Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2758 resultaten - Pagina 180 van 184

...  159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184
[9] Wat moet er later van zo'n mens worden? Wie moet degene beteren, die alles beter weet dan een ander? En laat een ander hem ook duidelijk zijn dwaasheid zien, dan wordt hij driftig en wat hij dan niet meer met zijn mond kan uitrichten, dat laat hij aan de kracht van zijn handen over, die gewoonlijk sterker zijn dan de tong van de tegenstander. Een paar krachtige stoten in de ribben en evenzoveel krachtige kaakslagen met de vuist werken op dat moment beter dan alle wijsheid van Socrates en Cicero; daar zouden hoogstens Simson en ook David als strijder een duchtige tegenstand kunnen bieden.
Hoofdstuk 63: Over de menselijke eerzucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Bij het beschouwen van een berg is weliswaar geen gotische, geen Moorse en evenmin een Romeinse, Ionische, Phrygische of zelfs een Babylonische bouwstijl te ontdekken. Ook zijn daar geen beelden, schilderingen of houtsnijwerk van allerlei beroemde meesters te zien. Maar daarvoor in de plaats laat de hand van de Vader zich in deze grote natuurwerken zien en in de plaats van beelden en schilderijen wonen in zulke kathedralen levende mensen en andere schepselen, en in de plaats van versieringen zijn in deze kerken heerlijke wouden en met goed en voedzaam gras begroeide weiden te zien, die alle getuigen van de macht, grootheid en wijsheid van hun eeuwige Meester.
Hoofdstuk 65: Allerlei menselijke klachten 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Laat daarom de domheid blijven wat ze is, een voortdurende straf voor domme ezels en narren; wie echter wijsheid zoekt en haar loon, die weet ook waar ze te vinden is.
Hoofdstuk 65: Allerlei menselijke klachten 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Maar de wijsheid zal wel vrij gauw over de domheid zegevieren; maar geloof niet, dat de dommen wijzer zullen worden, want dit soort zal bestaan zolang de hel bestaat.
Hoofdstuk 65: Allerlei menselijke klachten 2 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Zo ontstaan er dynastieën. Daar staat iemand aan het hoofd, dicteert en geeft wetten zoals zijn humeur hem ingeeft en duizenden moeten die opvolgen, soms onder bloed en tranen, gewillig of onwillig, dat is om het even. Want waar eenmaal een macht zich tot een kluwen heeft verenigd, daar lijdt elke tegenstand schipbreuk en de rede verstand en wijsheid moeten wijken, waar tiranniek despotisme de troon heeft bestegen. Belieft het de tiran dat zijn onderdanen blind zijn, dan hoeft hij alleen maar te gebieden dat hun de ogen uitgestoken worden, en zijn handlangers, door dezelfde demon bezield, doen alles wat de gebieder wenst. Maar het is de mensen hun verdiende loon dat er tirannen over hen heersen. Ook al zijn ze direct geen tirannen, ze zijn toch minstens hardnekkige despoten, die evenals de tiran strikte gehoorzaamheid eisen, de minste tegenspraak tot majesteitsschennis verklaren en hem, al is het dan niet met de dood, minstens toch met een tijdelijke zware kerker bestraffen. Maar, zoals al werd gezegd, de mensen geschiedt recht als het zo toegaat.
Hoofdstuk 63: Over de menselijke eerzucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] De eerste dwazen op dit gebied zijn de makers van almanakken die, zonder een sprankje wijsheid te bezitten, op de belachelijkste manier van de wereld de weersgesteldheid van elke dag voorspellen. Enkelen onder hen voorspellen die naar bepaalde, onnozele en buitengewoon belachelijke lotdagen, zgn. kritieke dagen voor het weer. Wat kan zo'n lotdag eraan doen als volgens hem goed of slecht weer optreedt? Oh, gij ezelachtig volk van deze aarde. Wie is dan eigenlijk de Heer over het weer? Ik, of de lotdag? Of kan iemand Mij wel voor zo onwijs en onnozel verslijten, dat Ik bepaalde dagen van het jaar alleen terwille van toekomstige weersgesteldheden geschapen heb? Of heeft het ook al niet in die tijd geregend, gebliksemd en geonweerd, gehageld en gesneeuwd toen de mensen nog niet van een Marialichtmis, van de 40 martelaren, van Medardi, van Margareta en van Portiunkula gehoord hadden? Wie maakte deze dagen het eerst tot feestdagen? De domheid van de mensen. En wie maakte ze daarna tot lotdagen? De nog veel grotere domheid van de mensen.
