2758 resultaten - Pagina 183 van 184
... 159 - 160 - 161 - 162 - 163 - 164 - 165 - 166 - 167 - 168 - 169 - 170 - 171 - 172 - 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184
[12] Dat een komeet iets dergelijks doet, bewijst de hem omgevende vaak zeer uitgestrekte dampkring, welke zich gewoonlijk aan de van de zon afgewende kant uitstrekt in een lange staart. Deze staart is niets anders dan een vertraging van de van de zon uitgaande stralen. Ze worden door de negatieve polariteit in hun oorspronkelijke snelheid geremd en worden, doordat ze terug gaan naar het lichaam dat hen aantrekt, als een buitengewoon tere damp zichtbaar.Hoofdstuk 22: De vlieg en het ontstaan van de kometen - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[14] Nu zal men vragen: ' Wat heeft onze kleine vlieg met deze kometenvorming en met de terugzending der zonnestralen te maken? Heb nog even geduld en we zullen haar achter het grote bruisen van een nieuw ontstaan hemellichaam laten komen aanzoemen! Eerst moeten we nog een vluchtige blik op de zonnestralen werpen om te zien wat nu eigenlijk deze van de zon uitgaande lichtdeeltjes, die geen gewicht hebben, zijn.
Hoofdstuk 22: De vlieg en het ontstaan van de kometen - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[15] Deze uitgaande lichtatomen zijn het eerste stadium en de ontstaansbasis van de lichtdiertjes, die jullie reeds bekend zijn. De opeenhoping van zulke atomen die de zonnestralen uitmaken, en die later een planeetkluwen worden, zijn ook tegelijk opeenhopingen van dierlijk leven in zo'n planeetkluwen. Het dierlijk leven uit zich tweevoudig en wel eerst in een negatief leven, namelijk het plantenleven. Wanneer dit leven eenmaal voldoende is verzadigd en niet meer in staat is het aanwezige polaire leven in zich op te nemen, dan vormt zich een positief polair leven dat door de oververzadiging van het negatieve leven voldoende voedsel voor zichzelf heeft.
Hoofdstuk 22: De vlieg en het ontstaan van de kometen - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[1] Wat drijft nu de geesten van de eerste nog onvolmaakte soort van de zon weg in de eindeloze ruimte? Niets anders dan Mijn eeuwige orde, krachtens welke deze van de zon uitgaande geesten weliswaar een positief polaire verzadiging hebben, maar zelf negatief zijn,
Hoofdstuk 25: De vlieg als verzamelaar van licht en leven - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[5] Wat betreft het negatieve deel zullen de uitgaande atomaire wezens, vooral bij nadering van een hemellichaam, -omdat ze anti polair zijn -weer naar de zon terugkeren. En dit is het terugstralen van het uit de zon afkomstige licht. Omdat deze wezens zich door hungrote snelheid steeds rechtlijnig voortbewegen, wordt het ook begrijpelijk waarom de voorwerpen waar het zonlicht op valt zeer duidelijk te zien zijn.
