Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 181 van 1166

...  169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194  ...
[5] Vaak moeten de engelen in de hel, de poel van alle zonden, afdalen, maar bij hun terugkomst zijn zij weer zo rein als voorheen in de hoogste van alle hemelen. En vaak is het met Mijn broeders op deze aarde net eender: ook al dalen zij uiterlijk vaak in de hel af, om ook daar de goddelijke orde en de macht van de goddelijke wil staande te houden, dan blijft hun ziel toch zuiver door het samengaan met Mijn geest in haar.
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "Beste Josoë, je hebt in alles helemaal gelijk, en er is weinig of niets met recht tegen in te brengen; alleen wat betreft de duur van de Babylonische gevangenschap ben je in je ijver wat te ver gegaan. Want iedere gevangenschap en ook iedere slavernij is uit de aard der zaak niets anders dan een door God toegelaten strafgericht! Een gericht is en blijft echter jammer genoeg altijd alleen maar een uiterst dwangmiddel tot verbetering en heeft daarom gewoonlijk meer een slechte dan een goede uitwerking op de zielen der mensen. Want iemand die het slechte alleen maar vermijdt vanwege de kwade gevolgen, en het goede doet vanwege de goede gevolgen, is nog ver verwijderd van het rijk van God. Alleen degene die het goede doet omdat het goed is, en het kwade vermijdt omdat het slecht is, is een volmaakt mens. Want zolang de mens niet zelf naar het ware licht gaat, blijft hij geestelijk een slaaf en als zodanig dood voor het rijk van God. De dwang van buitenaf brengt de mensen nog op andere dwaalwegen van het zedelijke liefdeleven, waarvan wij er dadelijk een paar zullen ontdekken."
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De kluizenaar komt naar buiten en bemerkt dat de vragende een meisje is, dat met haar binnenkomst zijn hut beslist zou kunnen verontreinigen. Daarom zegt hij, gegrepen door heilige geestdrift: 'Onrein wezen, kom niet in mijn godgewijde reine huis, want het zou door jou onrein worden en daardoor zou ik onrein worden! Ga maar door en ga terug naar waar je vandaan gekomen bent!' Met deze woorden doet hij de deur dicht en laat met een verlicht hart, en blij, dat hij dit hem verontreinigende gevaar kwijt is geraakt, het schreiende meisje aan haar bittere lot over. Opgewekt trekt hij zich terug in het binnenste van zijn huis en prijst God, dat Hij hem voor dit gevaar voor zijn ziel zo genadig beschermd heeft, en bekommert zich in het geheel niet om het arme meisje; of zij in de donkere nacht verongelukt of niet, interesseert hem niet.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Een echtbreekster is bij de Joden volgens Mozes een zondares, die door ieder die haar na de daad het eerst ontmoet meteen moet worden gestenigd. Ik zeg jullie echter: Wie de vluchtende in zijn huis opneemt en haar tweevoudig probeert te redden -geestelijk en lichamelijk -, zal eens door Mij met vriendelijke ogen worden aangezien en zijn schuld zal in het vergankelijke zand geschreven worden, waarvan de wind de rimpels verwaaid! Wie echter een steen naar haar werpt en zelf niet van iedere zonde vrij is, zal eenmaal door Mij aan een streng gericht onderworpen worden! Want wie Mij terugbrengt wat verloren was, zal eens in het hemelrijk waardig gevonden worden om een groot loon te ontvangen; maar wie oordeelt, ook al is dat volgens de wet rechtvaardig, zal eens ook rechtvaardig en streng volgens Mijn wet geoordeeld worden!"
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Als het lichaam de ziel prikkelt om alles te doen voor zijn zinnelijke bevrediging, is dat steeds afkomstig van de vele onzuivere natuur of onder het gericht vallende materiegeesten, die in de. aard der zaak .het wezen van het lichaam vormen. Als de ziel teveel luistert naar de eisen van het lichaam en daaraan gehoor geeft, stelt zij zich daarmee in verbinding en daalt zo af in haar persoonlijke hel en in ha.ar persoonlijke dood. En als de ziel dat doet, zondigt zij tegen Gods orde in haar.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Ja, Heer en Meester! Maar dit is voor mij toch een totaal nieuwe leer, waarvan vóór U niemand ooit gedroomd zal hebben! Het is nu wel duidelijk, dat niemand dan U alleen de mensen van alle werelden van a tot z geschapen moet hebben; want zonder zelf Schepper te zijn kan men dat nooit weten, behalve dan op de manier waarop wij het nu van U hebben gehoord.
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Natuurlijk gebeurt het helaas ook nog vaak dat de rijken zich op den duur te veel bezighouden met het welzijn van hun lichaam, daarbij weinig of geen waarde hechten aan de ontwikkeling van hun ziel, en tenslotte iedere leer aanzien voor de uitvinding van een hongerige wijze. Maar zij hebben een taal, waardoor men zich met hen over zoveel dingen kan verstaan, dat zij daarna, bij al hun zinnelijkheid, toch wat vreemd beginnen op te kijken, -hetgeen voor hun ziel altijd winst is.