Hoofdstuk 68: Over bijgeloof 1 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Wie wijsheid nodig heeft, wordt die gegeven, wanneer en waar hij die behoeft. Heeft iemand bepaalde uiterlijke hulpmiddelen nodig voor zijn levensonderhoud, dan zullen die hem te juister tijd en volgens de juiste maat toegewezen worden. Heeft iemand raad of troost nodig, - dan zullen die hem worden toebedeeld wanneer hij die maar nodig heeft.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[18] Wie kan hierin nu een volmacht zien tot het ambt van rechter? Als Ik zoiets gedaan zou hebben, zou Ik Mijzelf dan niet hebben tegengesproken, als Ik aan de ene kant al het richten had veroordeeld en aan de andere kant het toch had aanbevolen als absoluut noodzakelijke voorwaarde om zalig te worden? Zoiets zou nauwelijks van een onnozel mens te verwachten zijn, laat staan van de allerhoogste wijsheid.
Hoofdstuk 71: Echte en valse profeten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Ten slotte zeg Ik jullie, dat Ik het ben die jullie dit alles verkondig. Ook aan jullie geef Ik Mij prijs, zoals Ik Mij eens in het hof van Gethsemané aan de Joden, hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden heb prijsgegeven. Voor jullie echter is dit prijsgeven van Mijzelf ten Leven, zoals het toen was ten dode; want zoals toen de eeuwige Liefde zich prijsgaf ten gerichte en ten val, evenzo geeft zich nu diezelfde eeuwige Liefde aan jullie prijs ten leven en ter eeuwige opstanding! Dit is echter de grond en de verborgen, ondoorgrondelijke wijsheid van de eeuwige liefde, dat de val en de dood door het grote Ik voor jullie werd tot leven en opstanding. Amen. Dat zegt de Ik van de dood tot het leven. Amen.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Maar de mens, voor wie Ik alles heb geschapen, voor wie Ik zoveel groots heb gedaan, en nog eeuwig zal doen, ja voor wie Ik onophoudelijk zorg, en voor wie Ik al Mijn wijsheid en liefde inzet, meer dan een met liefde vervulde bruidegom voor zijn allerlief ste, dierbaarste bruid, deze mens vindt overdag nauwelijks een uurtje voor Mij en dan alleen maar op de manier zoals een slonzige kookster vaak heel gedachteloos zout in het eten doet, omdat ze dat gewoon is te doen, of om tenminste te kunnen zeggen dat ze zout in de soep heeft gedaan ook al smaakt deze vaak niet veel beter dan puur lauw water zonder kraak of smaak. - Werkelijk, Ik zeg jullie, door zo'n verering wordt jullie God niet dikker en daardoor jullie eigen leven ook niet krachtiger. Want het leven van jullie houten huis - en kamercrucifixen, die jullie door een erbarmelijk lichaam toont hoezeer jullie verering en jullie godsdienst op die van de joden lijkt, die tenminste de levende aan het kruis hebben geslagen, terwijl jullie hier veel te lui en te lauw voor zouden zijn en er genoegen mee nemen, dat iemand jullie zo'n volbrachte houten kruisiging verkoopt, die dan juist geschikt is om in Mijn plaats de atomen van jullie verering aan te nemen. O, jullie dwazen! Jullie vereren dus het bewerkte hout, steen of metaal, net zoals de hond een hoeksteen vereert, die een voorganger heeft besnuffeld, zo drukken jullie je lippen op het hout en denken, als jullie daarbij nog een zogenaamd 'Onze Vader' en 'Weesgegroet' hebben gebrabbeld, of als jullie in een stenen kerk vol beeldhouwwerk bijna een uur lang gedachteloos en uitgedost, met een verguld gebedenboek in de hand hebt doorgebracht, dat je Mij gediend en Mij boven alles vereerd hebt. O, jullie dwazen. Geloven jullie dan dat Ik in hout ben, in steen, in metaal of enig ander ijdel houtsnijwerk dat gemaakt