10915 resultaten - Pagina 185 van 728
... 173 - 174 - 175 - 176 - 177 - 178 - 179 - 180 - 181 - 182 - 183 - 184 - 185 - 186 - 187 - 188 - 189 - 190 - 191 - 192 - 193 - 194 - 195 - 196 - 197 - 198 ...
[4] Stahar was daarstraks zeker, ondanks zijn diamantharde Farizeeërdom, zeer in het nauw gedreven. Hij zag zichzelf met zijn tegenstellingen als verloren, en gaf zich uiteindelijk over omdat hij geen gat meer zag waardoor hij nog kon ontsnappen; maar heel diep in zijn hart bleef hij voor zichzelf nog altijd de oude, diamantharde Farizeeër. Nu is hij echter zo onverstandig geweest om een beetje te veel van het edele druivennat te genieten, en dat heeft de oude, verstokte Farizeeër uit zijn schulp doen kruipen en hem voor zichzelf laten spreken. Als de wijn bij hem verdampt zal zijn, zal het hem zeker zeer spijten dat hij zichzelf zo mooi heeft verraden.Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] FLORAN zegt: 'Ja, beste vriend, in een bepaald opzicht heb je helemaal gelijk; maar er is nog wel een punt dat we hier in aanmerking moeten nemen en moeten overwegen! Kijk, als jij een jonge boom die krom is gegroeid, recht wilt buigen, zal je moeite spoedig door succes beloond worden; maar ga je met een oud geworden, kromme boom aan de gang, dan zul je ten eerste allerlei krachtige hulpmiddelen nodig hebben om de reeds zeer onbuigzaam geworden oudere boom recht te maken, en ten tweede mag het je niet aan het juiste geduld ontbreken! Je zult alleen van dag tot dag een klein beetje druk mogen uitoefenen, en dat net zo lang tot de boom helemaal recht is; als je hem echter uit alle macht in één keer recht wilt buigen, dan zou je de boom afbreken en daarmee doden, wat toch zeker geen gezegende beloning van je grote inspanning zou zijn. Het schijnt dat ook de liefde en wijsheid van de Heer dit bij deze gelegenheid in acht neemt.
Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Trouwens, ik heb de oude Stahar al mijn goed onderbouwde mening op zeer begrijpelijke manier duidelijk gemaakt, en hij denkt daar nu over na in zijn halve slaaptoestand. Morgen zal hij zeker een heel ander mens zijn, -en als het niet zo is zoals ikje nu heb gezegd, dan zou de Heer Zelf hem wel iets gezegd hebben; maar de Heer, die goed weet wat er aan de hand is, lijkt daar niet de minste aandacht aan te schenken. En als Hij en de hooggeplaatste machthebbers van Rome totaal geen aandacht schenken aan deze hele zaak, dan kunnen ook wij beiden er geheel zeker van zijn dat deze kwestie niet meer om het lijf had dan ik je zojuist heb duidelijk gemaakt. Behalve dit wil ik je echter van ganser harte bedanken voor je; zeer vriendelijke aanbod, en wel met de voor mij zeer aangename verzekering, dat ik daar zonder meer gebruik van zal maken.
Hoofdstuk 101: Roclus en Floran in gesprek over Stahar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] God en goden zijn echter alleen mensen die genoeg energie en kracht bezitten om zich dat zelf te maken. Alleen het begin daartoe is moeilijk; is de zaak na vele jaren eenmaal goed ontwikkeld en uitgewerkt, dan is alles nog slechts kinderspel. Met enkele schijnwonderen kun je de hele wereld overreden. Je hoeft dan slechts torenhoge tempels te bouwen en deze van buiten, maar vooral van binnen met allerlei mystiek gedoe te versieren, en de blinde mensheid het bestaan van een ergens vertoevende almachtige god bij te brengen, wiens dienaren en uitvoerders van zijn wil natuurlijk niemand anders dan alleen wij, priesters, mogen zijn!