Hoofdstuk 25: De vlieg als verzamelaar van licht en leven - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[21] Uitgaande van de eerste ontstaansgrond van het licht moeten we begrijpen, dat van alle denkbare opgaven de volgende het moeilijkst is op te lossen:
Hoofdstuk 25: De vlieg als verzamelaar van licht en leven - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[1] Waarde lezer, ik wil u hier getrouwelijk vermanen, dat ge uw eigendunk laat varen en u niet aan heidense wijsheid vergaapt, u ook niet ergert aan de eenvoud van de schrijver; want het werk is niet te danken aan zijn wijsheid, maar aan de werking van de Heilige Geest. Tracht de Heilige Geest, die uit God is, in uw eigen geest te laten inwerken, dan zal Hij u in alle waarheid leiden en Zich aan u openbaren; dan zult ge in Zijn Licht en Zijn Kracht in de heilige Drievuldigheid zien en verstaan, wat hier zal worden geschreven.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Bovendien is een gletscherberg als de Grossglockner een voortdurende liefdeprediker en wijsheidsprofeet. Hoe kan men een berg echter liefde en wijsheid horen prediken? Er bestaat op de hele wereld niets eenvoudigers dan deze tweevoudige stem van de bergen te verstaan. De berg is de woonplaats van de vredesgeesten die daar weldra als de weldadige bemiddelaars optreden, zodra een of andere onenigheid ontstaat. Vanaf het ogenblik dat mensen die eerst hevig met elkaar twistten samen een berg bestijgen, worden hun gemoederen steeds levendiger en wekken daardoor steeds sterker het gevoel van liefde op. Als deze mensen dan de hoogte hebben bereikt is het,gevoel van toegenegenheid bij beiden al zo sterk geworden, dat ze vaak niet meer in staat zijn zich langer onvriendelijk tegenover elkaar te gedragen. Zijn de gemoederen harder, dan maken de geesten het deze twee mensen soms zo moei lijk, dat ze schijnbaar in dodelijk gevaar komen te verkeren. Deze toestand voert dan vaak tot wederzijdse ondersteuning en langdurige vijandschappen worden daardoor vaak plotseling in hechte vriendschap veranderd.
Hoofdstuk 36: De bergen als liefde en wijsheidspredikers - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[10] Daar nu echter beide in de mens werken, zo kan hij zich werpen op wat hij wil, want hij leeft in deze wereld tussen deze beide in en het boze en het goede is beide in hem; hij wordt aangedaan met heilige of met duivelse kracht. Want Christus zegt: “Mijn Vader wil de Heilige Geest geven aan die, die hem daarom bidden”. Lukas 11, 13. Zo heeft God ook de mens geboden het goede te doen en het kwade na te laten en Hij laat nog dagelijks prediken en de mensen vermanen het goede te doen, opdat men zal erkennen dat God het kwade niet wil, maar wel, dat Zijn rijk kome en Zijn wil zal geschieden in de Hemel, als ook op de aarde. Daar nu echter de mens door de zonde is vergiftigd, zodat het boze zowel als het goede in hem heerst en nu, half buiten het leven gesteld en vol onverstand, God zijn Schepper, evenals de natuur en haar werking, niet meer wil erkennen, zo heeft de natuur van de aanvang af tot op heden zich volijverig geweerd: God heeft tot dat doel zijn Heilige Geest gegeven, zodat er overal wijze, heilige en verstandige mensen geboren en bereid gemaakt worden, die de natuur, evenals God hun Schepper hebben leren erkennen en die steeds met hun geschriften en leringen een licht voor de wereld geweest zijn. Met hen heeft God zijn kerk op aarde gesticht tot Zijn eeuwige lof; de duivel heeft daartegen gewoed en geraasd en menige edele twijg vernield door de boosheid in de natuur, welker koning en God hij is. Terwijl nu de natuur dikwijls een geleerd, verstandig mens toegerust heeft met edele gaven, zo heeft de satan zich er volijverig op toegelegd, de mens te verleiden in vleselijke lusten, geldzucht en macht. Daarmede heeft de duivel in hem geheerst en de boze kwaliteit heeft de goede overheerst en uit 's mensen verstand, zijn kunst, zijn wijsheid, zijn ketterij en dwaling voortgekomen, die de waarheid bespotten en grote vergissingen op aarde aangericht hebben en de duivel is hun aanvoerder geweest. Want de kwade hoedanigheid in de natuur heeft van den beginne af aan nog altijd met de goede geworsteld en zich omhoog gewerkt en menige edele vrucht in het moederlichaam vernietigd, wat duidelijk voor de eerste maal te zien is bij