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Ik maak mij over niets meer bezorgd in deze wereld, want Hij, die wij hier vonden, is voor mij alles boven alles! Wat Zijn wil zal zijn, zal voor alle tijden der tijden mijn toekomst zijn! Want slechts Hij weet precies wat wij zijn, wat wij zullen worden en wat wij in het vervolg te doen hebben om datgene te worden, wat Hij in ons ziet. Daarom is nu iedere ijdele voorzorg van onze kant een dwaasheid. Pas als Hij tegen ons zal zeggen: 'Doe dit of dat!', komt de tijd om ervoor te zorgen dat wij steeds datgene wat Zijn heilige wil ons als plicht opdraagt, geheel volgens Zijn wil zullen kunnen volbrengen. - Kijk, broeder Stahar, dát is de kern van mijn mening!
Hoofdstuk 160: Floran spreekt met Stahar over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192  ...