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Daarom meen ik, dat men eerst de mensheid op z'n minst lichamelijk goed moet verzorgen, zodat het daarna makkelijker is, om de zielen van de mensen gaandeweg wakker te maken voor hun echte geestelijke levensbehoeften. De mensen moeten minstens voor wat betreft de eerste levensbehoeften verzorgd zijn! Want, zoals gezegd, een fysiek te arm mens heeft niet de minste behoefte aan geestelijke ontwikkeling! Het is moeilijk preken voor een hongerige maag, tenzij deze eerst gegeten en gedronken heeft. Dat is zo ongeveer mijn bescheiden mening. U, o Heer en Meester, heeft geheel gelijk; want U alleen kent Uw werken volkomen! Maar ook ik geloof niet helemaal ongelijk te hebben; want ook de ondervinding van alle tijden en volken spreekt voor mijn mening."
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] In de loop van de tijd, als het blinde geloof in de priesters steeds zwakker en zwakker wordt, staan onder het volk nieuwe onderzoekers op, die het oude onderzoeken en nooit helemaal verwerpen. Zij verbinden het goede daaruit met hun nieuwe onderzoeksresultaten en maken zo een geheel nieuwe leer, die zich niet meer tevreden stelt met het blinde geloof, maar slechts met de volle overtuiging, op bewijzen gegrond, die noodzakelijkerwijs aan iedereen ter beoordeling getoond kunnen worden.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] "Waarlijk" zegt CYRENIUS, zo vrijgevig met diepe wijsheden was U naar mijn weten haast nog nooit! Dat moet ik nu openlijk toegeven, omdat U dit keer meer heeft gezegd dan alle andere keren waarop ik het geluk had U te horen. Wat U ons hier over de wortels van het ontstaan en het bestaan van de mensheid in al haar verhoudingen heeft meegedeeld is nu allemaal helder en zonneklaar, -maar iets moet me toch nog van het hart; als ik dat ook nog weet, heb ik echt geen vragen meer! Moet ik die vraag stellen of leest U die ook weer in mijn hart?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Gedurende mijn al tamelijk lang durende, aardse leven heb ik vaak, maar altijd vergeefs, nagedacht over de vraag, hoe nu eigenlijk, zeg maar strikt natuurlijk, de eerste mensheid van deze aarde gekomen is tot de kennis van een geestelijk Opperwezen en haar eigen onstoffelijke geest. Daarvoor heb ik de boeken van Egypte, de geschriften der Grieken en de boeken van jullie Mozes gelezen. Ook heb ik eens een Indisch werk in handen gekregen dat ik mij door een man in Rome, die Indiër was, voor heb laten lezen en vertalen; maar ik vond overal een zekere mystieke beeldspraak, waar geen verstandig mens wat verstandiger van kon worden, en ik dus nog minder, omdat ik mij in mijn jeugd altijd al ingebeeld heb dat ik veel dommer was dan alle andere mensen. Overal komen logische ongerijmdheden voor, die, woordelijk genomen, onzin zijn.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Dat alle beginselen, die van de oerleraren aan ons overgeleverd zijn, niets dan lege sprookjes en fabels zijn - van het standpunt van de natuur uit gezien -is toch echt wel zonneklaar, want daar kan ook geen halve lettergreep waarheid inzitten. Maar als dat vaststaat, komt de grote en belangrijkste vraag vanzelf, en die luidt zoals ik al aan het begin van mijn verhaal aangeroerd heb: Hoe is de mens op deze aarde ontstaan? Hoe kreeg hij kennis over een God, en hoe over zichzelf, en wie leerde hem het eerst te onderscheiden wat goed en wat kwaad is? -Geef ons daarover, o Heer, wat licht, dan zijn wij geborgen!"
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De engel komt, en CYRENIUS betast hem en zegt: "Ja, ja, dat is puur natuur en zogezegd duidelijk materie! Hij heeft heus net als wij alle ledematen en dezelfde vorm als wij, alleen is alles veel edeler, zachter en heel wat mooier; want de charme van zijn gelaat is, kan men wel zeggen, onovertrefbaar stralend mooi! Het is zeker geen meisjesgezicht, maar een mannelijk gezicht, met ernstige trekken, maar tevens toch mooier dan het mooiste meisjesgelaat! Ik heb mij voorheen echt veel te weinig om dit lid van ons gezelschap bekommerd. Hij wordt bepaald steeds mooier, hoe langer ik hem bekijk. Mijn hemel, dat is echt heel vreemd! (Tot de engel sprekend:) Luister eens, prachtig mooie engel, voel je ook liefde in je mooie borst?"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De ENGEL zegt: "O ja; want mijn geestelijke lichaam is gelijk aan de goddelijke wijsheid, en mijn leven is de eeuwige liefde van God de Heer. En omdat mijn leven zuiver liefde is, moet ik de liefde toch ook voelen, omdat mijn leven zelf alleen maar zuiver liefde is.
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De ENGEL zegt: "O zeker niet! Maar sterfelijken kunnen en mogen mij geen voorschrift geven; want zelf ben ik heer en Iaat mij door niemand wat voorschrijven. Mijn ik is nu, afgezien van het feit dat ik volledig in alles uit God ben, een volmaakt zelfstandig ik! Bovendien behoef ik niet zoals de mensen van deze wereld voor iets te vrezen, want daarvoor heb ik een macht en kracht waarvan u nog nooit gedroomd heeft. Als u deze echter nader wilt Ieren kennen, vraagt u dan maar eens aan de hoofdman Julius en mijn leerling Jarah en ook de leerlingen van de Heer; die zullen u daarover wel wat weten te vertellen!"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194  ...