Kaïn en Abel, die uit één moederlichaam zijn voortgekomen. Kaïn was, van de moederschoot af aan, één die God verachtte en hoogmoedig was; Abel daarentegen een deemoedig, godvruchtig mens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Toen onze Heiland, Jezus Christus, Zijn discipelen leerde bidden, sprak Hij: Wanneer ge bidden wilt, doe het zo: “Onze Vader, Die in de Hemel zijt” (Mattheus 6.) Dit betekent niet, dat de Hemel de Vader zou kunnen begrijpen of omvatten, want de Hemel zelf is door de goddelijke Kracht gemaakt. Want Christus spreekt: “Mijn Vader is groter dan alles.” (Joh. 10:29) en in de profeten zegt God: “De Hemel is mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten.” (Jesaja 66). Wat wilt ge Mij een huis bouwen? Wie heeft de wateren met zijn vuist gemeten en van de Hemelen met de span de maat genomen en heeft met een drieling het stof der aarde begrepen. (Jes. 40:12). Want de Here heeft zich Jacob verkozen, Israël tot Zijn Eigendom. (Psalm 135:4). Dat echter Christus Zijn Vader een Hemelse Vader noemt, daarmee bedoelt Hij, dat de glanzende Kracht Zijns Vaders zeer zuiver, helder en rein in de Hemel schijnt en dat boven het uitspansel, dat wij met onze ogen zien en dat wij Hemel noemen, de gehele triomferende, heilige Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest schijnt. Zo onderscheidt Christus hiermee Zijn Hemelse Vader van de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen; zij zijn onze natuurlijke Vader, uit wie wij gemaakt zijn en uit wiens wil wij hier in deze wereld leven en van wie wij onze spijs en onze voeding ontvangen. Hij is echter onze Hemelse Vader, omdat onze ziel steeds naar Hem verlangt en Hem begeert, ja, zij hongert en dorst voortdurend naar Hem. Het lichaam hongert en dorst naar de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen, en dezelfde Vader spijst en drenkt hen ook. De ziel echter dorst naar de heilige Hemelse Vader en Hij spijst en drenkt hen met Zijn Heilige Geest en Zijn Vreugdebronnen. Nu hebben wij evenwel geen twee Vaders, maar slechts één; de Hemel is gemaakt door Zijn Kracht en de sterren door Zijn Wijsheid, die in Hem is en van Hem uitgaat.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonderheden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke manifestatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze begeerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste geschapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende begrepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voortbrengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zegeviert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en vertoeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin opstijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samenkrimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wanneer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan vergelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mercurius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uitdoving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zegeviert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[47] Daarom, o mensenkind, neem u in acht en vertrouw niet te veel op wereldse wijsheid; zij is blind en blind geboren; wanneer echter het Licht des Levens in haar wordt ontstoken, zo is zij niet meer blind, maar zij ziet. Want in joh. 3 : 7 spreekt Christus: Verwonder u niet, dat ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. En joh. 3 :5 zegt: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[49] En het Licht van den Zoon van God schijnt eeuwig te midden hiervan, hoewel het de ene keer zich duidelijker doet kennen dan de andere keer. Daarom is de wonderlijke Goddelijke Wijsheid onbegrijpelijk. De aarde beduidt de Hemelse natuur of de zevende oergeest, waarin de kleuren en vormen tot uiting komen. De vogels, vissen en andere dieren beduiden de menigerlei verschijningsvormen, die er in de Hemel zijn.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[44] Wel geliefde op het bruine paard, dat u van de Hemel in de hel rijdt, en van de hel in de dood, waarin de angel des doods steekt, keer tot u zelf in, gij wereldwijze mens en zie hoe vol gij zit met boze wijsheid. Merkt het op, gij wereldwijze rechters, hoe gij niet voor deze spiegel, voor het stralende en klare aangezicht van God wilt komen, om u daarin te spiegelen; de geest biedt u de geboorte in de binnenste halve cirkel aan, waar de wijsheid geschapen wordt en waarin de scherpte van de angstige geboorte Gods zich bevindt, want daaruit ontspruit uw wijsheid en uw dieper verstand.