is door meubelmakers, beeldhouwers, draaiers, bankwerkers, slotenmakers, smeden, metselaars en schilders? Waarlijk, Ik zeg jullie: al die vereerders, als ze zich tenminste hier op aarde niet anders zullen bedenken, zullen mettertijd aardig lang op de maan naar school moeten gaan en daar onder de grootste geestelijke en ook lichamelijke moeilijkheden moeten ervaren, dat de levende God beslist geen welgevallen heeft aan zo'n onzinnige verering, want die is veel slechter dan die van de blinde heidenen, die hun afgoden tenminste uit vrees, al is het dan niet uit liefde, een werkelijk offer brengen terwijl jullie Mij de levende God, vereren alsof Ik helemaal niet bestond, of alsof Ik waarlijk alleen maar van hout was of, in een gunstiger geval, oudbakken of pas gebakken uit meel.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Deze inleiding is noodzakelijk, want zonder dat zou het volgende nauwelijks te begrijpen zijn en men zal voordat we tot de eigenlijke verklaring van het zogenaamde magnetisme overgaan, het zich moeten laten welgevallen om enkele nootjes te kraken uit de sfeer van de wijsheid, zonder welke de zaak onmogelijk voor altijd grondig kan worden uiteengezet.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Zo uiterst moeilijk als de vragen, die uit de onderste laag van Mijn wijsheid komen, met het oog op een begrijpelijke beantwoording schijnen te zijn, zo gemakkelijk zijn ze met het oog op de te verklaren zaak zelf.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[20] Let op, we hebben alweer iemand, die beweert dat Ik en de materie één en hetzelfde zijn. Dat Ik en de materie één en hetzelfde zouden zijn is nu juist geen ongegronde bewering, maar één ding is daarbij moeilijk te rijmen, namelijk, dat deze allerhoogste vrije geest vol kracht en leven zich in talloze leven- en krachteloze stenen en ook in andere dode materie, die zich als zodanig manifesteert, kan bevinden. Werkelijk, wie dat duidelijk zou kunnen bewijzen, zou nog een veel oneindiger wijsheid moeten bezitten dan Ikzelf! Maar dat iemand Mij zou kunnen overvleugelen heb je in der eeuwigheid niet te vrezen, en wel om die reden, dat de wijsheid van al die talloze, meest volkomen engelengeesten zich tegenover de Mijne juist zo verhoudt, als een oneindig klein atoom tegenover de oneindig grote ruimte, wier begin en eind nergens is!
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[24] Wat echter niet Ik is, dat is uit het Ik en omdat het niet hetzelfde is maar slechts door dezelfde is voortgebracht, is het dus ook in dezelfde naast Mij. Je moet je dit 'naast' niet zo voorstellen als een boom naast een andere, dat is helemaal niet juist, omdat een boom altijd alleen maar buiten een andere is. Maar zo is het niet bij de denker en zijn gedachten, omdat de denker de schepper van zijn gedachten is; d.w.z. omdat hij met de mogelijkheden die in hem wonen en de hiermee overeenkomende volkomenheden een doelmatig, ordelijk idee schept en hij dus, als werkende schepper met het uit hem voortkomende idee niet één en hetzelfde is; maar ze zijn als de voortbrenger en het voortgebrachte en daarom naast elkaar. Als jullie hierover wat nadenken, dan zul je dit kleine beetje wijsheid voorzover dit voor ons doel nodig is, wel gemakkelijk begrijpen.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] waarin toch alle schatten van wijsheid en levende kennis van de geest verborgen zijn.
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 1 - Jakob Lorber - Brief van Paulus aan de gemeente in Laodicea
...  159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184