Hoofdstuk 102: Roclus belicht het Farizeeërdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Want weetje, bij ons Grieken bestaat al heel lang een uitdrukking met betrekking tot iemand die iets ontzettend doms zegt of doet: 'Die is nog dommer dan een joodse Farizeeër! ' Hiermee wil ik echter in het geheel met zeggen dat de meeste, of zelfs alle, Farizeeën dom zijn; maar van het grote aantal dat er van hen is, zijn het er in ieder geval wel veel. Maar over hun domheid wil ik het nog niet eens zozeer hebben; maar dat de meeste Farizeeën uiterst kwaadaardige en onverzoenlijke, wraakzuchtige mensen zijn, dat is een algemeen erkende waarheid die helaas maar al te zeer wordt bevestigd door talloze treurige en bittere ervaringen. En alleen om die reden ben ik eigenlijk een uitgesproken vijand van deze mensen; want met hen houdt iedere gemeenschap en iedere vorm van samenwerken en onderhandelen op, -daar houdt alles, alles op!
Hoofdstuk 102: Roclus belicht het Farizeeërdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Dat ik echter nu en ook vroeger nooit zo helemaal tot die Farizeeën heb behoord zoals jij er net een paar ten tonele hebt gevoerd, wil ik je bewijzen door jou ten eerste je totaal verkeerde beoordeling van mij van ganser harte te vergeven, en je ten tweede vriendelijk te verzoeken om ook mij samen met Floran in jullie instituut op te nemen!
Hoofdstuk 104: Stahar vertelt over zichzelf en zijn levenservaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Ik heb echter vijftig jaar lang intensief aan mezelf gewerkt en daar tot nog toe niets mee bereikt; en nu heb ik helemaal niet meer gewerkt en wilde ook van geen enkele arbeid meer iets horen, en juist nu in mijn werkeloze toestand heeft de Heer mij meer gegeven dan ik ooit heb gezocht! Daardoor is mijn oude levens zandsteppe nu wel veranderd in een weelderige levenstuin; maar daar heb ik in het geheel niet de hand in gehad, maar de Heer heeft het vrijwillig gedaan! En zoals het hier nu met mij en mijn negenenveertig collega's het geval is, zo was het ook het geval met vele anderen, waarop jijzelf geen uitzondering bent!
Hoofdstuk 104: Stahar vertelt over zichzelf en zijn levenservaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Een derde gaat vissen, juist als het hard nodig is omdat hij vis voor de markt moet hebben. Hij slooft zich een hele nacht uit, ruim voorzien van alle knepen en andere kunstgrepen voor het vissen, en zijn netten blijven leeg. 's Morgens geeft hij zijn hele visserij totaal mismoedig op, werpt echter zijn netten puur voor de grap toch nog een keer uit, en wel in de volle overtuiging dat hij geen enkele vis zal vangen. En kijk, de uitgeworpen netten beginnen te scheuren enkel door het grote aantal mooie en edele vissen dat hij vangt. Ja, waarom dan nu opeens zoveel -en daarvóór gedurende de hele nacht niets?
Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzien van de heer twijfelde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ze gaan nu beiden naar hun tafel. Als Stahar zijn plaats weer inneemt, vragen hem meteen enkelen wat hij toch allemaal met die Griek besproken heeft; Stahar wijst hen echter terecht wegens zulke vrouwelijke nieuwsgierigheid en zegt voorlopig niets.
Hoofdstuk 106: Het beperkte inzicht van de engelen in het denken van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Wij moeten ons nu met allerlei wonderdoenerij toerusten, omdat daarmee zelfs iemand die al een heldere visie heeft, nog het gemakkelijkst geïmponeerd kan worden; maar de wonderen moeten heel uitgelezen en tot.;lal nieuw en liefst nog nooit vertoond zijn, anders lopen we vast, en maken die verwenste magiërs die van alle kanten naar Jeruzalem stromen, ons verdacht en tenslotte zelfs belachelijk, -vooral nu tot overmaat van ramp ook de Essenen in ons bijzijn wonderen verrichten, wat een grote schande is, en er nu ook nog in Galilea een nieuwe, buitengewoon grote wonderdoener opgetreden is die als het ware regelrecht energiek tegen ons te velde trekt en ons tot iedere prijs in het verderf wil storten! Die moet echter ook koste wat het kost door ons vernietigd worden, zoals die doper in de Jordaan ook vernietigd moet worden; want die heeft ons al onnoemelijk veel schade toegebracht! Kortom, dergelijke leraren moeten uit de weg geruimd worden, anders komt ons oude volksbedrog op armzalige wijze aan het licht en dan is het met ons en met ons comfortabele leventje Voor altijd afgelopen. -Hoe denk jij daarover?'
Hoofdstuk 102: Roclus belicht het Farizeeërdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Ik was het ook die de tempel afraadde om tegen de wonderen van jullie instituut te velde te trekken, omdat de tempel daardoor zijn eigen wonderen verdacht zou maken. En zie, mijn raad werd van de kant van de tempel tot nog toe nog altijd zeer gerespecteerd en je kunt niet beweren, dat er door de tempel ooit iets wezenlijks tegen jullie ondernomen is! En als ik mij echter tegen jullie nog als een aartsjood heb gedragen, dan zal ik dat als lid van jullie instituut zeker niet doen, en dat nu des te minder, nu wij hier allemaal de grootste levenswaarheid hebben gevonden en een en dezelfde Heer en Meester van eeuwigheid! Als mijn aanbod je bevalt, neem het dan aan, en dan ben ik met al mijn niet zo geringe schatten jullie man in de naam van de Heer!'
Hoofdstuk 104: Stahar vertelt over zichzelf en zijn levenservaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] De weg hierheen naar de oude visser Marcus zijn wij beiden voor ons plezier heel vaak gegaan. Hebben wij echter ooit ook maar het minste Voorteken waargenomen dat voor ons beiden hier eenmaal het grootste levenslicht zou opgaan, dat wij juist hier de enig ware God, van wie wij niet één keer ondanks alle zoeken ooit enig begrip konden krijgen, niet alleen begripsmatig, maar -incredibile dictu** (** ongelooflijk om te zeggen) - zelfs volkomen persoonlijk zouden leren kennen, en dat op een manier die niet de minste twijfel laat bestaan? Kijk, zo gaat het met alle dingen vanuit God! Als men eigenlijk helemaal niets meer zoekt, dan vindt men vaak duizendmaal meer dan men gezocht heeft! ...
Hoofdstuk 105: De onbegrijpelijke wegen van de Voorzienigheid. Waarom Stahar ten aanzien van de heer twijfelde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] RAPHAËL zegt: 'Nu ja, je zult wel zien wat er gaat gebeuren. De Heer openbaart ons dan ook niet altijd wat Hij wil doen, ofschoon wij de gepersonifieerde uitdrukking zijn van Zijn aartswil (hoogste wil) .Wij staan het dichtst bij Hem als uitvloeisel van Zijn oergoddelijke leven, willen en zijn, en in feite zijn we niets anders dan de uitdrukking van de goddelijke wil en de goddelijke kracht; echter niet in Zijn persoonlijke wezen, maar wij zijn los daarvan aanwezig en werkend. Rondom God zijn wij zo ongeveer datgene, wat het uit de zon naar buiten stromende licht is, dat ook overal waar het maar komt alles met leven vervult ontwikkelt, opwekt, doet rijpen en voltooit.
Hoofdstuk 106: Het beperkte inzicht van de engelen in het denken van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Tenslotte zal er een tijd komen dat de mensen erg knap en handig in alle dingen zullen worden, en allerlei machines zullen bouwen die alle menselijke arbeid zullen verrichten als levende, met verstand begaafde mensen en dieren; daardoor zullen echter vele mensenhanden werkeloos worden, en de maag van de arme, werkeloze mensen zal veel honger kennen. De ellende van de mensen zal dan een ongelooflijke hoogte bereiken. Dan zullen er weer mensen door Mij worden opgewekt, deze zullen meer dan tweehonderd jaar lang de waarheid van Mijn naam verkondigen. Degenen die hun woorden ter harte zullen nemen, zal het tot heil strekken, ofschoon hun aantal maar klein zal zijn!
Hoofdstuk 108: Het tijdperk van de techniek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Morgen nemen wij voor langere tijd afscheid en Ik zal over bijna een jaar deze streek weer bezoeken en met Mijn voeten betreden; maar omdat Ik hier zo'n grote overwinning heb bevochten en daarom een blijvend monument in de vorm van dit badhuis en de nieuwe haven heb opgericht, dat niet gemakkelijk ooit geheel verwoest zal worden -behalve in een tijd dat het geloof aan Mij zal verdwijnen en daarmee de liefde -, wil Ik dan ook nog iets doen. Dan echter, als geloof en liefde onder de mensen niet meer zullen bestaan, zullen hordes barbaren deze landen binnenvallen en alle gedenktekens verwoesten van deze grote tijd, die zich sinds Mozes tot aan Mij over deze landen heeft uitgebreid.
Hoofdstuk 107: Een voorspelling van de Heer over de toekomst: de volksverhuizing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)