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wilt gij een filosoof en natuurkundige zijn en het Wezen Gods in de natuur doorvorsen, zoals het alles geschapen is, bidt dan tot God om zijn Heilige Geest, opdat Hij U door dien geest verlichte. Want in vlees en bloed kunt ge dit niet begrijpen; of ge het ook leest, zo is het toch als een damp voor uw ogen; alleen in de Heilige Geest, die in God is en ook in de ganse natuur, waaruit ook alle dingen geschapen zijn, kunt ge vorsen tot in het Lichaam Gods, hetwelk de natuur is. Zo ook kunt ge de heilige Drie-eenheid doorzoeken. Want de Heilige Geest gaat uit van de heilige Drie-eenheid en heerst in het lichaam Gods, d.i. in de gehele natuur. Zoals de geest van een mens in het gehele lichaam in alle aderen heerst en de gehele mens vervult, zo vervult de Heilige Geest ook de ganse natuur en Hij is het Hart der Natuur en heerst in de goede eigenschappen van alle dingen. Wanneer ge nu deze Geest in u hebt, zodat Hij uw geest doorlichten en vervullen kan, zo zult ge verstaan, wat hier geschreven zal worden. Wanneer ge de Heilige Geest echter niet in u hebt, zo zal 't u vergaan als de wijze heidenen, die zich aan de Schepping vergastten en haar uit hun eigen wijsheid wilden doorvorsen. Zij kwamen met al hun nadenken tot voor Gods aangezicht, maar konden het toch niet zien en waren stekeblind wat betreft het inzicht in de Goddelijke dingen. Zo konden ook de kinderen Israëls in de woestijn het aangezicht van Mozes niet zien. Daarom moest hij zijn aangezicht bedekken, toen hij voor het volk trad. Dat kwam, doordat zij de Ware God en Zijn Wil niet kenden noch verstonden, Die toch temidden van hen wandelde. Daarom was het bedekte aangezicht een teken en een bewijs van hun verblinding en onverstand. Zo weinig het maaksel zijn maker kan begrijpen, zo weinig ook kan een mens zijn Schepper begrijpen en kennen, tenzij de Heilige Geest hem verlicht, hetgeen alleen hèn te beurt valt, die niet op zichzelf vertrouwen, maar hun hoop en al hun willen op God vestigen en wonen in de Heilige Geest. Zij zijn één met de Goddelijke Geest. Wanneer men nu de zon en de sterren op de juiste wijze beschouwen wil naar hun verschijning, werkingen en hoedanigheden, zo vindt men in het hart daarvan het Goddelijke Wezen, evenals de krachten der sterren bepaald worden door de natuur. Wanneer men de omloop van het gehele sterrenheir beziet, dan is het spoedig duidelijk, dat dit is: “de moeder van alle dingen” of “de natuur”, waaruit alle dingen geboren zijn, en waarin alle dingen leven en zich bewegen; en alle dingen zijn uit deze zelfde krachten gemaakt, zij blijven eeuwigdurend daarin. En of ze nu aan het einde van deze tijdkring zullen worden veranderd, doordat het goede en het boze zich van elkander afscheiden, zo zullen toch Engelen en mensen in de kracht der Natuur, waaruit zij in oorsprong ontstaan zijn, in God, eeuwig bestaan. Gij moet echter uw denken vergeestelijken en bedenken, hoe de gehele natuur, met alle krachten, die daarin aanwezig zijn, zoals wijdte, diepte, hoogte, Hemel, aarde en alles, wat daarin is, en in de Hemel, het lichaam Gods is; en de krachten der sterren zijn de bronaderen in het natuurlijke Lichaam Gods in deze wereld. Ge moet niet denken, dat in het lichaam der sterren de gehele triomferende drie-eenheid, God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, aanwezig is, waarin geen kwaad woont, maar die de heilige, lichtende, eeuwige Vreugdebron is, die onverbrekelijk en onveranderlijk is, zo, dat geen schepsel het begrijpen of uitspreken kan. Zijn diepte kan geen schepsel meten. Maar ge moet ook niet denken, dat Hij in ‘t geheel niet aanwezig is in het lichaam der sterren en in deze wereld; want wanneer men zegt: “Alles” of “van eeuwigheid tot eeuwigheid”, of “alles in alles”, zo bedoelt men hiermee God in Zijn volle betekenis. Neem een voorbeeld aan een mens; hij is gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God; zoals geschreven staat in het eerste boek van Mozes, vers 27.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang